Veel mensen willen maximale vrijheid én maximale veiligheid, maar om veiligheid te krijgen, zijn er regels en controle op de regels nodig en dat beperkt de vrijheid weer. Dat heet de veiligheidsutopie: iedereen wil veiligheid, maar niemand wil zijn vrijheid ervoor opgeven. Dit is in de praktijk niet te realiseren (een utopie). In Nederland kiezen we voor meer vrijheid en daar hoort de democratische rechtsstaat bij. 8.1 Geschiedenis ontwikkelingen mensenrechtendilemma in Nederland Met recht wordt een verzameling van wetten en regels bedoeld en daar was al sprake van in de Germaanse en Romeinse tijd. In de middeleeuwen werden kerkelijke wetten aan het Germaanse en Romeinse recht toegevoegd. Deze wetten hadden betrekking op familierecht en hierin stonden dan rechten en plichten rondom het huwelijk of erfenissen. De wetten waren ongeschreven en de elite bepaalde welke wet in welke situatie werd toegepast. Op deze manier nam de onzekerheid toe en werden de beslissingen van de overheid minder voorspelbaar. De Nederlandse rechtsgeleerde Hugo de Groot wilde deze vorm van willekeur voorkomen door wetten op te schrijven. Dat heet codificatie. Een andere verbetering was het invoeren van professionele rechters. Het volgen van een juridische oplossing werd een eis voor rechters en tijdens rechtszaken moesten wetten geraadpleegd worden. Vanaf die tijd kreeg de rede een steeds belangrijke rol in de samenleving en het proces van rationalisering kreeg ook vat op de rechtspraak. In de 21e eeuw is de rechtspraak behoorlijk uitgebreid. Rechters zijn gespecialiseerd in allerlei soorten wetgeving en worden ondersteund door ambtenaren. Ook is de machtenscheiding erg belangrijk. Rechters zijn onafhankelijk van anderen en spreken recht volgens de wetgeving. Artikel 10 Ieder heeft, behoudens bij of krachtens de wet te stellen beperkingen, recht op een eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer. Artikel 11 Ieder heeft, behouders bij of krachtens de wet te stellen beperkingen, recht op onaantastbaarheid van zijn lichaam. Artikel 12 Het binnen treden in een woning zonder toestemming van de bewoner is alleen geoorloofd in de gevallen bij of krachtens de wet bepaald, door hen die daartoe bij of krachtens de wet zijn aangewezen Artikel 13 Het briefgeheim is onschendbaar, behalve, in de gevallen bij de wet bepaald, op last van de rechter Artikel 14 Onteigening kan alleen geschieden in het algemeen belang en tegen vooraf verzekerde schadeloosstelling, een en ander naar bij of krachtens de wet te stellen voorschriften. Artikel 15 Buiten de gevallen bij of krachtens de wet bepaald mag niemand zijn vrijheid worden ontnomen Artikel 16 Geen feit is strafbaar dan uit kracht van een daaraan voorafgegane wettelijke strafbepaling Artikel 18 Iedereen kan zich in rechte en in administratief beroep doen bijstaan De wet stelt regels omtrent het verlenen van rechtsbijstand aan minder draagkrachtigen. 8.2 Beginselen van de democratische rechtsstaat Een rechtsstaat is de sociale uitvinding die hoort bij het mensenrechtendilemma en die in veel westerse democratieën voorkomt Democratische wetten In een democratische rechtsstaat moeten de wetten goedgekeurd worden volgens een democratische procedure, zodat het volk bepaalt welke wetten zij zichzelf oplegt. Machtenscheiding Macht mag niet bij één actor liggen, maar moet verdeel zijn. In Nederland is de macht verdeeld door middel van de Trias Politica: een wetgevende, uitvoerende en rechtelijke macht. Grondrechten De grondrechten in een democratische rechtsstaat zijn belangrijk om te verkopen dat een meerderheid een minderheid zou discrimineren of onderdrukken. Alle burgers in Nederland zijn beschermd door de grondrechten in de Grondwet. Onschuldpresumptie Iemand is pas onschuldig als het tegendeel is bewezen. Iedereen wordt beschouwd als onschuldig totdat de rechter een verdachte schuldig heeft verklaard op basis van strafbare feiten. Dat zijn handelingen waarmee iemand de wet heeft overtreden. Legaliteitsbeginsel Mensen zijn pas strafbaar als ze de wet overtreden die is vastgesteld en zo wordt gegarandeerd dat rechtspraak plaatsvindt volgens de wet. Een wet kan dus niet gelden met terugwerkende kracht, volgens het legaliteitsbeginsel. Zie artikel 16 van de Grondwet. Gelijkheidsbeginsel Iedereen is voor de wet gelijk en wetten gelden voor iedereen op de zelfde manier. Dit geldt voor de burgers, maar