- Scholieren.com

advertisement
Lodewijk XVI
John Locke
Montesquieu
Voltaire
Robespierre
Napoleon Bonaparte
Koning van Frankrijk.
Schreef een boek over dat je ervoor moest
zorgen dat koningen geen absolute macht
kregen. En hij was een verlichte denker.
Hij legde uit hoe je machtsmisbruik door de
koning kon verkomen: door scheiding der
machten. Macht moest worden verdeeld in
mensen die wetten maken, mensen die de
wetten uitvoerden (koning), mensen die straffen
uitdelen (rechters). Hij was een verlichte denker.
Verlichte denker die voor 11 maanden in de
gevangenis in de Batille werd gezet omdat hij
schreef dat mensen zelf hun godsdienst moesten
bepalen en dat mensen zelfs moesten regelen
hoe dat hun land werd bestuurd.
Leider van de jakobijnen, hij vermoorde
iedereen die tegen de Revolutie was en de
jakobijnen die hij niet vertrouwde.
Eerst was hij een generaal. Daarna kroonden hij
zichzelf tot keizer van Frankrijk en werd het een
dictatuur. Hij stelde de grondwet in dat iedereen
gelijk had en de standensamenleving was
helemaal over.
1750
1789
1690
1748
1791
1792
1793
1794
1795
1799
1804
1812
1815
Er wonen 24 miljoen mensen in Frankrijk.
Riep Lodewijk de XVI alle standen bij elkaar. Hij
wilden stemmen op belastingverhoging.
Verlichte denkers vonden dat er een einde aan
de standensamenleving moest komen. De
burgers wilden dat Frankrijk een grondwet
kreeg, daarin moest staan dat het volk inspraak
had in het bestuur (eed in de kaatsbaan).
Parijzenaars bestormde de Bastille. De Revolutie
begon. De wet verklaring van de rechten van de
mens en de burger kwam. De eerste en tweede
stand verloren hiermee hun priveleges.
John Locke schreef dat je er voor moest zorgen
dat een koning geen absolute macht kreeg. Hij
zei dat de koning dan een bedreiging voor het
volk kon worden.
Montesquieu legde uit hoe je machtsmisbruik
door de koning kon verkomen: door scheiding
der machten. De macht moest worden verdeeld.
Een nieuwe grondwet maakte een einde aan het
absolute bestuur. De koning moest voortaan de
wetten uitvoeren die de Nationale Vergadering
vaststelde.
De koning en koningin werden beschuldigd van
verraad: zij zouden Oostenrijk en Pruisen
hebben geholpen Frankrijk aan te vallen.
Werden de koning en koningin onthoofd en
kwamen de jakobijnen, met als leider
Robespierre. Ze wilden dat het gewone volk veel
meer macht zou krijgen. Het bestuur begon: de
Terreur. Wie het niet eens was met de besluiten
van de Jakobijnen was volgens hen tegen de
Revolutie. Tegenstander en onbetrouwbare
(volgens Robespierre) jakobijnen werden
onthoofd.
Er kwam een einde aan de Terreur. Robespierre
werd onthoofd. Frankrijk voerde oorlog met
andere landen.
Nieuw bestuur: Directoire, met vijf ‘directueren’.
Frankrijk in oorlog met Groot – Britannië,
Rusland en Oostenrijk. Vaderland was in gevaar.
Napoleon greep de macht.
Riep Napoleon zich zelf uit tot keizer. Frankrijk
werd een dictatuur.
Russische veldtocht.
Werd Napoleon bij Waterloo definitief
verslagen. Hij werd verbannen naar het
verafgeleden eiland Sint-Helena.
Bourgeoisie
Censuur
Dictatuur
Directoire
Franse Revolutie
Grondrechten
Grondwet
Jakobijnen
Priveleges
Scheiding der machten
Standensamenleving
Terreur
Verlichting
Gegoede burgerij: mensen met veel bezit, zoals
bankiers, kooplieden, industriëlen.
Verbod door de regering op het openbaar
maken van teksten, films, muziekstukken enz.
Manier van regeren waarbij een kleine groep of
één persoon alle macht heeft.
Bestuur van vijf directeuren na afloop van de
periode van de Terreur (1795-1799)
Grote, plotselinge verandering van de Fransee
samenleving die begon in 1789.
Basisrechten voor elke burger die zijn vastgelegd
in een grondwet; voorbeelden zijn: vrijheid van
godsdienst, vrijheid van drukpers en de
bescherming van persoon en goederen.
Document waarin de rechten en plichten van
burgers en bestuur zijn vastgelegd.
Politieke groep tijdens de Franse Revolutie die
van dat het volk alle macht moest hebben en dat
de grond onder de boeren verdeeld moest
worden; zij kwamen in 1793 onder leiding van
Robespierre aan de macht.
Voorrecht dat door een vorst was verleend aan
een edelman of geestelijke, zoals het recht om
geen belasting te betalen of het recht op een
belangrijke baan in het bestuur.
Een door Montesquieu bedachte verdeling van
de bestuurlijke macht in de macht om wetten te
maken (parlement), de macht om wetten uit te
voeren (koning) en de macht om straffen te
geven (rechters).
Een samenleving die is verdeeld in drie groepen:
geestelijken (eerste stand), edelen (tweede
stand) en burgers en boeren (derde stand); de
eerste en tweede stand hebben allerlei
voorrechten.
Periode in de Franse Revolutie (1793-1794)
waarin een kleine groep revolutionaire burgers
alle macht had en de Fransen onder de duim
hield door ze angst (terreur) aan te jagen.
Stroming in de achtiende eeuw waarin geloof en
absolute macht plaats moesten maken voor het
verstand (de rede), vrijheid en gelijkheid.
Download