Aardrijkskunde VWO4 1.1-1.8 1.1 oriëntatie Wat zijn de belangrijkste kenmerken van globalisering in de wereld? Globalisering gaat om het proces van het ontstaan van steeds meer samenhang in de wereld. Hoe heeft de wereldsamenleving zich in de loop van de tijd ontwikkeld? Ieder land in de wereld heeft als resultaat van een lange ontwikkeling in het verleden een eigen positie in de wereld economie, door globalisering kan deze gaan veranderen. Het verleden is dus geen garantie voor de toekomst. wel Waarom doet niet ieder land in dezelfde mate mee met globalisering? -Toegankelijkheid -internationaal actief -aantrekkelijkheid voor buitenlandse investeringen -mogelijkheden -welvaart 1.2 Wat is globalisering? Globalisering/ Mondialisering: Het ontstaan van steeds meer samenhang in de wereldtussen bedrijven landen en mensen. Landsgrensoverschrijdende activiteiten vinden steeds meer plaats. -Bedrijven, landen en mensen werken steeds meer samen -Er zijn steeds meer grensoverschrijdende stromen van goederen, mensen en informatie. -Bedrijven landen en mensen oefenen steeds meer invloed op elkaar uit. Internationalisering: De ruimtelijke uitbreiding van menselijke activiteiten over de landsgrenzen. Bevorderd door de ontwikkeling in transporttechnologie. Internationale arbeidsverdeling: Verdeling van taken in de wereld tussen landen die grondstoffen en agrarische producten leveren en landen die hier met veel kennis industrieproducten van maken. Interactie theorie van Ullman: Theorie om ruimtelijke verplaatsingen tussen gebieden te verklaren. Deze kunnen optreden wanneer voldaan wordt aan drie voorwaarden: -complementariteit: Het ene gebied heeft iets dat het andere gebied niet heeft. -geen tussenliggende mogelijkheden -transporteerbaarheid (wettelijk en economisch gezien) Veel hoofdkantoren van grote internationale bedrijven zijn in wereldsteden gevestigd. Tussen alle wereldsteden worden goederen, mensen, informatie en geld verplaatst. Deze kapitaalstromen zijn het gevolg van de internationale taakverdeling in de wereld en zijn daarmee kenmerkend voor globalisering. De ontwikkeling in de transport- en communicatietechnologie heeft ervoor gezorgd dat mensen, goederen en informatie makkelijker verplaatst kunnen worden tussengebieden (Geografische mobiliteit), hierdoor is ook de netwerksamenleving ontstaan. De relatieve afstand en ligging zijn kortere geworden door de moderne technologie. Tijdruimtecompressie: het verschijnsel dat de relatieve afstanden in afstand en tijd korter worden. -De ontwikkeling van de transporttechnologie -De ontwikkeling in de informatie technologie Standaardisering: Het in de wereld ontstaan van steeds meer uniformiteit in culturele ideeën, in de economie en in de regels. Landen gaan hierdoor steeds meer op elkaar lijken. Fordisme: Lopende band productie, alle onderdelen van het productie proces in eigen beheer. Nadeel: Financieel risico Toyotisme: Onderdelen worden uitbesteed aan toeleveranciers. 1.3 Kolonialisme veranderde de wereld Vanaf 1500 kwam er een periode van ontdekkingen, veroveringen en kolonisatie dat gebieden met elkaar in contact bracht. Landen begonnen hun macht over andere delen van de wereld uit te breiden (Imperialisme), dit zorgde voor een periode van kolonialisme. De koloniën moesten agrarische grondstoffen en mijnbouwproducten leveren. Handelskolonialisme: De vestiging in de periode 1500-1850 van Europese kooplieden en handelsmaatschappijen in gebieden buiten Europa met het doel handel te drijven in winstgevende handelswaar. James Watt ontdekte hoe je stoomkracht kunt toepassen op machine. De stoommachines maakten het mogelijk om veel meer te produceren. Er ontstond een nieuwer reden om landen te koloniseren: voor het bezit van grondstoffen voor de industrie. Deze periode