- Scholieren.com

advertisement
Geschiedenis samenvatting Examenkatern ‘Een republiek in een tijd van vorsten’
Hoofdstuk 1: Een keizer met 7 titels (1477-1555)
1.1 Machtswellust en overmoed van de Bourgondiërs
Nederland bestond gedurende de Middeleeuwen uit een aantal onafhankelijke
gewesten die leengoederen van de Duitse keizer of de koning van Frankrijk waren. In
de praktijk hadden deze vorsten als leenheer weinig te zeggen. Plaatselijk konden
leenmannen veel macht verwerven. Bijvoorbeeld de graven van Holland: Willem II en
Floris V.
In de 15e eeuw hadden de hertogen van Bourgondië veel macht in Europa gekregen.
Hertogen als Filips de Stoute, Jan zonder Vrees en Filips de Goede breidden hun
gebied uit d.m.v.
- oorlogen met doordachte vredesverdragen
- huwelijken
- bondgenootschappen
- moord en verraad
Ook Nederlandse gewesten maakten deel uit van het Bourgondische Rijk.
Bijna koningen
Filips de Goede (1396-1467) wilde een nieuw koninkrijk stichten. Hij gedroeg zich als
koning. Op bestuurlijk gebied probeerde hij de Nederlandse gewesten tot een
politieke eenheid te maken. Hij riep de Staten-Generaal, een vertegenwoordiging van
de gewesten, bijeen. De laatste Bourgondische hertog was Karel de Stoute. Hij
veroverde Gelre en Limburg en stelde een centrale rekenkamer en Rechtskamer in
voor de gewesten. Karel sneuvelde in 1477.
Hij werd opgevolgd door zijn dochter Maria van Bourgondië. Zij moest van de
gewesten het Groot Privilege tekenen. In dit Groot Privilege stond:
 Hoe de vorst zich moest gedragen tegenover de gewesten
 De vorst mocht niet zonder toestemming belasting innen of een oorlog
beginnen
 De Staten Generaal mocht op eigen gezag bijeenkomen
1.2 Een eenheidsstaat als levenswerk
Keizer Karel V had een enorm aantal gebieden geërfd en was bovendien in 1519 tot
keizer van het Duitse Rijk gekozen. Een eenheid was het niet. Het levenswerk van
Karel was een grotere eenheid in zijn gebied te krijgen: centralisatiepolitiek. Om het
besturen gemakkelijker te maken benoemde Karel familieleden, landvoogden (bijv.
Margaretha van Oostenrijk). De Nederlanden waren in zijn centralisatiepolitiek erg
belangrijk omdat het rijke gewesten waren.
- Door veroveringen werden de Nederlanden aaneengesloten
- In de Pragmatieke Sanctie van 1549 werd vastgelegd dat het een ondeelbaar
erfgoed was
- Hij stelde drie nieuwe bestuursorganen in (centrale raden): Raad van Staten,
Geheime Raad en de Raad van Financiën
De hoge burgerij kreeg meer invloed ten koste van de adel. Wel stelde Karel hoge
edelen aan als stadhouder. Karel wilde:
 één geloof
 meer welvaart
 centralisatie
1.3 Dood aan de ketters!
In 1517 kwam Luther met zijn 95 stellingen. Hij bestreed hierin de misstanden in de
katholieke kerk. Hij wilde voor de kerk een hervorming of reformatie. Uiteindelijk
werd Luther met zijn volgeling uit de katholieke kerk gezet. Naast Lutheranen
kwamen er ook calvinisten. Karel V wilde graag eenheid in zijn rijk. Ook eenheid van
godsdienst. Daarom bestreed hij de protestanten hard:
- Hij liet de boeken van de protestantse hervormers verbranden, maar dat lukte
niet omdat de drukpers ervoor zorgde dat documenten snel verspreid konden
worden
- Hij wilde de vorsten van het Duitse Rijk achter zich krijgen om gezamenlijk
het protestantisme te bestrijden. Ook dit lukte niet. Karels broer Ferdinand
dwong hem om de Godsdienstvrede van Augsburg te tekenen in 1555  cuius
regio, eius religio
1.4 Rijkdom en rebellie
De Nederlanden waren redelijk rijk en de economie groeide in de 16e eeuw.
- Vlaanderen en Brabant waren rijk door handel en verbeterde landbouw
- Holland was rijk door gespecialiseerde landbouw (zuivel)
Er waren grote verschillen tussen de gewesten.
Antwerpen:
 Belangrijkste handelsstad van de Nederlanden
 Centrum van de handel tussen Engeland en de Nederlanden, Frankrijk, Spanje
en Portugal
 Graan, voeding, textiel en wol
 Monopolie op de specerijenhandel
Amsterdam:
 16e eeuw nieuw handelscentrum
 Handel met de Oostzee  moedernegotie (graan uit het Oostzee-gebied werd
geruild tegen zuivel en haring uit Amsterdam), graan werd opgeslagen en
verder gehandeld
 Handel met Spanje en Portugal (wijn en zout)
De opkomst van Amsterdam maakte een einde aan de Hanze (hadden eerst
handelspositie met Oostzee).
