Hoofdstuk 3 De organisatiecultuur en -omgeving © Pearson Education Benelux, 2003 3-1 Leerdoelen Je moet het volgende kunnen: – de verschillen tussen de symbolische en omnipotente opvatting van management aangeven; – uitleggen wat verstaan wordt onder organisatiecultuur; – de zeven dimensies die tezamen de cultuur van een organisatie vormen, beschrijven; – uitleggen waardoor culturen sterk of zwak kunnen zijn; – beschrijven op welke verschillende manieren werknemers een cultuur kunnen aanleren; © Pearson Education Benelux, 2003 3-2 Leerdoelen (verv.) Je moet het volgende kunnen: – uitleggen hoe de cultuur managers beperkingen kan opleggen; – de verschillende onderdelen van de specifieke en algemene omgevingen van een organisatie benoemen; – de verschillen tussen zekere en onzekere omgevingen aangeven; – de verschillende stakeholders waarmee managers te maken kunnen krijgen, kennen; – uitleggen hoe managers relaties met externe stakeholders beheren. © Pearson Education Benelux, 2003 3-3 De manager: omnipotent of symbolisch? De omnipotente opvatting – Managers zijn direct verantwoordelijk voor het succes van een organisatie • Ook als de organisatie slecht presteert, wordt dit de manager aangerekend De symbolische opvatting – De invloed van de manager op het succes van een organisatie is minimaal – Managers moeten betekenis uit willekeur, verwarring en dubbelzinnigheid destilleren De werkelijkheid: een compromis – Managers zijn hulpeloos noch almachtig © Pearson Education Benelux, 2003 3-4 Variabelen in de beslissingsbevoegdheid van managers Organisatiecultuur © Pearson Education Benelux, 2003 Beslissingsbevoegdheid Omgeving van organisatie 3-5 De cultuur binnen een organisatie Wat is een organisatiecultuur? – Het geheel van gemeenschappelijke opvattingen binnen een organisatie dat in hoge mate bepalend is voor hoe werknemers handelen • Een gemeenschappelijke perceptie • Individuele werknemers beschrijven de cultuur in gelijke bewoordingen • Een beschrijvende term – Het samengestelde beeld van een organisatiecultuur kan zeven dimensies hebben • De ‘persoonlijkheid’ van een organisatie wordt vaak door een van deze dimensies gevormd © Pearson Education Benelux, 2003 3-6 Figuur 3.2: De organisatiecultuur – zeven dimensies © Pearson Education Benelux, 2003 3-7 De organisatiecultuur (verv.) Sterke versus zwakke culturen – In sterke culturen worden de kernwaarden door iedereen onderschreven en gedeeld – Sterke culturen hebben meer invloed op werknemers dan zwakke culturen – Werknemers in organisaties met een sterke cultuur tonen meer inzet – Sterke culturen worden met betere prestaties geassocieerd – De meeste organisaties hebben een gemiddelde tot sterke cultuur © Pearson Education Benelux, 2003 3-8 De organisatiecultuur (verv.) Hoe ontstaat een cultuur? – Is vaak een afspiegeling van de ideeën van de oprichters • Oprichters vormen het beeld van wat de organisatie vertegenwoordigt Hoe werknemers zich een cultuur eigen maken – Verhalen – Verhalen over belangrijke mensen of gebeurtenissen – Rituelen – Repetitieve activiteiten – Materiële symbolen – Essentieel voor het creëren van de ‘persoonlijkheid’ van de organisatie – Taal – Identificeert een lid van een bepaalde cultuur • Organisaties ontwikkelen uniek jargon of terminologie © Pearson Education Benelux, 2003 3-9 De organisatiecultuur (verv.) Hoe cultuur managers beïnvloedt – Richtlijnen voor geschikt managersgedrag – Beperkt het beslissingsproces in alle managementfuncties: • Plannen – De hoeveelheid risico die plannen mogen bevatten – Hoeveel omgevingsanalyse nodig is • Organiseren – De autonomie die aan werknemers wordt gegeven – De mate van interactie tussen afdelingen • Leidinggeven – De mate waarin managers zich bezighouden met de voldoening die werknemers uit het werk halen – Welke stijl van leiderschap geschikt is • Controleren – Vertrouwen in externe of interne controle – Welke prestatiecriteria moeten worden gebruikt © Pearson Education Benelux, 2003 3-10 De externe omgeving Algemene omgeving Leveranciers Klanten De organisatie Pressiegroepen © Pearson