heet exploitatiekolonialisme omdat Europese landen eropuit trokken om in Azië grondstoffen te exploiteren. Centrum: Gebied dat in de wereld, in een land of in een regio zowel economisch als politiek het middelpunt vormt. Is het meest ontwikkeld en bepaalt wat er moet gebeuren. Periferie: Gebied dat in de wereld, in een land of in een regio zowel economisch als politiek een randgebied vormt. Is het minst ontwikkeld en sterk afhankelijk. Regionale ongelijkheid: Het voorkomen van grote en ongewenste verschillen in welvaart en welzijn tussen gebieden Sociale ongelijkheid: Ongelijkheid in leefomstandigheden binnen een samenleving. Backwash-effects: Het verschijnsel dat aan arme gebieden grondstoffen, kapitaal en mensen worden onttrokken ten behoeve van de economie van de rijkere gebieden. Is een negatief effect van een centrum-periferiesituatie. Spreadwash-effects: Het verschijnsel dat de periferie profiteert van de economische ontwikkeling van het centrum. Is een mogelijk positief effect van een centrumperiferiesituatie. De voormalige koloniën moesten steeds meer grondstoffen exporteren om de import van industriële producten te kunnen betalen. We noemen dit verschil in evenwicht tussen de warde van het export en die van het import ruilvoetverslechtering. Er ontstonden hierdoor grote tekorten op de handelsbalans (de verhouding tussen import en export) van landen. Drie werelden in één In de Verenigde Staten zag men het communisme als een bedreiging voor de vrijheid. In de Sovjet-Unie beschouwde men het kapitalisme juist als het grote kwaad. DE begrenzing tussen de twee ideologieën liep dwars door Europa.. De politieke tegenstelling tussen kapitalisme en communisme heet de Oost-Westtegenstelling. In de transitielanden (landen in de overgang naar een ander politiek systeem) werd de communistische planeconomie geleidelijk aan vervangen door markteconomie. Het zorgde voor een verdere ruimtelijke verspreiding (ruimtelijke-diffusie) van het kapitalisme. Na de tweede wereldoorlog begon de dekolonisatie. Veel koloniën werden onafhankelijk en kwamen in een neokoloniale situatie. Dat wil zeggen dat er niet veel veranderde tegenover de koloniale tijd. Het lukte de landen niet om goed te ontwikkelen doordat er een zwak bestuur, kunstmatige grenzen en er een zwakke economische ontwikkeling was. Kenmerken ontwikkelingslanden: -Armoede -Zwakke economische structuur (groot deel werkt in de landbouw, export primaire producten, economie berust op 1 product, weinig export.) -Fragmentarische modernisering (gedeeltelijke ontwikkeing en technische vernieuwing, modern + traditioneel) Politieke globalisering: Het ontstaan van steeds meer samenhang en samenwerking tussen de landen in de mondiale politiek. Gevolg: Nieuwe wereld orde (Organisaties en regels) Intergouvernementele organisaties: Internationale organisatie waar landen op overheidsniveau lid van zijn. -Verenigde Naties: wereldwijde vrede en veiligheid, mensenrechten, burgerschap. -Wereldhandelsorganisatie: belangrijk voor de globalisering van de economie van de landen in de wereld. Einddoel: volledige vrijhandel. Handelsbelemmeringen afschaffen. -Wereldbank en het internationaal monetair fonds: Stimuleren handel, wisselkoersen stabiliseren. -G20: negentien landen plus de EU. Afspraken wereldeconomie en het internationale financiële systeem. 