ook voor de overheid. Ook hebben burgers het recht om de overheid aan te klagen door middel van een rechtszaak. Stafrecht Binnen de rechtsregel van het strafrecht wordt onderscheid gemaakt tussen een overtreding en misdrijf (overtreding is minder erg dan een misdrijf). Om deze tegen te gaan is de overheid verdeeld in drie instellingen: politie, OM en Rechtspraak. Politie houdt zich bezig met opsporing van strafbare feiten en handhaving van de openbare code. De politie is vooral uitvoerder van het beleid van de burgemeester en de van de Officier van Justitie (OvJ). Officieren van Justitie zijn onderdeel van het Openbaar Ministerie, de organisatie in Nederland die mensen voor de strafrechter brengt. De rechtsprekende macht heet in Nederland ‘’De Rechtspraak’’. Dat zijn alle rechters bij elkaar. Belangrijkste taak van een rechter is om te controleren of in een bepaalde zaak de wet goed is toegepast. Bij eenvoudige strafzaken is er één rechter, de politie rechter en bij ingewikkelde aken zijn er drie rechters. Tijdens de rechtszaak komt de OvJ op voor belangen van de samenleving en de staat en een advocaat. De betrokkenen actoren – zowel OvJ als verdacht – kunnen in hoger beroep gaan. Dat doen zij als ze het niet mee eens zijn met de uitspraak. Rechtspraak Het recht in Nederland is onder te verdelen in; strafrecht, civiel of burgerlijk recht en bestuursrecht of administratief recht. Strafrecht is het meest bekend, omdat dit met criminaliteit te maken heeft. Civiel recht is van toepassing op conflicten tussen burgers onderling. Het bestuursrecht gaat over conflicten tussen burgers en de overheid of tussen verschillende overheden. De rechtspraak in Nederland is ook te verdelen in lagen. Een zaak begint bij de rechtbank. Er zijn 19 arrondissementsrechtbanken in Nederland. Kleine of lichte overtredingen worden voorgelegd aan de kantonrechter. Er zijn bijna 40 kantonrechtenbanken in Nederland. Bij hoger beroep wordt de rechtszaak opnieuw bekeken door één van de negen gerechtshoven. Tegen de uitspraak van het gerechtshof kan cassatie worden aangetekend. Dat is in hoger beroep gaan bij de Hoge Raad. Daar wordt gekeken of het gerechtshof het recht goed heeft toegepast. Belangrijkste functie van de Hoge Raad is het bevorderen van rechtsgelijkheid; gelijke wetten gelden voor alle inwoners van het land. De Raad van State (RvS) is de hoogste administratieve rechter van Nederland. Daarnaast is de regering verplicht om advies te vragen aan de RvS wanneer een wet in de maak is. 8.3 Politieke partijen en het mensenrechtendilemma Een democratische rechtsstaat is het ideaal van alle Nederlandse Politieke partijen, maar er zijn wel verschillen in hun voorkeur voor orde en vrijheid. Voor D66 is vrijheid een heel belangrijke waarde, vooral voor het individu. D66 beseft dat vrijheid van individuen met elkaar samenhangen en ziet een belangrijke rol voor de overheid om dat in balans te houden. PVV maakt een andere afweging als het gaat om het mensenrechtendilemma; de partij legt meer nadruk op veiligheid, controle en harde wetregelen. Net als de PVV kiest ook de SP voor meer orde en minder vrijheid, maar dat is direct gekoppeld aan het welzijnsdilemma en betekent in de praktijk voor minder economische vrijheid 8.4 Internationale vergelijking van het mensenrechtendilemma Een rechtsstaat is te vinden in landen die kiezen voor debat en landen die kiezen voor strijd hebben een totalitaire staat. Rechtsstaten en totalitaire staten verschillen niet alleen van elkaar, maar ook onderling. Een alles overheersende overheid die burgers maximaal controleert is een totalitaire staat. Een totalitaire staat wordt ook wel politie staat genoemd, vanwege hun de verregaande bevoegdheden van de politie om mensen te controleren. Zowel extreem-links als extreem rechts kent een totalitaire staat. Links wil orde om op die manier zoveel mogelijk bestaanszekerheid te creëren en rechts wil orde om een etnische zuivere samenleving te bereiken. Voor de drie typen rechtsstaten in het midden is het belangrijk drie soorten rechten te onderscheiden. Burgerrechten Rechten om burgers te beschermen ten opzichte van de staat, zoals vrijheid van godsdienst en vrijheid van meningsuiting en recht op privacy. Politieke rechten Rechten van burgers om mee te beslissen, zoals kiesrecht, recht op eerlijke en vrije verkiezingen en het recht verkozen te worden. Sociale rechten