Hoofdstuk 4 Management in een wereldwijde omgeving © Pearson Education Benelux, 2003 4-1 Leerdoelen Je moet het volgende kunnen: – het belang van een wereldwijd perspectief op management inzien; – de drie verschillende denkwijzen over internationaal zakendoen kennen; – de verschillende regionale handelsallianties beschrijven; – uitleggen waarom zoveel landen lid zijn van een regionale handelsalliantie; – multinationals, transnationals en mondiale organisaties definiëren; © Pearson Education Benelux, 2003 4-2 Leerdoelen (verv.) Je moet het volgende kunnen: – de gebruikelijke fasen voor internationaal zakendoen beschrijven; – de vijf dimensies van een nationale cultuur beschrijven; – de Amerikaanse cultuur beschrijven op basis van de vijf dimensies van een nationale cultuur; – weten welke aanpassingen moeten worden gemaakt door een manager van een bedrijf dat internationaal actief wil worden. © Pearson Education Benelux, 2003 4-3 Van wie is welk product? De mondiale omgeving… – maakt nationale grenzen steeds minder relevant; – biedt mogelijkheden voor aanzienlijke marktuitbreiding; – biedt talloze uitdagingen voor managers. © Pearson Education Benelux, 2003 4-4 Amerikaanse bedrijven die hun meeste winst uit niet-Amerikaanse activiteiten halen Bedrijf Manpower Exxon Mobil Colgate-Palmolive Texas Instruments Avon McDonald’s Coca-Cola Gillette © Pearson Education Benelux, 2003 Inkomsten uit nietAmerikaanse activiteiten (%) 77,0 71,8 71,6 67,8 65,8 61,6 61,2 60,1 4-5 Wat is jouw wereldwijde uitzicht? Provincialisme – Men ziet de wereld uitsluitend door eigen ogen – Men onderkent niet dat andere mensen een andere manier van leven en werken kunnen hebben – Vormt een significant obstakel voor managers Etnocentrisch perspectief – De provincialistische instelling dat het beste werk en de beste werkpraktijken in het eigen land te vinden zijn – Werknemers in andere landen worden niet toevertrouwd met belangrijke beslissingen of technologie © Pearson Education Benelux, 2003 4-6 Wat is jouw wereldwijde uitzicht? (verv.) Polycentrische instelling – De overtuiging dat managers in het gastland zelf wel weten hoe ze de bedrijfsactiviteiten daar het best kunnen uitvoeren – Laat werknemers in andere landen hun eigen werkpraktijk vaststellen Geocentrische instelling – Richt zich op het gebruiken van de beste beschikbare werkwijzen en mensen van over de hele wereld – Zoekt naar de beste werkwijzen en mensen, ongeacht locatie © Pearson Education Benelux, 2003 4-7 Figuur 4.2: Kernpunten van de drie wereldwijde perspectieven © Pearson Education Benelux, 2003 4-8 De wereldwijde omgeving Regionale handelsverdragen – Mondiale concurrentie wordt beïnvloed door regionale verdragen voor handel en samenwerking – De Europese Unie – Opgericht met het Verdrag van Maastricht, 1992 • Voor een verenigde economische handelseenheid • Voor een enkele markt, zonder obstakels voor reizen, werk, investeringen en handel • Economische en Monetaire Unie (EMU) – Euro – De gemeenschappelijke munt – Voor het verhogen van de economische macht ten opzichte van de V.S. en Japan – Een van ‘s werelds rijkste markten © Pearson Education Benelux, 2003 4-9 Figuur 4.4: De lidstaten van de Europese Unie © Pearson Education Benelux, 2003 4-10 De wereldwijde omgeving (verv.) Regionale handelsverdragen (verv.) – North American Free Trade Agreement (NAFTA) • Koppeling van de Amerikaanse, Mexicaanse en Canadese economieën • Sinds 1994 geen obstakels meer voor de vrije handel (accijnzen, importrechten, douanekosten) – Andere Latijns-Amerikaanse handelsverdragen: • Free Trade Area of the Americas (FTAA) • Southern Cone Common Market (Mercosur) © Pearson Education Benelux, 2003 4-11 Figuur 4.5: Leden van Mercosur © Pearson Education Benelux, 2003 4-12 De wereldwijde omgeving (verv.) Regionale handelsverdragen (verv.) – Association of Southeast Asian Nations (ASEAN) • Alliantie van tien Zuidoost-Aziatische landen • Opgericht in een van de snelst groeiende economische regio’s ter wereld • Kan een concurrent worden van de NAFTA en de EU © Pearson Education Benelux, 2003 4-13 Figuur 4.6: Leden van ASEAN © Pearson Education