Levensbeschouwing Over Wondere Feiten

advertisement
Levensbeschouwing Over Wondere Feiten
Van horen zeggen
ThiemeMeulenhoff
Hoofdstuk 4
Filosofen
Blaise Pascal (1623-1662n.C.)
 Franse filosoof
 Benadrukt broosheid v/d mens tegenover natuurgeweld
Plato:
 twee-eenheid → lichaam en geest/ziel
 ziel:
o bestond voor geboorte (geestenwereld)
o onsterfelijk (na dood terug → geestenwereld)
Aristoteles:
 Leerling Plato
 Tegenstelling Plato:
o Dieren ook ziel (maar in tegenstelling tot dieren
→ mensen → geestelijke activiteiten (zoals denken))
o Plato dacht ziel → geestenwereld,
Aristoteles denkt dat het op aarde ontstaat, ontwikkeld en vergaat
Psyche= ziel
Psychologie
 Vroeger zielkunde
 bestuderen ziekten v/d geest en persoonlijkheids-/gedragsstoornissen (nu)
Psychiatrie
 afgeleid→ iatros→ Grieks= arts
 geneeskundige specialisme → houdt zich bezig met psychologie
 behandeling: medicatie / gerichte vorm van psychotherapie
Mens Superieur:
Neocortex/hersenschors
 uniek → menselijke soort
o 200.000 jaar geleden (recent) versnelde ontwikkeling
 Omvang
 Frontale kwabben
 Vermogens
 Logisch redeneren
 Abstract denken
 Rekenen
 Taal
Neuronen= hersencellen (mens >100 mld)
Axonen= zenuwvezels
 Splitsen → vertakkingen
 Verbinding cellen
Groter → elementaire deeltjes → heel heelal

Brein begon eigen bestaan waar te nemen
 Dus de geest is ontstaan uit neurologische werking v/d hersenen
 Door zelfbewustzijn ging hij de dingen om zich heen in perspectief
bekijken. En waarschijnlijk door dromen zou er een gedachten zijn
opgekomen (bij de prehistorische mens) dat de er meerdere
werelden waren. Waardoor er een geloof ontstond die zin geeft aan
het leven.
 Dit zelf bewuste brein is waarschijnlijk door de natuurlijke selectie
bevoordeeld, waardoor je nu veel religies hebt.
Frans de Waal
 Etholoog= gedragsonderzoeker
 ‘gedrag mensapen → intelligentie en emoties gedreven
o Aantonen door manier: mensapen conflicten oplossen: dmv verzoeningsrituelen
 Boek: ‘de aap en de filosoof’
o Empathie en moraliteit bij dieren voorkwamen voordat mens bestond → dus niet
gevolg van menselijke cultuur maar van evolutionaire geschiedenis van zoogdieren.
Gevolg hersenonderzoek

Idee van Plato over geestenwereld ongeldig → zonder (fysieke) hersenen geen
gedachten/geestelijke activiteiten mogelijk
o Onderzoek maakt dus uit
 dat in geen enkel hersendeel ziel schuilt
 maar het woord ziel kan als beeldspraak worden gezien (‘diepste in ons zelf’)
Humeur
Afgeleid v/h Latijnse humor=vocht
Hippocrates (460-370 v.C.):
 Griekse arts
 ‘lichamelijke eigenschappen/karaktertrekken → bepaald door sappen v/h lichaam’
o Lichaamssappen buiten verhouding leidt tot typerende eigenschappen
 Melancholisch→ zwaarmoedig en somber (zwarte gal (Grieks: melas cholé))
 Cholerisch→ druk, opvliegend en zeer actief (gele gal (cholé))
 Flegmatisch→ rustig, kalm en reageert vaak onbewogen (slijm(flegma))
 Sanguinisch: opgewekt, vrolijk maar oppervlakkig (bloed (Latijn: sanguis))
o Theorie tot 19e eeuw aangehouden
Psychoanalyse-theorie
Sigmund Freud (1856-1939)
 Weense psychiater/zenuwarts
o Vroeg zich waarschijnlijk af: ‘wat bezielt de mens’
 Door verhalen die hij hoorde (psychiater)
 Godsdienst:
 Mens zoekt net als in kindertijd (ouders) een
beschermend figuur
 Ontsnapping aan volwassen verantwoordelijkheid
 Boek: Die Traumdeutung
o Beschrijft hij relatie tussen onbewuste en
inhoud van zijn dromen
o Oorzaak van zijn theorie
 Theorie:
o hij ziet het gedrag en handelen van mensen dus als
gevolg van het onbewuste ‘drijfveren’/gedrevenheid (ziel)
o Twee-eenheid → lichaam en geest/ziel
 Twee-eenheid → gestuurd door Triebe
(onbewuste drijfveren)
 Belangrijkste= Eros (=levensdrift)
o Psychologische ontwikkeling
 Belangrijk moment biologische/psychologische ontwikkeling= geslachtsrijp
worden
 Persoonlijkheid moet zich ontwikkelen (uit een kind)
 Vindt plaats in wisselwerking met → sociale omgeving
o Menselijke psyche
1. Het Es (Latijns: Id; het onbewuste)
 Primitieve deel psyche → onbewuste instincten
2. Het Ich (Latijns: Ego; het bewuste)
 Ontwikkeling tijdens kindertijd → (wisselwerking) omgeving
 Drijfveren van Es botsen met realiteit
o Ontwikkelt zich “een ik”
3. Het Über-ich (Latijns: Super-ego; het geweten)
 Ontwikkeling → vanaf 3 jaar
 Normen en waarden → ontwikkelen van een geweten
Behaviorisme