Rechten van burgers voor meer welvaart, zoals het recht op onderwijs, werk en uitkeringen. In een sociale rechtsstaat krijgen burgers de drie soorten rechten: burgerrechten en politieke rechten en sociale rechten. Burgers worden in zo’n staat dus beschermd tegen de overheid door de burgerrechten en beschermd door de overheid dankzij de sociale rechten. Nederland is een democratische rechtsstaat en dat houdt in dat burgerrechten en politieke rechten gegarandeerd worden. Burger krijgen bescherming tegen een te machtige overheid. De bevoegdheden van de politie zijn in democratische rechtsstaten dan ook beperkt om onder andere de privacy van mensen te beschermen. Sociale rechten zijn er wel, maar kunnen niet worden afgedwongen. In liberale rechtsstaten ligt de nadruk op politieke rechten en sociale rechten komen nauwelijks voor. In Angelsaksische landen als Engeland en Verenigde Staten is er sprake van een liberale rechtsstaat en dat komt onder andere tot uiting in het recht van wapenbezit in VS. 8.5 Ontwikkelingen en uitdagingen mensenrechtendilemma De democratische rechtstaat in Nederland draagt bij aan het maatschappelijk geluk: meer vrijheid, meer gelijkheid en meer cohesie. Het proces van individualisering leidt ertoe dat burgers steeds meer hun eigen elven vorm gaan geven en omdat mensen mondiger zijn geworden, eisen ze ook veel meer aan de overheid en ligt het gezag van de overheid soms onder vuur. Max weber onderscheidde drie soorten gezag, te weten traditioneel, charismatisch en rationeel-legaal gezag. Traditioneel gezag is gebaseerd op tradities, zoals in Nederland het gezag van het koningshuis. Charismatisch gezag is vooral gebaseerd op het charisma van een leider en daarmee wordt bedoeld dat de leider uitzonderlijke kwaliteiten en bijzondere uitstraling heeft. Voorbeelden ervan zijn Adolf Hitler, Pim Fortuyn en Barack Obama. Rationeel-legaal gezag bestaat nog niet zo lang als de andere twee vormen van gezag en is ontwikkeld sinds het proces van rationalisering. Rationeel –legaal gezag is gezag op basis van wettelijke afspraken, zoals bijvoorbeeld de partij die verkiezingen heeft gewonnen en de minister-president levert of een directeur van bedrijf. Hoofdstuk 7 Nederland is een parlementair democratie dat hout in dat mensen door middel van verkiezingen mogen bepalen wie het land bestuurt. Machtsdilemma: Inspraak < Kiesrecht > Daadkracht ↓ Parlementaire Democratie Plakkaat van Verlatinghe: Hiermee verklaarde de Nederlandse Staten-Generaal zich onafhankelijk van Philips II, op volger van Karel V. De Staten-Generaal bestond uit edelen, geestelijk en burgers. De gewesten gingen hierdoor ook samenwerken, maar behielden hun mach en daarmee konden ze hun verschillende karakters houden. De bestorming van de Bastille in 1789 was het begin van de Ranse Revolutie met het Motto: "Vrijheid, gelijkheid en broederschap" Ook de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring van 1776 een belangrijke rol gespeeld voor meer rechtsgelijkheid en invloed voor burgers het motto was: "Geen belasting zonder kiesrecht" In 1848 kwam een Grondwet tot stand die de basis is voor de huidige parlementaire democratie. In de grondwet stonden 2 belangrijke wijzingen voor die tijd. > Ministers zijn verantwoordelijk voor het beleid van de regering en niet de koning, de koning is onschendbaar; dit heet ministeriële verantwoordelijkheid > Invoering van het censuskiesrecht: mannen die voldoende belasting betaalden, mochten ook stemmen. In de praktijk kregen hierdoor vooral fabriekseigenaren stemrecht. Invoering algemeen kiesrecht in Nederland: > 1917: Algemeen kiesrecht ook voor mannen vanaf 23 jaar. > 1919: Algemeen kiesrecht ook voor vrouwen van 23 jaar. > 1965: Algemeen kiesrecht voor Nederlanders vanaf 21 jaar. > 1971: Algemeen kiesrecht voor Nederlanders vanaf 18 jaar. Actief kiesrecht: Het recht te verkiezen Passief kiesrecht: Te worden verkozen Er zijn "Zes machten" onderscheiden: Wetgevende, uitvoerende en Rechterlijke macht (Trias Politica) de ambtenaren, de massamedia en externe adviseurs. Het volk is de nulde macht, want die kiest namelijk de volksvertegenwoordigers. Deze volgorde heeft niets te maken met hoeveelheid macht die actoren hebben, maar heeft te maken met chronologie. De eerste drie machten zijn door Montesquieu in de 18e eeuw ontwikkeld om te voorkomen dat een vorst zou heersen als een Tiran. In de 20e