Education Benelux, 2003 Concurrenten Specific Environment 3-11 De omgeving Beschrijving van de externe omgeving – Externe omgeving – Instellingen of krachten van buitenaf die invloed kunnen hebben op de resultaten van een organisatie • Specifieke omgeving – Dat deel van de omgeving dat direct invloed heeft op het al dan niet bereiken van de doelstellingen van een organisatie – Direct gerelateerd aan het behalen van doelstellingen – Is uniek voor elke organisatie, en omvat: » Klanten – Nemen de output van de organisatie af » Leveranciers – Zorgen voor grondstoffen en materieel » Concurrenten – Invloed van internet » Pressiegroepen – Speciale belangengroepen © Pearson Education Benelux, 2003 3-12 De omgeving (verv.) – De externe omgeving (verv.) • Algemene omgeving – Omstandigheden van buitenaf die van invloed kunnen zijn op de organisatie – Economische omstandigheden – Renteschommelingen, veranderingen in besteedbaar inkomen en de fase in de algemene bedrijfscyclus – Juridische omstandigheden – Landelijke, provinciale en gemeentelijke regelingen » Grote investeringen om aan regelgeving te voldoen » Beperkt mogelijkheden van organisatie – Politieke omstandigheden – Algemene stabiliteit van het land » Instelling van ambtenaren ten opzichte van organisatie © Pearson Education Benelux, 2003 3-13 © Pearson Education Benelux, 2003 3-14 De omgeving (verv.) – De externe omgeving (verv.) • De algemene omgeving (verv.) – Sociaal-culturele omstandigheden – De verwachtingen van de samenleving » Normen, waarden en interesses – Demografische omstandigheden – Trends en ontwikkelingen in de fysieke samenstelling van de bevolking » Bijv. ‘babyboomers’, invloedrijk door hun aantal » Bijv. ‘digitale generatie’, kennis en acceptatie van computers © Pearson Education Benelux, 2003 3-15 De omgeving (verv.) – De externe omgeving (verv.) • De algemene omgeving (verv.) – Technologische omstandigheden – Het snelst veranderende aspect van de algemene omgeving » Verandert de manier waarop organisaties zijn gestructureerd » Informatie vormt de basis van concurrentievoordeel – Mondiale omstandigheden – Vergroot het aantal mondiaal actieve concurrenten en consumentenmarkten » Heeft veel invloed op organisaties © Pearson Education Benelux, 2003 3-16 De omgeving (verv.) Hoe de omgeving invloed heeft op managers – Beoordeling van onzekerheid in de omgeving, bepaald door: • De mate van onvoorspelbare verandering – Dynamisch – Frequente verandering – Stabiel – Minimale verandering • Complexiteit van de omgeving – Het aantal onderdelen van de omgeving – De informatie over deze onderdelen die bekend of nodig is • Managers proberen onzekerheid te minimaliseren © Pearson Education Benelux, 2003 3-17 Figuur 3.7: Matrix van onzekerheid in de omgeving © Pearson Education Benelux, 2003 © Pearson Education Benelux, 2003 3-18 De omgeving (verv.) Management van stakeholders – Wie of wat zijn stakeholders? • Alle belanghebbenden in de externe omgeving van de organisatie die invloed ondervinden van de beslissingen en acties van deze organisatie –Interne en externe groepen –Kunnen de organisatie beïnvloeden © Pearson Education Benelux, 2003 3-19 De omgeving (verv.) Management van stakeholders (verv.) – Waarom is management van stakeholders belangrijk? • Hoe beter de relatie, hoe meer invloed managers op de resultaten van de organisatie kunnen uitoefenen • Het is ‘juist’ om te doen © Pearson Education Benelux, 2003 3-20 Figuur 3.8: Stakeholders © Pearson Education Benelux, 2003 3-21 De omgeving (verv.) Management van stakeholders (verv.) – Hoe kan men deze relaties beheren? • Vier stappen: – Stel vast wie de stakeholders zijn – Bepaal de huidige en potentiële specifieke belangen van elke groep stakeholders – Bepaal of de stakeholder essentieel is – Bepaal de juiste methode om de relatie te beheren • Hoe te werken met een groep stakeholders is afhankelijk van het belang van de groep en de mate van onzekerheid in de omgeving © Pearson Education Benelux, 2003 3-22 Figuur 3.9: De relaties met stakeholders beheren © Pearson Education Benelux, 2003 3-23