1.5 Internationale context 1477-1555
Vergelijkend perspectief (Nederland als uitgangspunt)
Duitsland
 Heilig Roomse keizerrijk
 Verzameling kleine staatjes, de keizer had niet veel macht
 Na hervorming uiteindelijk godsdienstvrijheid per staat  cuius regio, eius
religio. Vrede van Ausburg (1555): godsdienstvrijheid voor de vorsten
Frankrijk
 Tegelijk met Karel V (1515) kwam Frans I (1494-1547) in Frankrijk aan de
macht
 Centraal beleid
 Zelf bisschoppen benoemen
 Geen godsdienstvrijheid
Engeland
 Hendrik VIII (1491-1547) was koning ten lijde van Karel V en Frans I
 Voerde oorlog tegen Frankrijk (duur) en had vaak aanvaringen met het
parlement
 1534: Supremacy Act  ontstaan Anglicaanse Kerk met als hoofd de Engelse
koning (ipv paus) na ruzie tussen Hendrik VII en peus
 Geen godsdienstvrijheid
Hoofdstuk 2 – Geboorte van een Republiek (1555-1588)
Stadhouders van de Republiek
2.1 Groeiende onrust
Filips II volgde in 1555 Karel V op. Er was groeiende onrust doordat:
1. Filips de centralisatiepolitiek doorzette (politieke oorzaak)
2. De ketters keihard vervolgde (religieuze oorzaak)
3. Er was hongersnood en belastingdruk (economische oorzaak)
De onrust zorgde voor verzet. Willem van Oranje, de stadhouder van Holland,
Zeeland en Utrecht, werd de belangrijkste verzetsleider:
- Hij richtte het verbond van edelen op
- Hij was voor gewetensvrijheid (religieuze verdraagzaamheid)
2.2 Geboorte van een nieuwe staat
1566: het verbond van edelen bood Margaretha van Parma een smeekschrift aan,
waarin ze haar waarschuwden dat er opstand zou uitbreken als het plakkaat van
Filips uitgevoerd zou worden. Inhoud van plakkaat: Filips II gaf opdracht de ketters
strenger te vervolgen.
Margaretha beloofde het en veel calvinisten durften openlijk voor hun geloof uit te
komen, o.a. in hagenpreken. Op 10 augustus liep zo’n hagenpreek uit de hand en
sloegen de toehoorders een klooster in elkaar. Dit was het begin van de
Beeldenstorm, die in de weken daarna in Vlaanderen, Brabant en de noordelijke
Nederlanden woedde.
1567: de regering in Brussel had de touwtjes weer in handen en veel calvinisten
vluchtten. Filips stuurde, veel te laat, de hertog van Alva om de ketterij en het verzet
tegen het Spaanse gezag uit te roeien. Willem van Oranje vluchtte nu, ook
Margaretha nam haar ontslag. Alva werd de nieuwe landvoogd, veranderingen:
- Voerde de Tiende Penning in (10% belasting op alle goederen)
- Een nieuwe rechtbank: de Raad van Beroerten
Alva liet protestantse graven onthoofden. Willem van Oranje bereidde vanuit
Duitsland vanaf 1568 een opstand voor. Zijn doelen:
- Herstel van de oude privileges van de adel
- Minder dwingende rol van het centrale bestuur in geloofszaken
- Zijn bezittingen terugkrijgen
1581: Acte van Verlantinghe, gevolg: de Unie van Utrecht zat zonder vorst. Anjou,
een hertog uit Frankrijk, werd voor korte tijd landsheer maar was geen succes. Toen
Willem van Oranje ook nog werd vermoord, vroegen de Staten-Generaal hulp aan
Engeland. Uit Engeland kwam graaf Leicester, maar hij had ‘stiekem’ contact met
Spanje en werd teruggestuurd. In 1588 besloten de Staten-Generaal zelf de
soevereiniteit op zich te nemen, de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden
ontstond.
2.3 Nieuwe politiek in de Republiek
De Republiek ontstond als reactie op de centralisatiepolitiek van Filips II. Een aantal
centrale organen verdwenen na de oprichting van de Republiek. De Staten Generaal
werd een centraal orgaan waar afgevaardigden uit de verschillende gewesten bijeen
kwamen.
Elk gewest koos een stadhouder, meestal uit het huis van Oranje. Hij was
opperbevelhebber van het leger en de vloot. Elk gewest had ook een rechtsgeleerde
als adviseur in dienst. In Holland heette deze de landsadvocaat. Hij was erg machtig
omdat hij de contacten met het buitenland onderhield.
Calvinisten gingen voor bij het bestuur van het land, maar andere
kerkgenootschappen werden gedoogd.
2.4 Economische bloei van Holland
In de 2e helft van de 16e eeuw waren er schommelingen in de economie. Doordat
Denemarken en Zweden in oorlog waren stagneerde de Nederlandse graanimport 
hongersnood. Daarna groeide de economie weer. Het zwaartepunt lag nu in het
noorden i.p.v. het zuiden. Dit kwam doordat door de bezetting van Parma veel
mensen naar Holland en Zeeland waren gevlucht. Niet meer Antwerpen was het
middelpunt van de internationale handel, maar Amsterdam. Antwerpen was in 1585
gevallen.