Benelux, 2003 4-14 De wereldwijde omgeving (verv.) Verschillende typen internationaal actieve organisaties – Multinational corporation (MNC) • Multinational; een bedrijf dat in veel andere landen activiteiten ontplooit en deze vanuit het hoofdkantoor in het thuisland aanstuurt • Weerspiegelt de etnocentrische instelling – Transnational corporation (TNC) • Transnational; een bedrijf dat omvangrijke activiteiten in diverse landen ontplooit en die activiteiten door het management in die landen zelf laat uitvoeren • Activiteiten worden door werknemers uit het gastland uitgevoerd • Marketingstrategieën zijn aan gastland aangepast • Weerspiegelt de polycentrische instelling © Pearson Education Benelux, 2003 4-15 De wereldwijde omgeving (verv.) Verschillende typen internationaal actieve organisaties (verv.) – Mondiale organisatie • Een internationaal actieve organisatie die de kunstmatige geografische scheidingen heeft verwijderd • Een poging om de efficiëntie en de effectiviteit in een competitieve mondiale markt te verbeteren • Weerspiegelt de geocentrische instelling © Pearson Education Benelux, 2003 4-16 Hoe organisaties internationaal actief worden Drie fasen – Elke opeenvolgende fase vereist meer internationale investeringen en brengt ook meer risico met zich mee Fase I – Eerste stappen richting internationaal zakendoen: • Exporteren – Een benadering van internationaal werken, waarbij producten in het thuisland worden gemaakt en in het buitenland worden verkocht • Importeren – Een onderdeel van de ontwikkeling van internationale activiteiten; producten worden in het buitenland gemaakt en in het thuisland verkocht – De meeste organisaties beginnen met deze stappen – Vereist weinig investering en is relatief ‘veilig’ © Pearson Education Benelux, 2003 4-17 Hoe organisaties internationaal actief worden (verv.) Fase II – Werknemers van de organisatie zijn nog steeds niet buiten het thuisland werkzaam – Voor de verkoop kan de organisatie het volgende doen: • werknemers regelmatig op zakenreis sturen; • in het buitenland vertegenwoordigers inschakelen. – Voor de productie kan de organisatie een buitenlands bedrijf inschakelen en de productie uitbesteden © Pearson Education Benelux, 2003 4-18 Hoe organisaties internationaal actief worden (verv.) Fase III – In deze fase worden de meeste investeringen gedaan – Licentie- en franchisesysteem • Bij beide systemen geeft een bedrijf een ander bedrijf het recht een merknaam, technologie of productspecificaties te gebruiken • Het licentiesysteem wordt voornamelijk voor productie gebruikt • Het franchisesysteem wordt voornamelijk voor dienstverlening gebruikt © Pearson Education Benelux, 2003 4-19 Hoe organisaties internationaal actief worden (verv.) Fase III (verv.) – Strategische allianties • Partnerships tussen een organisatie en een buitenlandse organisatie • Beide organisaties delen kennis en middelen • Beide organisaties delen de risico’s en de beloning • Joint venture – De partners komen overeen om een aparte, onafhankelijke organisatie te vormen, voor een of ander zakelijk doel. © Pearson Education Benelux, 2003 4-20 Hoe organisaties internationaal actief worden Fase III (verv.) – Buitenlandse dochteronderneming • Vereist directe investeringen in een ander land –Oprichting van een aparte en onafhankelijke productiefaciliteit of kantoor • Vereist de meeste investeringen van middelen • Brengt het meeste risico met zich mee © Pearson Education Benelux, 2003 4-21 Hoe organisaties internationaal actief worden Fase I Fase II Fase III Passieve respons Eerste openlijke toetreding Gevestigde internationale activiteiten Dochteronderneming Joint ventures Export naar andere landen Import uit andere landen © Pearson Education Benelux, 2003 Inschakelen van vertegenwoordigers of uitbesteding aan buitenlandse producenten Strategische allianties Licentie-/ Franchisesysteem 4-22 Management in een wereldwijde omgeving De politiek-juridische omgeving – Nederland kent een stabiel juridisch en politiek systeem – Managers in andere landen kunnen iets anders gewend zijn: • Sommige landen kennen veel regeringswisselingen • Men moet rekening