eeuw kregen we de ambtenaren, in de jaren zestig en zeventig van die zelfde eeuw ontstond het beeld van massamedia als vijfdemacht. De toenemen invloed van externe adviseurs was in de jaren negentig aanleiding om hen als zesde macht te bestempelen. Machtenscheiding van Montesquieu: De Trieas Politica (Drie machten leer) Dit was om het gevaar dat een persoon te veel macht kreeg en de vrijheid van het volk afneemt tegen te gaan. Wetgevende macht: groep mensen die na een bepaalde tijd wisselen van samenstelling om corruptie te voorkomen. Uitvoerende macht: deze moet bij één persoon, omdat het maar om kortdurende acties gaat. Rechtsprekende macht: deze macht is zoveel mogelijk 'onzichtbaar' recht spreken gebeurt door burgers die daarvoor worden gekozen en dat tijdelijk doen. Belangrijk is wel dat de uitspraken zijn op basis van wetten en niet op basis van individuele meningen. Wetgevende macht: De wetgevende macht in Nederland bestaat uit de Staten-Generaal: de Eerste en Tweede Kamer, zij stellen de wetten in Nederland vast. De Staten-Generaal wordt ook wel het parlement genoemd de mensen in het parlement noemen we volkvertegenwoordigers. Tweede kamer: deze bestaat uit 150 personen en is bedoeld om het controleren van regeringsbeleid en maken van wetten. Eerste kamer: bestaat uit 75 leden en is bedoeld om het controleren van wetten die de Tweede Kamer wil invoeren en wordt gekozen door de leden van Provinciale Staten. Uitvoerende macht: Dit is de Regering: de koning en de ministers. Ook het kabinet speelt een belangrijke rol bij de uitvoering en in het kabinet zitten ministers en staatssecretarissen. Het kabinet is verantwoordelijk voor het uitvoeren van de wetten. Het kabinet wordt niet door het volk verkozen maar samengesteld op basis van politieke partijen die samen willen werken en een meerderheid hebben in de Tweede Kamer, we noemen dit een Coalitie: een samenwerkingsverband van twee of meer partijen die samen een meerderheid vormen en samen regeren. Hierbij hoort ook een regeerakkoord: de afspraken tussen coalitiepartijen over het het te voeren beleid in de regeerperiode. Oppositie: hier zit de rest, deze partijen willen vaak vanuit hun ideologie een ander beleid dan de Coalitie. Gedoogsteun: deze groep zit niet in het kabinet maar het beleid van het kabinet voor een belangrijk deel steunt. Gelegenheidscoalities: Samenwerking van partijen uit de coalitie en oppositie die het samen eens zijn over beleid bij een maatschappelijk probleem. Coalitie: minimaal 76 Kamerleden. Regels van coalitievorming. 1. De grootste partij mag de onderhandelingen beginnen. 2. de coalitie bestaat bij voorkeur uit zo min mogelijk partijen. 3. de coalitie bestaat bij voorkeur uit partijen die ideologisch gezien dicht bij elkaar staan. De overheid is ook in de gemeente en provincie actief. Dat zijn de zogenaamde dencentrale overheden, omdat zij niet uit één centraal punt bestuurd worden. Rechterlijke macht: De rechters in Nederland zijn onafhankelijk en zijn bedoelt om de uitvoering en naleving van wetten te beoordelen en niemand kan ze vertellen hoe zij moeten oordelen. Ambtenaren: dit zijn mensen die werken bij de gemeente, provincie of rijksoverheid en daar de uitvoeren match ondersteunen. Dit kan te maken hebben met de praktische uitvoering als het gaat om lantaarnpalen en stoeptegels, maar ook het ontwikkelen van beleidsvoorstellen. Zij kunnen de politici aansturen door informatie achter te houden of gekleurd weer tegen. Dat kan te maken hebben met hun eigen ideologische voorkeur. In Nederland blijven de ambtenaren ook na de verkiezing in dienst. In de VS is dit anders en kiest de president zijn ambtenaren dit zijn vaak de ambtenaren van zijn politieke kleur. Massamedia: Dit zijn de actoren die een boodschap overdragen aan een groot publiek, zoals tv, radio, kranten, weekbladen, internet en social media. Massamedia is belangrijk voor het individu, de samenleving en democratie. Voor de eerste twee hebben ze de functies als informeren, amuseren, socialiseren en binden. Voor de democratie zijn de volgende functies belangrijk. Informatie: kennis over actuele maatschappelijke problemen. Spreekbuis: Actoren kunnen hun mening geven via de massamedia. Agenda: journalisten doen onderzoek en brengen dit naar buiten en politici worden zo gedwongen het onderwerp op de agenda te plaatsen en er een besluit over te nemen. Commentaar: Het