1.5 Economische globalisering Vooral na 1970 gingen berdrijven op zoek naarlanden waar industriële productie mogelijk was tegen lagere lonen. Uitschuiving: Het ruimtelijk verplaatsen van berdrijven en of functies naar nieuwe ruimten met meer mogelijkheden Global Shift: de verschuiving van het economische zwaartepunt. De verschuiving van het economische zwaarte punt was voor al naar de zogeheten nieuwe industrielanden (Omvangrijke beroepsbevolking en een laag loonniveau). Tijgerladen zijn landen die economisch snel groeien. Het triadisch netwerk: Driehoekig economisch geraamte dat gevormd wordt door de drie belangrijkste economische machtsblokken ter wereld: Noord-Amerika, de EU en Pacifisch Azië. Het triadisch netwerk is de kern geworden van het economisch wereldsysteem. Landen zijn niet gedoemd te blijven steken in de armoede van de periferie. Ze kunnen verder ontwikkelen. Landen die tussen de periferie en het centrum in leven noemen we de semiperiferie. De nieuwe industrie landen in de wereld vormen de opkomende consumentenmarkten (Nieuwe industrielanden waar een groeiende groep mensen met koopkracht zorgt voor een stijgende vraag naar consumenten producten.) Voor bedrijven die consumentenproducten maken is dit een aantrekkelijk perspectief voor vestiging. Import vervangende industrialisatie: Industrialisatie in een land gericht op de ontwikkeling van de industrie die de import uit het buitenland vermindert. De industrie maakt producten die anders tegen hoge prijzen zouden moeten worden ingevoerd. De overheid heeft een belangrijke stimulerende rol. Nadelen: hoge prijzen, lage kwaliteit, schaalproblemen. De nieuwe industrie landen hebben door hun lage loonniveau van het toyotisme kunnen profiteren. Het vormde de basis voor de opbouw van hun omvangrijke exportindustrie. Buitenlandse bedrijven die zich wilde vestigen kregen bellastingsvoordelen en er werden speciale exportindustriezones ingericht. 1.6 Bedrijven en globalisering Multinationale ondernemingen zijn belangrijke spelers bij globalisering. Het gaat om grote bedrijven die in meerdere landen ondernemingen hebben en die voorop liggen bij technologische ontwikkelingen. Kenmerken MNO’s: -Veel kennis en kapitaal -Strategisch handelen (vb. Het verwerven van nieuwe kennis en kapitaal, het vergroten van de markt, greep krijgen op de toevoer van grond- en hulpstoffen, verlagen loonkosten, het behalen van belastingvoordelen.) Productlevenscyclus: De levenscyclus van een product. 4 Fases: -De introductiefase -De expansiefase -De verzadigingsfase -De teruggangfase Telkens wanneer er een nieuwe product word uitgevonden, wordt de wereld economie even beter en komt er een periode een stijging van de werkgelegenheid. Wanneer een product verouderd is er een keldering in de wereldeconomie en werkgelegenheid. Maatregelen van de staat om bedrijven aan te trekken: -Het geven van belastingvoordelen en investeringssubsidies. *Vrijhandelszones: Grote gebieden, belastingvrij, handelen goederen, energie en mensen *Exportindustriezones: Kleine gebieden, lage belasting, alleen handel van goederen. -Goede infrastructuur -Lage loonkosten -beperken vakbondsactiviteiten -weinig milieueisen 1.7 Globalisering en cultuur Cultuur geeft aan wat mensen in een bepaalde groep gezamenlijk deken, doen en hebben. -Geestelijke cultuuraspecten: Geestelijke opvattingen binnen een samenleving. -Materiële cultuuraspecten: alle tastbare elementen die bij de samenleving horen. Taal, bouwwerken, kleding, gerechten, landbouw, landschap. Het cultuurpatroon geeft een groep mensen een eigen identiteit. Cultuurgebied: Gebied waar mensen wonen met overheersend gelijke cultuurelementen. Door globalisering kunnen dingen in de wereld een onderdeel worden van de mondiale cultuur (Aspecten van cultuur die de mensen in veel landen in de wereld gemeenschappelijk hebben). Sommige samenlevingen streven naar het behoud van kenmerken van het eigen cultuur, dit heet lokalisering. Er is in veel gebieden in de wereld weerstand tegen de modernisering en de toename van de westerse levensstijl(verwestering). Lokalisering kan ook betrekking hebben op de politiek. Sterftecijfers dalen door: verbeterde gezondheidszorg en betere welvaart. Geboortecijfers dalen