Thomas evangelie 87. De werkelijkheid is één en ondeelbaar Jezus zei: Ellendig is het lichaam dat slaaf is van het lichaam. en ellendig de ziel die slaaf is van de twee. De gnostiek is een verlossingsleer. Er is de onverloste staat en de verlossing. De onverloste staat wordt vaak betiteld als slavernij. En wat is de verlossing? Dat is niet zozeer een bevrijding van de onverloste mens, maar meer nog: de bevrijding van de vrijheid zelf. ‘Wij zijn geroepen tot vrijheid,’zegt Paulus in zijn brief aan de Galaten. En wat is het resultaat van die vrijheid? Dat wij, in die vrijheid, onze naaste lief kunnen hebben als onszelf, voegt Paulus daar nog aan toe, vrijheid als voorwaarde tot liefde. Paulus zegt ook in Gaklaten: ‘Christus heeft ons bevrijd opdat wij in vrijheid zouden leven; houd dus stand en laat u niet opnieuw een slavenjuk opleggen.’ Het begrip slavernij speelt ook een belangrijke rol in het jodendom, en dan verwijst het naar de slavernij in Egypte, waar God het Joodse volk uit bevrijd heeft, zo vertelt het Oude Testament. Deze als historische gebeurtenis beschouwde veertelling wordt binnen het jodendom ook veelvuldig symbolisch geduid, en dan gaat het ook om de slavernij van de ziel ergens aan, slavernij dus als beeld van de onverloste staat. Slavernij en vrijheid, dat zijn dus belangrijke thema’s, niet alleen voor Paulus en in het jodendom, ook in de gnostiek. Het evangelie van Filippus 11 zegt het zo: ‘De machten wilden de mens misleiden omdat ze zagen dat hij verwant is aan het waarachtig goede. Zij ontnamen aan wat goed is zijn naam en gaven die aan het niet-goede om de mensen met die naam te misleiden en hen te binden aan het niet-goede. En ach, wat zijn ze toch aardig voor de mensen! Bij wijze van gunst mag men zich in hun valse goedheid schikken. Maar ze wisten wat ze deden. Ze wilden de vrije mens gevangen nemen en voor eeuwig tot hun slaaf maken.’ Dit logion gaat over bepaalde vormen van slavernij. Van de slavernij aan het lichaam valt niet zo moeilijk in te zien wat daarmeee hier bedoeld zou kunnen worden. Wie zijn handelen geheel laat bepalen door zijn lichamelijke driften kan wel de illusie hebben een vrij mens te zijn – ik doe lekker waar ik zin in heb en trek me nergens wat van aan – maar die is in werkelijkheid een speelbal van luimen en begeertes. En hoe aantrekkelijk dat misschien ook kan lijken, het is een zeer onvrije staat. Maar waar slaat de zin op ‘ellendig is de ziel die slaaf is van de twee’? Dat is zeker niet meteen duidelijk. De sleutel tot het verstaan hiervan is de veelvuldige utspraak in Thomas dat we ‘de twee één moeten maken’. Het gaat dus om het begrip ‘de twee’. In Thomas 22 zegt Jezus: ‘Wanneer je de twee één hebt gemaakt (...) dan zul je binnengaan in het koninkrijk.’ En in logion 106 zegt Jezus: ‘Als jullie de twee één maakt, zul je een zoon van de mens worden.’ Het koptsiche woord dat in logion 22 en 106 vertaald is met ‘de twee’ vinden we ook hier in logion 87. Dus ook hier kunnen, en wat mij betreft dienen we dat zelfs te vertalen met ‘de twee’. En zeker ook wat de betekenis betreft dienen we de overeenkomst te zien. Goed, van de twee één maken is dus belangrijk. Thomas gaat over heelheid, omdat de mens in z’n heelheid deel is van de Bron. En bij die heelheid hoort ook het lichaam. Maar hoe kun je nu als ziel slaaf zijn van ‘de twee’? Er in de tijd van Jezus een grote invloed uit op het religieuse leven van het dualisme van Plato. En daar verzet dit logion zich tegen. Het is een sneer naar het dualisme van lichaam en ziel zoals dat door Plato werd gepopulariseerd, waarin ‘de twee’ juist wordt verheerlijkt, en zelfs als voorwaarde gesteld voor een spiritueel leven. Plato was een Griekse wijsgeer. Hij leefde zo’n driehonderd jaar voor Christus in Athene. Zijn invloed op het zich in de eeuwen na Jezus vormende christendom is immens groot geweest. Plato verdeelde de werkelijkheid in twee zijnssferen, materie en geest. Dat is ‘de twee’ waar dit logion zich tegen keert. Alle materie is voor Plato minderwaardig, verachtelijk,. Het geestelijke zag hij als ver boven de materie verheven. Het lichaam van de mens behoort tot de zijnssfeer van de materie, en