weergeven van hun eigen visie (Door de massamedia) Waakhond: Massamedia controleren andere actoren, als regering, bekende personen en bedrijven. Massamedia wordt ook wel mediacratie genoemd. Externe adviseurs: Deze mensen doen onderzoeken voor de uitvoerende macht tijdens het ontwikkelen van een nieuwe beleid. Lobbygroepen: Naast de zes actoren met macht hebben we ook nog de lobbygroepen (of groepen uit het maatschappelijk middenveld) De groepen oefenen door middel van lobby's invloed uit op politici. Dit is een informele manier om te proberen mensen met formele macht te beïnvloeden. Populariteitskranten: Dit zijn de Telegraaf en Algemeen Dagblad, deze bladen richten zich op het grote publiek en nieuws. Kwaliteitskranten daarentegen geven meer achtergrondinformatie. Voorbeelden hier van zijn de NRC, Handelsblad, Trouw en de Volkskrant. Een van de functies die kranten vervullen is het geven van commentaar op het nieuws. Commerciële zenders: (Zoals, RTL4, SBS6, Radio 538) zijn zelfstandig en krijgen geen financiële middelen van de overheid, zij moeten hun inkomsten daarom vooral uit reclameopbrengsten halen. Publieke omroepen: (Zoals de VARA, NCRV, KRO, BNN, AVRO en EO) Zenden uit op Nederland 1,2 en 3 en op radio 1/tm5. Zij worden voor een deel gefinancierd door de overheid en daarom moeten ze voor een bepaald minimum bestaan uit cultuur, informatie en educatie en er is een maximum ten aanzien van het uitzenden van amusement programma's Macht van massamedia: Dit wordt vaak onderzocht. Bekenden onderzoeken zijn naar de invloed van geweld op tv en in vechtspelletjes op degenen die het kijken/spelen. Onte-step-flow-theorie of injectienaaldtheorie: Media beïnvloeden de mening van het gedrag van mensen direct; zij worden daarom gezien als een injectienaald die mensen vol spuit met ideeën. Cultivatietheorie: Deze theorie lijkt op de one-step-flow-theorie, maar gaat er vanuit dat het alleen geldt voor mensen die veel kijken naar massamedia (Zware kijkers) zij worden beïnvloed en nemen gedrag dat zij zien over. Selectieve perceptie Theorie: Media nemen berichten selectief waar, brengen deze dan ook selectief over op de mensen die dit vervolgens weer selectief waarnemen en onthouden. Agendasetting theorie: massamedia bepalen niet wat mensen denken, maar waarover mensen denken; ze bepalen daarmee ook de agenda van de politiek. Opinieleiderstheorie: mensen nemen niet het gedrag en de mening over van iedereen, maar alleen van belangrijke actoren in de massamedia, de zogenaamde opinieleiders. Regels massamedia: Pluriformiteit van massamedia, omdat op deze manier verschillende visies naar voren komen. Ook hebben ze zelf codes opgesteld. Voor journalisten is dit bijvoorbeeld dat de zaak van beide kanten beken moet worden: nieuws mag niet eenzijdig worden bericht. Redactiestatuut: hierin staan de rechten en plichten van directie en redactie van een krant, dit is bedoeld om conflicten tussen hen over de inhou van een krant te voorkomen. Raad voor de journalistiek: dit is een instelling die door media zelf is ingesteld om onafhankelijk te oordelen over journalistieke problemen. Hier is niet in elke samenleving spraken van, er zijn ook landen die maar 1 zender hebben waar de nieuws wordt uitgezonden dat de overheid wilt hierdoor krijg je manipulatie: mensen beïnvloeden door feiten weg te laten of te verdraaien en andere manier is indoctrinatie: systematisch een bepaalde visie opdringen door mening te presenteren als feiten. Populistische partijen: Dit is een politieke stroming. Bij populisme gaat men van één heersende mening uit die onder het volk en die ene ongedeelde mengingen wordt vertolkt door een sterke populistische leider, want deze leider verstaat de mening van het volk wel en de politieke elite in een land doet dat niet. Populistische partijen pleiten voor aan de ene kant voor meer inspraak voor het volk door middel van referenda en aan de andere kant willen ze juist een sterke leider die het land bestuurt. Ze gaan niet uit van de kracht van debat, maar het oplossen van maatschappelijke problemen door de daadkracht van één leider. De 5 typen democratieën Extreem-links Rechts | Links | Centrum | Rechts |Extreem- Inspraak | Kiesrecht | Daadkracht De groep beslist als |Iedereen beslist wie |Iedereen beslist | een kleine | één leider geheel, maar gelijkheid |mag beslissen en krijgt |wie mag |groep beslist | beslist wordt