Het Joods-Christelijk mensbeeld. Wanneer we spreken over het Joods-Christelijk mensbeeld dat gaat het niet over 1 of 2 kenmerken. Het mensbeeld in de Bijbel is vrij omvangrijk en breed gekleurd. In de Thora wordt gesproken over: - Verantwoordelijkheid voor de schepping Kwaliteit van het leven Herstel van geschonden relaties Inrichting van een rechtvaardige samenleving Een levenslang proces van leren en leven om God en schepping te dienen Iedereen is volwaardig mens De mens is onvolmaakt Het leven op aarde is een voorbereiding op de hemel In het Nieuwe Testament wordt de mens voorgesteld als bestaande uit ‘Lichaam, ziel en geest’. Het 1 is niet belangrijker dan het andere. Er bestaat geen dualisme, het lichaam is aards en het andere dat geestelijk is en daarom verheven. De “trits” als geheel is betrokken bij het eren van God in leven en gedrag. Het doel van de mens. Het doel van de mens is te zijn zoals God hem tot voorbeeld is. Dit wordt uitgedrukt in de woorden: ‘God liefhebben boven alles en je naasten als jezelf’. Dit betekent dat ieder in beginsel met het leven van de ander om moet gaan alsof de gehele wereld er vanaf hangt. Eigenschappen van de mens: - Besef een moreel wezen te zijn Heeft een geweten Heeft een vrije wil Heeft verstand Een wezenlijk deel van dit mensbeeld is de afhankelijkheid van God. Door haar hang naar zonde, de onwil tegenover God, is er een breuk ontstaan tussen God en mens. Een ander opvallend aspect van het Joods-Christelijk mensbeeld, is haar visie op productiviteit en resultaten. De 7e dag van de schepping is de climax van de schepping. Het is de dag waarop de mens de opdracht krijgt te rusten om tijd te nemen voor God en het gezin. Socrates Het belangrijkste gedachtegoed van Socrates hing samen met het feit dat hij de ziel als bron van alle waarheid zag. Hiermee schaart hij zich in het groepje filosofen dat een dualistisch mensbeeld heeft, want Socrates onderscheidde het lichaam van de ziel en beschreef daarmee 2 onderdelen van de mens. Plato Plato onderscheidt heel de werkelijkheid in 2 domeinen: - De zichtbare wereld, die een mens met zijn zintuigen kan herkennen. De geestelijke wereld, die een mens met zijn verstand gekend kan worden. Plato wordt ook wel de 1e rationalist genoemd, omdat voor hem de kennis van het verstand betrouwbaarder is dan de kennis van de zintuigen. Plato’s beschouwing van de werkelijkheid brengt hem dan ook tot een “dualistisch” mensbeschouwing ( antropologie). Hij maakt bij de mens een scherp onderscheid tussen lichaam en ziel, waarbij de ziel heerschappij heeft. De ziel is de eigenlijke kern van het mens-zijn, want de ziel ontstond al voor de geboorte. Het lichaam is van lagere orde. Omdat volgens Plato de ziel belangrijker is dan het lichaam, is het voor een mens ook veel beter om zich bezig te houden met zijn geestelijk welzijn dan zich druk te maken om zijn lichamelijke behoeften. Volgens Plato maakte de geboorte deel uit dan de geestelijke wereld der ideeën. Dit zijn de zuivere vormen van alle dingen. Alles wat er in de onvolmaakte wereld bestaat, zijn afgeleid van de volmaakte vorm in de wereld van ideeën. Aristoteles Aristoteles ziet de ziel als het vormende en structurerende beginsel van alle levende organismen. Hij onderscheidt echter wel en bepaalde opbouw in de ziel zoals die in de natuur voorkomt. - Planten hebben een vegetatieve ziel, die gericht is op het verkrijgen van voedsel Dieren hebben, boven de vegetatieve, ook een sensitieve ziel, die beweging en gewaarwording mogelijk maakt. Mensen hebben daarenboven als enige wezens een rede, die hen in staat stelt tot geestelijke activiteit. Biologisch mensbeeld Als oudste wordt gezien de hersenstam met het aangrenzende gebied. Dit deel regelt alle automatische lichaamsprocessen. Maar ook hormoonproductie, blozen en andere