Frankrijk en Engeland waren niet belangrijk, Holland en Zeeland waren het centrum
van het handelskapitalisme.
2.5 Frankrijk en Engeland
In de 16e eeuw zijn politiek en godsdienst verweven.
Frankrijk:
- Godsdienstoorlogen in 1569-1598 tussen katholieken en protestanten
(hugenoten)
- 1572: bloedbad in Parijs (‘bloedbruiloft’)
- 1584: opnieuw strijd tussen katholieken en hugenoten, hugenoten vluchten
(o.a. naar Republiek)
Engeland:
- Onrust door dood van Hendrik VIII (1547)
- Zwakke koning Edward  sociale onrust, opstanden, prijsstijgingen
- 1533: katholieke Maria (bloody Mary) volgt broer op, zette kettervervolgingen
door
- 1558: protestante Elisabeth volgt zus op, eind aan kettervervolging. Wil
Anglicaanse kerk veranderen in protestante kerk naar katholiek voorbeeld.
Hoofdstuk 3 – De jonge Republiek in Europa (1588-1648)
3.1 Jaren van onverwachte voorspoed
Tussen 1588 en 1598 hield de Republiek stand tegen Spanje, economisch ging het
goed.
Maurits werd aanvoerder van het staatse leger en wist een aantal steden te
veroveren. Filips II was in oorlog met Frankrijk, Parma richtte zich nu vooral op de
zuidelijke Nederlanden. Filips II verloor in 1588 zijn Armada in de strijd tegen
Engeland.
De Republiek was geen eenheid maar een verzameling losse provincie, een
‘statenbond’. De Staten-Generaal had het hoogste bestuur, de soevereiniteit van de
Republiek ligt bij de gezamenlijke staten en niet bij één persoon. Dit wordt officieel
onderbouwd in de deductie van Vrancken. Particularisme blijft belangrijk.
De Staten-Generaal bestuurde de Generaliteitslanden (Brabant, Limburg en ZeeuwsVlaanderen).
3.2 Een nieuwe speler in het internationale veld
Frankrijk:
- Na de dood van Hendrik III werd de protestantse Hendrik IV van Navarra
koning (zie 2.5). Hij werd katholiek.
- Hendrik verklaarde in 1595 de oorlog aan Spanje. Oorzaak: Spanje hitste
Franse katholieke adel op tegen Hendrik. Frankrijk, Engeland en de Republiek
sloten het Drievoudig Verbond (samen tegen de Spaanse vijand). 1598: vrede
tussen Spanje en Frankrijk.
- 1598: Edict van Nantes  protestanten werden niet langer vervolgd
- Door Hendriks opvolger Lodewijk XIII en zijn minister kardinaal Richelieu werd
een centralisatiepolitiek ingezet.
Engeland:
- Elizabeth wilde oorlog met Spanje voorkomen, werkte met de Republiek
samen op zee
- Na de dood van Elizabeth sloot Jacobus I vrede met Spanje
- De zoon van Jacobus, Karel I, wilde absolute macht en kreeg hierover strijd
met het parlement
- Dochter van Jacobus I, Maria, trouwde met stadhouder Willem II (financiële
steun uit Republiek)
3.3 De machtsstrijd
Rond 1600 ontstond er een machtsstrijd tussen Maurits en van Oldenbarnevelt.
Maurits:
- Had minder militaire successen
- Staten-Generaal had minder geld
- Spanje sloot vrede met Frankrijk (1598); Maurits richtte zich weer op de
Republiek
Van Oldenbarnevelt:
- Wilde zeerovers in Duinkerken aanpakken
- 1600: slag bij Nieuwpoort, leverde niets op
Twaalfjarig Bestand (1609): Nederland en Spanje sloten wapenstilstand, dit was
goed voor de handel.
Conflicten in binnenland:
o Religieus (strenge en minder strenge protestanten)
o Politiek (Maurits en van Oldenbarnevelt)
Van Oldenbarnevelt verloor de machtsstrijd en werd in 1619 onthoofd.
1621: einde Twaalfjarig Bestand; 80-jarige oorlog gaat verder
1625: Maurits sterft, opvolger is zijn broer Frederik Hendrik, die Brabant en Limburg
verovert.
1648: Vrede van Munster  einde 80-jarige oorlog
3.4 Een economisch wonder
Holland had vanaf de 16e eeuw een grote economische ontwikkeling:
- Handel op de Oostzee (moedernegotie)
- In 1585 val van Antwerpen  economisch zwaartepunt verschuift van zuiden
naar noorden
Amsterdam groeit uit tot stapelmarkt en financieel centrum, met betrouwbare
instellingen als de wisselbank. De bloeiende handel geeft impulsen aan de nijverheid
(bijv. de Leidse lakenindustrie). De VOC (1602) en WIC (1621) werden opgericht.
Opgericht
Bestemming
Producten
VOC
1602
Indië
- Specerijen
- Thee
- Zijde
WIC
1621
Amerika
- Slaven
- Plantageproducten
(suiker, tabak, koffie)
Download