afgedwongen |zoveel mogelijk invloed|beslissen | |op de beslissers Basisdemocratie: is een democratie die niet voorkomt in een heel land, maar in delen van landen. Dat komt omdat in basisdemocratieën iedereen inspraak heeft en zo'n vorm van democratie daarmee praktisch grenzen is gebonden. In kleine groepen zoals krakerbewegingen en woongemeenschappen is er sprake van een basisdemocratie. Bij extreem-links is dit een volksdemocratie. Het is namelijk een democratie namens het volk, maar in de praktijk is het een dictatuur door één partij en daarmee vergelijkbaar met de extreem-rechtse éénpartijstaat Directe democratie: mensen mogen in zo'n democratie zo veel mogelijk rechtstreeks invloed uitoefenen op de politieke beslissingen . In een directe democratie zijn er dus veel referenda. Parlementaire Democratie: Dit houdt in dat het volk volksvertegenwoordigers kiest die in het parlement de politieke besluiten nemen. De waarden inspraak en daadkracht komen beide naar voren in de parlementaire democratie. Bij belangrijke besluiten wordt in zo'n democratie ook weleens een referendum gehouden, zoals in Nederland in 2005 over een Europese Grondwet. Presidentiële democratie: hierbij kiest het volk een parlement en een president. Het parlement controleert de President, maar het verschilt nogal hoeveel macht de president heeft. Éénpartijstaat: één partijoverheest en verbiedt anderen partijen. Zo'n staat is dan ook een dictatuur en is gebaseerd op ideologische achtergronden. De partij wordt vaak geleid door één sterke leider die dan met daadkracht het land bestuurt. Evenredige vertegenwoordiging: een politieke partij krijgt het percentage van de stemmen in zelfs. Een politieke partij die 10% van de stemmen ontvangt krijgt ook 10% van de zetels. Kiesdeler: het aantal stemmen dat nodig is voor één zetel. Deze bereken je door het aantal uitgebrachte stemmen te delen door het aantal beschikbare zetels: Aantal uitgebrachte stemmen Kiesdeler: Aantal beschikbare zetels In Nederland ligt deze gemiddeld rond de 65.000 In sommigen landen geld ook een kiesdrempel: minimaal percentage van de stemmen dat een politieke partij moet hebben om zetels te krijgen in de volksvertegenwoordiging. Vaak geldt een drempel van 5%. Hierdoor krijgen kleine partijen minder kans maar heb je wel dat de volksvertegenwoordiging uit grote partijen bestaat. In de Verenigde staten en het Verenigd Koninkrijk geld het principe "the winner takes it all" Het land wordt opgedeeld in verschillende kiesdistricten per district worden er mensen gekozen in de VS heten zij kiesmannen. Het aantal per district hangt af van het aantal inwoners: hoe meer inwoners, des te meer kiesmannen. De persoon of partij die in een district de meeste stemmen krijgt wint alles kiesmannen in dat district. Dit heet het meerderheidsstelsel. De theorie van de Franse Filosoof Jean-Jacques Rousseau gaat erva n uit dat mensen nog beter met elkaar kunnen samenleven als zij allemaal een deel van hun eigen vrijheid opgeven aan de gemeenschap. In ruil daarvoor krijgen mensen meer bescherming en zekerheid. Dit kan gebeuren door een overheid die wetten en instellingen maakt en mensen straft die zich niet houden aan de wetten. Thomas Hobbes ging ervan uit dat het leven een strijd was tussen mensen en dat er een overheid nodig is om de toestand van een voortdurende oorlog te voorkomen en veiligheid aan mensen te kunnen bieden. Kloof tussen burgers en politiek: burgers hebben steeds minder vertrouwen in de overheid als oplosser van maatschappelijke problemen ook moet de overheid leren van het verleden 19e eeuw voorspelde Victor Hugo dat er ooit de Verenigde Europa zou komen. maatschappelijk geluk vergroten. Dit leek na de 2de wereldoorlog onhaalbaar. Maar als de dag van vandaag is het een stuk realistischer. 