onwillekeurige emoties. Dit deel worden ook wel het reptielhersenen genoemd. Het middendeel (zoogdierhersenen) bestaat uit een aantal die in een groter gebied rond de hersenstam liggen. Hier worden verdriet, spanning, agressie en liefde ervaren. Het zijn emoties die we niet helemaal kunnen beheersen. Volgens de evolutietheorie is dan de jongste hersenstructuur die van de hersenschors (jonge zoogdierenhersenen). Men stelt dat deze zich hebben ontwikkeld tot 2 grote frontaalkwabben. Deze neocortex maakt het mogelijk om nauwkeurig te kunnen waarnemen. Het om kunnen gaan met symbolische informatie als taal en muziek en het gebruik van ruimtelijk inzicht worden mogelijk gemaakt via dit hersengedeelte. Volgens de evolutiebiologen zou dit het laatste deel zich snel hebben ontwikkeld in de laatste 200.000 jaar wat de mens uniek maakt. Veel hersen- en gedragsonderzoekers zijn ‘Reductionistisch’. Zij beperken het bestaan van de mens tot alleen zijn hersenfunctie in biologische begrippen. Herman van Praag beweert dat brein en geest bestaan uit fundamenteel verschillende “stuff”. Dat betekent dat de geest of wat we de geest noemen niet geheel te herleiden is tot alleen hersencellen. Dit zegt ook niets over het waarom en waar vandaan onze religieuze gevoelens en behoeften komen. De TeNaCH maakt onderscheid tussen geest en brein door te stellen dat God Adam creëert uit “stof”, uit stoffelijke elementen. Maar de geest ontstaat anders, niet uit stof. Psychologische mensbeelden In de oudheid beweerde Hippocrates dat het karakter werd bepaald door 4 levenssappen in het lichaam: Bloed, Slijm, Gele Gal & Zwarte Gal. Wanneer 1 van deze types sterk overheerst, leidt dat tot een bepaald karaktertype. Zo kent Hippocrates: - Sanguinicus: (bloed) opgewekt en vrolijk, ook oppervlakkig en snel afgeleid. Flegmaticus: (slijm) rustig, kalm en reageren vaak onbewogen. Cholericus: (Gele Gal) druk, opvliegend maar ook vasthoudend en actief. Melancholicus: (Zwarte Gal) zwaarmoedig, somber, pessimistisch van aard. Psychologie is voortgekomen uit de wijsbegeerte die zich bezighield met de psyche (de ziel) van de mens en gaat zodanig terug op Aristoteles. Tegenwoordig wordt de taak vaak omschreven als het onderzoek naar de oorzaken en doeleinden van het menselijk gedrag. Psychiatrie is in de loop van de tijd voortgekomen uit een combinatie van psychologie en geneeskunde. Psychoanalytisch mensbeeld Sigmund Freud stelt dat de menselijke natuur gekenmerkt wordt door een sterke wil tot voortleven en voortplanten. Deze drift zorgt ervoor dat baby’s zich prettig voelen. Omdat in de biologische ontwikkeling alles draait om geslachtsrijpheid, spreekt Freud over psychoseksuele ontwikkelingsfasen. Hij bedoelt daarmee dat alle eerdere ontwikkelingsfasen stappen zijn op weg naar geslachtsrijpheid en het vermogen tot voortplanting. Volgens hem wordt de persoonlijkheid van een volwassene mede bepaald door de ervaringen in de jeugd. Naast zijn theorie over de ontwikkeling van de mens heeft Freud ook een theoretisch model ontwikkeld van de menselijke psyche: - - Es. Hier komen alle onbewuste instincten en drijfveren uit voort. De drijfveren achter het Es zijn belangrijke krachten achter ons denken en doen, terwijl we ons daarvan niet bewust zijn. Ich. Dit deel komt tot ontwikkeling zodra een kind, door interactie met de omgeving, genit te beseffen dat het iemand is. In de opvoeding botsen drijfveren van het Es met de realiteit van de omgeving. Uber-Ich. Dit deel van de psyche ontwikkelt zich ongeveer vanaf het 3e levensjaar. Het is het vermogen om te onderscheiden wat wel en niet mag. Door grenzen te ervaren ontwikkeld het kind een geweten. Het Uber-Ich treedt op als een soort rechter, die beslist of het Ich goed of slecht heeft gehandeld, en beloont of straf met een goed of slecht geweten.