Geschiedeniswerkplaats – 2hv – 4.3: Revolutie in

advertisement
Geschiedeniswerkplaats – 2hv – 4.3: Revolutie in Frankrijk
Begrippen:
Algemeen kiesrecht: kiesstelsel waarbij alle mannen mogen stemmen
Constitutionele monarchie: Koninkrijk waarin de koning zich moet houden aan de grondwet.
Democratische revolutie: Grote politieke verandering, waarbij een democratische grondwet
wordt ingevoerd.
Franse Revolutie: Democratische revolutie in Frankrijk vanaf 1789
Gematigd: voor beperkte veranderingen
Guillotine: Valbijl waarmee mensen onthoofd werden
Kiesrecht: Het recht om bij verkiezingen te stemmen of om gekozen te worden
Radicaal: voor grondige veranderingen
Schrikbewind: regering die de bevolking onderdrukt door het zaaien van angst
Staatsgreep: plotselinge en gewelddadige overname van de staatsmacht
Terreur: geweld dat is bedoeld om mensen bang te maken
Tijd van pruiken en revoluties: zevende tijdvak 1700 -1800
Tribunaal: rechtbank voor bijzondere omstandigheden
Jaartallen:
14 juli 1789: Begin van de Franse Revolutie, bestorming van de Bastille
1791: Frankrijk kreeg een grondwet en werd een constitutionele monarchie
1792: Verkiezingen met algemeen kiesrecht
21 januari 1793: Onthoofding koning Lodewijk XVI
1799: Napoleon kroonde zichzelf tot keizer
1815: Slag bij Waterloo, Napoleon wordt verslagen
Samenvatting
In 1789 leefden de boeren in Frankrijk in armoede, ze hadden honger en bijna geen geld om
rond te komen. En dat terwijl zij wel veel belasting moesten betalen.
De adel die in het paleis bij Versailles woonden, leefden juist het tegenovergestelde. Er was
voedsel in overvloed, veel rijkdom en zij hoefden geen belasting te betalen. Zij hadden
privileges, voorrechten.
Op dat moment in 1789 is Lodewijk XVI de koning van Frankrijk. Hij is een absoluut vorst, dat
wil zeggen dat hij alle macht had. De konings wil was wet.
Frankrijk was op dit moment een standenmaatschappij.  de mensen waren verdeeld in
drie standen. De koning stond bovenaan. Tot de eerste stand behoorde de geestelijkheid en
tot de tweede stand de adel. De overige mensen, de boeren en burgers, behoorden tot de
derde stand.
De 3e stand kwam in opstand  Zij wilden vrijheid en gelijkheid. Er moest een grondwet
komen.
Lodewijk XVI bleef na 1789 nog wel koning, maar de burgers maakten weten. De koning
moest zich ook aan de grondwet houden
www.maaikezijm.com
1791  Frankrijk werd een constitutionele monarchie. Een land met een grondwet, waar
ook de koning zich aan moest houden.
Alleen rijke burgers mochten stemmen. De meeste volksvertegenwoordigers waren
gematigd: ze wilden vasthouden aan de constitutionele monarchie (koninkrijk met
grondwet)
Lodewijk XVI werd ter dood veroordeeld in 1793. Frankrijk werd een republiek, een land
zonder koning. Daarna brak de radicale fase aan onder leiding van Robespierre, veel mensen
werden in die tijd onthoofd
Robespierre – Radicaal leider
-
Stelde schrikbewind in (=regering die de bevolking onderdrukt door het zaaien van
angst)
Tribunaal (= speciale rechtbank  er waren twee mogelijkheden: vrijspraak of
doodstraf)
Veel mensen kwamen om het leven  uiteindelijk werd Robespierre ook door het
tribunaal ter dood veroordeeld.
In 1794 raakten de radicalen de macht kwijt.  kwam een andere grondwet.
In 1799 trok generaal Napoleon alle macht naar zich toe. Met zijn staatsgreep eindigde de
Franse Revolutie
1799 kroonde Napoleon zichzelf tot keizer. Hij werd een alleenheerser, maar hij draaide niet
alles van de revolutie terug. Sommige grondrechten bleven. Zoals:
-
Gelijkheid voor de wet
Godsdienstvrijheid (dat je zelf mag bepalen wat je geloof is)
Napoleon veroverde veel gebieden, ook Rusland wilde hij veroveren maar daar ging het mis.
Napoleon verspreidde zijn ideeën over heel Europa. Meer daarover in de volgende
paragraaf.
Aantekeningen
De derde stand werd verdeeld in twee groepen in de tijd van de standenmaatschappij (voor
1789)


De bourgeoisie: de rijke burgerij
De arme boeren en arbeiders
De idealen van de Franse Revolutie zijn voor een groot deel waar gemaakt, er was meer
vrijheid en gelijkheid voor iedereen. De Franse Revolutie heeft ervoor gezorgd dat er een
einde aan de standenmaatschappij en de absolute macht van de koning kwam. Frankrijk
kreeg een grondwet en er kwam algemeen kiesrecht, wel alleen nog voor mannen maar het
begin was er.
www.maaikezijm.com
Download