9.1 Het Soevereiniteitsdilemma. De 4 samenlevingsdillemma’s gaan over hoe maatschappelijke problemen oplossen. Het soevereiniteitsdilemma gaat over op welke geografische schaal moeten maatschappelijke problemen aangepakt worden. (wie is er de baas?) Soevereiniteit betekent: onaantastbaar gezag in een gebied. (in NL de overheid). Bij debatteren over dit dilemma gaat het vaak over ‘het overdragen van soevereiniteit of het ‘verlies van soevereiniteit. Actoren die voor overdragen zijn: vinden dat dilemma’s grensoverschrijdend zijn en dus ook zo aangepakt moeten worden. Actoren tegen het overdragen: iedereen heeft eigen cultuur en geschiedenis en bij samenwerken gaat dat voor een deel verloren. Interpol: samenwerking van landen, wanneer misdadiger vlucht naar ander land alsnog te kunnen arresteren. Ratificeren: samenwerking tussen landen goedkeuren d.m.v. een verdrag. Federatie Confederatie Verdrag Samenwerking Eenheidsstaat Vormen van samenwerking: (rechts minst, links meest) 9.2 Geschiedenis en uitbreiding Europese samenwerking. Samenwerking in Europa is op 2 belangrijke motieven gebaseerd/ 1. Verlangen naar vrede, naar een einde van oorlogen 2. Hoop op het realiseren van meer welvaart. Napoleon veranderde manier van oorlog voeren drastisch. Natiestaat brengt interne rust/vrede maar externe oorlog(veel slachtoffers). Natiestaat: een staat geldt voor één natie, op bepaald grondgebied moet zijn er één volk, taal en cultuur zijn. Elzas-Lotharingen: gewild door rijke mijnen, gebied waar de meest heftige oorlogen zijn gevoerd, bevolkt door Duitsers en Fransen. In 1952 werd de EGKS opgericht(later EU), doel was voorkomen nieuwe oorlogen. Een paar jaar later besloten de 6 landen (BE,NE,LUX,FR,IT,DU) markten voor elkaar op te gooien.(geen invoerrechten, arbeiders makkelijk in ander land werken & regels handel in alle landen hetzelfde, voordelig. Oprichting EGKS leidde tot belangrijke Europese instelling, de Hoge autoriteit. De hoge autoriteit, 9mensen uit de EGKS-landen, namen beslissing over kolen en staalproductie. De positieven ontwikkeling zagen ook de rest van Europa en sommige wouden zich ook aansluiten. 1e fase samenwerking: EGKS 2e fase samenwerking: vanaf 1958 met het verdrag van Rome. Hierin nieuwe samenwerking opgezet op het gebied van vreedzaam gebruik van kernenergie in het samenwerkingsverband Euratom. Ook samenwerking op gebied van landbouw door enorme bevolkinggroei. EEG, Europese Economische gemeenschap, samenwerking op terreinen als handel en productie. 3e fase samenwerking: EEG, EGKS, Euratom samengevoegd tot één structuur, De Europese gemeenschap. Deze nieuwe instelling afgesproken in verdrag van Brussel 1967 (1budget, 1raad van ministers). Iets later EPS, Europese Politieke Samenwerking. 4e fase samenwerking: 2 beleidsterreinen toegevoegd 1. Het bestrijden van criminaliteit\ 2. Zaken rondom asiel en immigratie GBVB, Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, i.p.v. EPS (EPS gefaald.) Dit is ook het moment van Europese Monetaire Unie, op weg naar 1 munt. Verdrag van Maastricht 1999, besloten gemeenschappelijke munt in te voeren. 5e fase samenwerking: naam veranderd in de Europese gemeenschap. De pijlers verdwijnen weer, verdragen samengevoegd, beleidsterrein werkgelegenheid toegevoegd. Er komen rechten Europese burgers. 6e en laatste fase samenwerking: Huidige fase sinds 2009, alles is d.m.v. verdragen geregeld. DE EU Europees parlement meebeslissen op bijna alle terreinen. 9.3 Ontwikkeling Europese instelling. De Europese raad: regeringsleiders, zij maken onderlinge afspraken over de grote lijnen van de samenwerking. Leggen dit vast in verdragen.(soort grondwet van EU). De Europese commissie: De hoge Autoriteit, hierin zitten de commissarissen van Europa (ministers van Europa), dagelijks bestuur, maken passende wetsvoorstellen bij de verdragen Raad van Ministers: functioneren in het verlengde van de regeringsleiders, maar beslissen telkens op hun eigen terrein. Ook wel raad van Europa. Het Europees parlement: Bij de Europese verkiezingen wordt dit parlement gekozen en het is hun taak de wetten van de Europese Commissie te controleren en ook kan het parlement de Commissie ontslaan. Europese wetgeving Totstandkoming wetten in een land spelen regeringsleider, een parlement en een regering een rol. (parlement, vaak uit 2 kamers.) Verdrag van Lissabon 2007 ‘gewone wetgevingsprocedure’ ingesteld. Europese Commissie maakt wetsvoorstel, besproken in Europees parlement. goedkeuren of wijzigen. Raad van ministers, ook goedkeuren of aanpassen. Dan weer terug naar Europees parlement die het aanneemt op verwerpt. Kan ook weer aangepast worden en dan begint het weer opnieuw. (figuur 7 blz 265.) Bij het veranderen besluitvorming spelen 3 vragen een rol: 1. Hoe wordt de macht tussen Europese Raad en Europese commissie verdeeld? 2. In welke gevallen beslist de Raad van Ministers met unanimiteit en vetorecht en in welke gevallen met gekwalificeerde meerderheid. 