houden met de regelgeving in den vreemde • Corruptie is in sommige landen normaal De economische omgeving – De internationaal actieve manager moet op het volgende letten: • De koers van de eigen munt ten opzichte van de vreemde munt • Verschillende inflatieniveaus in verschillende landen • Verschillende belastingstelsels © Pearson Education Benelux, 2003 4-23 Management in een wereldwijde omgeving (verv.) De culturele omgeving – Nationale cultuur • De normen en waarden die door individuen in een bepaald land worden gedeeld • Vormt gedrag en instelling • Heeft meer invloed op werknemers dan de organisatiecultuur • Het verkrijgen van informatie over de nationale cultuur kan lastig zijn © Pearson Education Benelux, 2003 4-24 Management in een wereldwijde omgeving (verv.) De culturele omgeving (verv.) – Geert Hofstede – Vijf dimensies van nationale cultuur • Individualisme versus collectivisme – Individualisme – Een lossere sociale structuur » Van mensen wordt verwacht dat ze zich op hun eigen belangen en die van hun directe omgeving richten » Rijkere landen lijken meer individualistisch te zijn – Collectivisme – Een hechtere sociale structuur » Mensen verwachten van leden van hun eigen groep dat ze voor hen opkomen » Loyaliteit aan de eigen groep » Armere landen lijken meer collectivistisch te zijn © Pearson Education Benelux, 2003 4-25 Management in een wereldwijde omgeving (verv.) De culturele omgeving (verv.) – Geert Hofstede (verv.) • Machtsafstand – Beschrijft de mate waarin een samenleving een onevenwichtige verdeling van macht in organisaties accepteert – Een cultuur met een grote machtsafstand accepteert grote verschillen in macht – Een cultuur met een kleine machtsafstand probeert machtsverschillen te verkleinen • Onzekerheidsvermijding – Beschrijft de mate waarin mensen risico’s en onconventioneel gedrag accepteren – Laag – Risico’s en meningsverschillen worden geaccepteerd – Hoog – Politieke en sociale structuren voor het vergroten van zekerheden en het verminderen van risico’s © Pearson Education Benelux, 2003 4-26 Management in een wereldwijde omgeving (verv.) De culturele omgeving (verv.) – Geert Hofstede (verv.) • Masculiniteit versus femininiteit – Masculiniteit – De cultuur hecht waarde aan assertiviteit en de acquisitie van geld en materiële zaken – Femininiteit – De cultuur hecht waarde aan relaties » Begrip en zorg voor het welvaren van anderen © Pearson Education Benelux, 2003 4-27 Management in een wereldwijde omgeving (verv.) De culturele omgeving (verv.) – Geert Hofstede (verv.) • Gerichtheid op korte versus lange termijn – Korte termijn – De mate waarin een samenleving wordt gekenmerkt door respect voor traditie en sociale verplichtingen, beperkte investeringen, snelle resultaten en aandacht voor beeldvorming – Lange termijn – De mate waarin een samenleving wordt gekenmerkt door (onder andere) het aanpassen van traditie aan de omstandigheden, zuinig omspringen met middelen, geleidelijke resultaten en aandacht voor normen en waarden © Pearson Education Benelux, 2003 4-28 Figuur 4.9: De culturele dimensies van Hofstede © Pearson Education Benelux, 2003 4-29 Is werken in het buitenland iets voor jou? Criteria voor het selecteren van uit te zenden werknemers – Technische en menselijke factoren – Criteria worden beïnvloed door de ervaring van het bedrijf en de wens om internationaal zaken te doen – Onder andere technische vaardigheden, taalvaardigheden, flexibiliteit en aanpassingsvermogen van het gezin © Pearson Education Benelux, 2003 4-30 Is werken in het buitenland iets voor jou? Factoren die de aanpassing aan werken in het buitenland beïnvloeden – Aanpassingen vóór vertrek – Afhankelijk van: • Reële verwachtingen aangaande het werk en het land waarnaar men wordt uitgezonden • Training vóór vertrek en eerdere ervaringen – Aanpassingen na aankomst – Afhankelijk van: • Individuele factoren • Factoren met betrekking tot de organisatie – organisatiecultuur – organisatiesocialisatie © Pearson Education Benelux, 2003 4-31 Figuur 4.11: Factoren die aanpassing aan werken in het buitenland beïnvloeden © Pearson Education Benelux, 2003 4-32