‘Men are not born but built’
o Je kunt elk mens trainen tot een gewenst doel te bereiken
Reactie op psychoanalyse
Ontwikkeld door:
o J.B. Watson
o Later vooral B.F. Skinner
Verschil psychoanalyse
o Richtte op het zichtbare gedrag →dus niet op de ‘black box’(=het onbewuste met zijn
drijfveren)
o
o

Geen aangeboren reflexen en reacties maar aangeleerde (prikkel= stimulus en
reactie/reflex= response)
Dieren afgericht(=opvoeden van dieren) en mensen opgevoed want:
 Belonen leidt tot herhaling v/h gedrag
 Straffen leidt tot niet herhalen v/h gedrag
Overeenkomst
o Opvoeders hebben normen en waarden bijgebracht als resultaat van S(timulus)R(esponse)-training
Cognitieve Psychologie

‘the mind is what the brain does’
o Doel: beschrijven → hersenactiviteiten
o Menselijke eigenschappen bepaald→ de manier van interpreteren
o De gedachten van een persoon heeft invloed op zijn gedrag en op de omgang
waarmee hij met andere omgaat
o Belangrijk in cognitieve psychologie: hoe het geheugen complexe problemen oplost
oorzaak
 Vanaf WO II → technologische ontwikkelingen (zelf denkende computers)
gevolg
 Aandacht → aard v/h leerproces (=cognitieve psychologie)
o Wilde hersenprocessen bestuderen
Indirect gevolg
 Breuk met bestaande psychologische stromingen want:
Carl Gustav Jung
o Psycho-analyse: zagen zij als onwetenschappelijk (→‘het onbewuste’)
 psychiater
o Behaviorisme: vonden het wèl van belang hersenprocessen te bestuderen
 Leerling→ Freud
 Overeenkomsten met Freud
Religie
o Religie is projectie van voorstellingen/belevingen uit ‘het onbewuste’
 Tegenstelling met Freud
o Volgens Jung is religie voor een psychisch gezond volwassen leven terwijl Freud
het als een kinderlijk verlangen ziet.
 De mensheid heeft collectieve(gemeenschappelijke) ‘onbewuste’: Jung
maakte reizen waardoor hij tot de ontdekking kwam dat de eeuwenoude
mythe, riten, etc. dezelfde kenmerken vertoonde als de verhalen die zijn
patiënten vertelden
 Ontstaan door archetypen
 Religie in dienst van mens/helpt bij individuatie
o Helpen met kijken wie hij/zij zelf is
Archetypen= oer-modellen waardoor later dingen zijn ontstaan (zoals objecten, traditie)
 Persona= persoonlijkheid (in het openbaar)
 Zelf= diepste persoonlijke zelf (wat je echt bent)
 Schaduw= duistere kant van je geest → onbewust verbergt
 Animus= mannelijke deel v/d geest (onbewuste tegenpool voor vrouwen)
 Anima= vrouwelijke deel v/d geest (onbewuste tegenpool voor mannen)
Heilige ziekte=
 Verklaring voor epilepsie(tijdelijk bewustzijn verliezen) in de oudheid
 Temporale epilepsie= heftige ervaringen van religieuze aard
Religie van deze tijd




Leven ordenen + nadenken waarden en normen (zorgt voor betere samenleving)
Bron van inspiratie
Zin van het leven, antwoord op levensvragen
Rituelen helpen met het verwerken van bepaalde gebeurtenissen
Download