de ziel van de mens behoort tot de zijnssfeer van de geest, aldus Plato. Zo bracht hij een tweedeling aan tussen het lichaam van de mens, dat louter materie is, en de ziel van de mens die zuiver geestelijk is. Het lichaam van de mens en de menselijke ziel zijn van elkaar onderscheiden, ze behoren tot twee geheel verschillende zijnssferen. Plato legt in bovendien in zijn boek de Phaedo uit hoe het lichaam van de mens een belemmering vormt voor het geestelijk leven. De waarheid is zuiver geestelijk van aard, aldus Plato. Wie deze waarheid wil leren kennen, moet zich dus losmaken van zijn lichaam. Alleen wie zich volledig bevrijdt van alles wat met het lichaam te maken heeft, kan schouwen in de geestelijke sfeer van de eeuwige en onveranderlijke waarheid, meende Plato. Hij schreef: ‘Een echte wijsgeer kun je daaraan herkennen dat hij meer dan andere mensen ernaar streeft zijn ziel te bevrijden uit de gemeenschap met het lichaam.’ Alleen wie zo zijn ziel bevrijdt van zijn lichaam kan de waarheid kennen, want: ‘Als de ziel beproeft iets te onderzoeken samen met het lichaam, wordt ze door het lichaam bedrogen.’ En dus, meende Plato, moeten we in dit leven, nog gekluisterd aan ons verachtelijk lichaam, alvast een voorschot nemen op de dood, want: ‘Noemden we niet zojuist ‘de dood’: de bevrijding van de ziel van het lichaam? En beweerden we niet dat het vrij maken van de ziel het streven is van de ware wijsgeren? Welnu, ware wijsgeren oefenen zich in het sterven.’ Zo formuleerde Plato de eis tot versterving van het lichaam als voorwaarde voor een geestelijke leven. Die visie van Plato op de verachtelijkheid van het lichaam en de verhevenheid van de geest heeft grote invloed uitgeoefend op de zich vormende christelijke tradite. Dat is des te opmerkelijk omdat de Joodse traditie, waarvan het christendom toch een voortzetting zou zijn, dat onderscheid van materie en geest, van lichaam en ziel, helemaal niet kende. De Phaedo van Plato genoot echter onder de vroege kerkvaders een grote populariteit. De ‘ware wijsgeer’ volgens Plato werd later zelfs het rolmodel van de roomskatholieke ‘geestelijke’ die nameliljk in navolging van Plato celibatair dient te leven, tot op deze dag. De eis tot versterving van het lichaam vind men overigens ook bij de protestanten. Zo stelde Luther, een van de grondleggers van het protestantisme, in zijn beroemde Stellingen van Wittenberg dat het besef van eigen zondigheid niet voldoende is voor het verwerven van Gods genade, want: Het besef van zondigheid is zonder enige betekenis als het niet de dood van het vlees bewerkstelligt. (Luther, Stelling 3) En ook de andere voorman van het protestantisme, Calvijn, sprak begeesterd over ‘de zondigheid des vlezes.’ En dat alles in navolging, nee, niet van Jezus, want die zal het daar als Jood niet over gehad hebben, maar van Plato. Zo kun je dus, zegt dit logion, verslaafd zijn aan het lichaam, maar ook aan ‘de tweee’ van het platoonse dualisme van lichaam en ziel, van materie en geest. Maar dit logion zegt toch dat je verslaafd kun t zijn aan het lichaam? Dat is toch in overeenstemming met Plato? Nee, dat is het niet. Dit logion heeft het over slavernij, en dat is een houding. Niet het lichaam of de materie is in zichzelf verkeerd, maar de slaafse onderwerping daaraan. En op precies dezelfde manier kun je slaafs onderworpen zijn aan ‘de twee’ van het onderscheid tussen lichaam en ziel, tussen materie en geest, alsof alleen de ziel goed zou zijn. En dat is evengoed een ellendige staat omdat die die de mens buiten de heelheid van de schepping plaatst, en zo oorzaak is van de afgescheidenheid van de Bron. Plato noemde het lichaam een kerker van de ziel. Dit logion zegt dat het geloof in het dualisme van lichaam en ziel evengoed een vorm van gevangenschap is.. De verlossing die de gnostiek beoogt is ook een verlossing van ‘de twee’, van het dualistische beeld van de werkelijkheid. Want de werkelijkheid waar we deel van zijn is één en ondeelbaar. Bron: Bram Moerland Schatgraven in Thomas Vertaling en toelichting van het Thomas evangelie Uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam 2007 ISBN 9789035131453 www.brammoerland.com