3. Hoeveel macht krijgen het Eu parlement, nationale parlementen en het volk? Doel van deze vragen: het evenwicht vinden in het machtsdilemma en het soevereiniteitsdilemma. Bij dit vinden van evenwicht vinden 2 processen plaats: Internationalisering & democratisering. Europese raad: begin samenwerking bijna alle macht. Niet op gebied van Kolen en Staal en Langzaam verschuift het beslissingsmacht naar de Europese Commissie. Raad van ministers: komt per ministerie bijeen. Vroeger ook veel macht langzaam aan minder. Op steeds meer terrein behoefte om met meerderheid te gaan beslissen. Meerderheid via gewogen stemmen: gekwalificeerde meerderheid. Europese commissie: Krijgen steeds meer macht. Maar moet ook meer afstaan aan Europees parlement, wetsvoorstellen goedkeuren. Europees parlement: sinds de 2de fase, nationale parlementen leden uitgekozen deze vormen het Europees parlement. Meer macht in de loop der tijd. Ten eerste: rechtstreeks beslissingsbevoegdheid. Ten tweede meer invloed. Ten derde op steeds meer terrein meebeslis bevoegdheid. Nationale parlementen: gesloten verdragen niet meer bijstellen, kon ze alleen bekrachtigen of niet bekrachtigen (ratificeren), ze kunnen sindsdien een soort ‘gele kaart’trekken. Als éénderde tegen een wetsvoorstel is moet het Europese Commissie het heroverwegen. Bevolkingen: kunnen sinds 1979 rechtsreeks het Europees parlement kiezen. Ze hebben het ‘referendumrecht’, in het maatschappelijk debat komt hun mening naar voren. Euro sceptische partijen: partijen die tegen de EU zijn. 9.4 ontwikkelingen, basiswaarde en uitdagingen Europese samenwerking. Vrijheid Veel te maken met beïnvloeden van bestuur en controleren. Sinds 1979 konden burgers voor het eerst het Europees parlement stemmen dit is om de 5 jaar. Wereld door de Koude Oorlog verdeeld in 2 blokken: een kapitalistisch en communistisch blok. Door ontwikkelingen basiswaarden sneuvelen het ijzeren gorden en de berlijnse muur in 1989. Gelijkheid regiofondsen in gesteld in Europa. Arme gebieden wordt geholpen. Gelijkheid. Landen werden benadeeld door belemmering handel d.m.v. invoerheffing dit willen ze afschaffen. Cohesie Internationale cohesie is groot, van 6 naar 27 landen. Open markt, gemeenschappelijk beleid verder uitgebreid door verdrag van Maastricht. Ook de regiofondsen en het verdrag van Amsterdam vergroten de cohesie. Welvaart Samenwerking in handel heel belangrijk. Subsidies hielpen hierbij er kwam zelf overproductie. Ook het gemeenschappelijk beheer van kolen en staal zorgde voor meer welvaart , open markten. Natuurlijk is de gemeenschappelijke munt ook een welkvaart verhogend iets. Duurzaamheid is ook een welvaart aspect. Uitdagingen Europese samenwerking. Financiële en bankencrisis Schema van de dynamiek van maatschappelijke verandering goed toepasbaar, dit houdt in dat crises tot nieuwe instellingen leidt. EU een heel fundamentele instelling namelijk de euro maar deze heeft geen succes. Probleem 1. Niet iedereen heeft hetzelfde begrotingsbeleid. 2. Zijn zwakken banken. Als deze beide samenkomen, kan het zo zijn dat de baken failliet gaan en niet meer garant kunnen staan voor spaargeld van de burgers. Tegengaan, Versterking proces van staatsvorming van de EU. (meer solidariteit.) Mogelijke oplossingen crisis. Bankunie * Europese banktoezichthouder Europees garantiefonds voor spaarders Naast lidstaten leent ook de EU geld van de markten om staatschuld te financieren, via Euro-obligaties. Economische unie, lidstaten samen een groot steunfonds creëren om zwakke landen helpen te doen overleven. Begrotingsunie, Jaarlijks niet meer begrotingstekort dan een afgesproken percentage. Draagvlak versterken Terugwinnen vertrouwen van de burgers. Toenemende interesse is er gekomen voor Eu sinds crisis. Pluriformiteit in Europa Zorgen dat er geen natiestaat komt en dat er vrede blijft tussen de landen. Verzorgingsstaat op Europees niveau. De verdere ontwikkeling hiervan. Als dit wordt versterkt was er al 1 financiële crisis voorkomen. Dit kwam door de gebrekkige overleg tussen overheid en banken. Mondiale samenwerking Samenwerking met andere machtsblokken en met economische zwakkere landen. De rest van de wereld wordt negatief beïnvloed door euro crisis. Er is een kans dat de EU crisis tot versterking van de internationale samenwerking leidt. Maar er is tegelijkertijd een gevaar dat landen hun eigen belangen gaan beschermen en de crisis gaan verdiepen.