door: familieplanningprogramma’s. blz. 53 bron 51 1.8 Globalisering en migratie Een belangrijk motief voor migratie is gebrek aan werk en bestaansmogelijkheden. Bij een dergelijk economisch motief spreken we over arbeidsmigratie. De verstedelingsgraad is in de meer ontwikkelde landen het hoogst. De landen in ontwikkeling zijn wel bezig met een inhaalslag: in dit soort landen is het verstedelingstempo dan ook het hoogst. Om het optreden van migratie te verklaren spelen hiernaast drie schaalniveaus een rol: 1. Het macroniveau (wereld niveau) Rijke landen- arme landen Veilige gebieden- onveilige gebieden Godsdienstvrijheid- geen godsdienst vrijheid Democratie- dictatuur Mensen rechten- geen mensen rechten 2. Het mesoniveau (omstandigheden in herkomstland die leiden tot migratie) Pushfactoren en pullfactoren Transporteerbaarheid Geen tussenliggende mogelijkheden 3. Het microniveau (huishouden) Wat zijn de individuele motieven en mogelijkheden Wat vinden de familie en vrienden ervan Krijg ik hulp of word ik tegengehouden. Via migranten netwerken worden vele geestelijke en materiële cultuuraspecten over de hele wereld getransporteerd. Transnationaliteit: de mengcultuur van migranten. 1.9 samenhang en verscheidenheid Verschillende soorten landen: 1. Minst Ontwikkelde Landen Bewoners leven in absolute armoede, meest van deze landen liggen in Afrika. Deze landen hebben weinig ontwikkelingskansen. 2. Ontwikkelingslanden Inkomen is lager dan het gemiddelde, honger en armoede, kortere levensverwachting, rijker dan de MOL’s 3. Rijke oliestanen Export is voornamelijk olie, zwakke economische structuur, kwetsbare positie. 4. Transitie landen Het voormalige Oostblok, inmiddels een sterke economische groei, nog wel veel armoede, hoogopgeleide bevolking, inkomen is gelijkmatig verdeeld. 5. Nieuwe industrie landen. Veel armoede, op basis van de waarde van alle haar geproduceerde goederen en diensten horen deze landen niet meer tot de groep ontwikkelingslanden, BNP is hoog. 6. Hoogst Ontwikkelde Landen Hoog BNP per inwoner, koopkracht, benodigde gezondheids- en onderwijsvoorzieningen, centrumlanden van de wereld. VN- Ontwikkelingsindex (Human Development Index) is een getal tussen de 0 en 1 dat voortkomt vanuit een berekening met drie soorten cijfers: - Educatie index Levensverwachting bij geboorte Levensstandaard, gemiddelde inkomen en koopkracht. Andere indicatoren: - Percentage van de bevolking onder de armoede grens - Binnenlandse regionale ongelijkheid Een voorbeeld van eenwording is de groei van het aantal landen dat lid is van de Wereldhandelsorganisatie. Een voorbeeld van verbrokkeling is de strijd van westerse landen tegen gewelddadige islamitische fundamentalisme. Er word bij de economische globalisering gesproken van een tweedeling in de wereld: Fast world en de Slow World. - Fast World: Hier gebeurt het meest, MNO’s zijn hier gevestigd, overheden zijn georganiseerd, veel ontwikkeling en onderzoek, goede transportnetwerken, goede digitale infrastructuur. Slow World: minder kapitaalkrachtige bedrijven, overheden zijn slechter georganiseerd slechte verbindingen met de rest van de wereld. Er zijn drie soorten oorzaken voor waarom sommige landen niet meedoen in de globalisering: - Landen zijn te arm, waardoor buitenlandse bedrijven zich er niet willen vestigen. Er is een dictatuur of gesloten politiek systeem, ze houden de wereld buiten de eigen landsgrenzen. Bepaalde landen vinden globalisering een westers fenomeen en hebben culturele bezwaren tegen globalisering. Anders-globalisten: Tegenstanders van de huidige manier van globalisering die uitgaat van een vrije wereldmarkt met wereldwijde concurrentie. Zij vinden dat vrije wereldhanden ten koste gaat van milieu en klimaat, mensenrechten, arme boeren en arme landen.