Geschiedeniswerkplaats 2KGT H1. Pruiken en revoluties Paragraaf 1.2 Revolutie in Frankrijk Begrippen: Constitutionele monarchie: Koninkrijk waarin de koning zich moet houden aan de grondwet. Democratische revolutie: Grote politieke verandering, waarbij een democratische grondwet wordt ingevoerd. Franse Revolutie: Democratische revolutie in Frankrijk vanaf 1789 Guillotine: Valbijl waarmee mensen onthoofd werden Kiesrecht: Het recht om bij verkiezingen te stemmen of om gekozen te worden Tijd van pruiken en revoluties: zevende tijdvak 1700 -1800 Jaartallen: 14 juli 1789: Begin van de Franse Revolutie, bestorming van de Bastille 1792: Verkiezingen met algemeen kiesrecht 21 januari 1793: Onthoofding koning Lodewijk XVI 1799: Napoleon kroonde zichzelf tot keizer 1815: Slag bij Waterloo, Napoleon wordt verslagen Samenvatting In 1789 leefden de boeren in Frankrijk in armoede, ze hadden honger en bijna geen geld om rond te komen. En dat terwijl zij wel veel belasting moesten betalen. De adel die in het paleis bij Versailles woonden, leefden juist het tegenovergestelde. Er was voedsel in overvloed, veel rijkdom en zij hoefden geen belasting te betalen. Zij hadden privileges, voorrechten. Op dat moment in 1789 is Lodewijk XVI de koning van Frankrijk. Hij is een absoluut vorst, dat wil zeggen dat hij alle macht had. De konings wil was wet. Frankrijk was op dit moment een standenmaatschappij. Dat wil zeggen dat de maatschappij, de mensen, verdeeld waren in drie standen. De koning stond bovenaan. Tot de eerste stand www.maaikezijm.com behoorde de geestelijkheid en tot de tweede stand de adel. De overige mensen, de boeren en burgers, behoorden tot de derde stand. De 3e stand kwam in opstand Zij wilden vrijheid en gelijkheid. Er moest een grondwet komen. Lodewijk XVI bleef na 1789 nog wel koning, maar de burgers maakten weten. De koning moest zich ook aan de grondwet houden Frankrijk werd een constitutionele monarchie. Een land met een grondwet, waar ook de koning zich aan moest houden. Lodewijk XVI werd ter dood veroordeeld in 1793. Frankrijk werd een republiek, een land zonder koning. Daarna brak de radicale fase aan onder leiding van Robespierre, veel mensen werden in die tijd onthoofd 1799 kroonde Napoleon zichzelf tot keizer. Hij werd een alleenheerser, maar hij draaide niet alles van de revolutie terug. Sommige grondrechten bleven. Zoals: - Gelijkheid voor de wet Godsdienstvrijheid (dat je zelf mag bepalen wat je geloof is) Napoleon veroverde veel gebieden, ook Rusland wilde hij veroveren maar daar ging het mis. Napoleon verspreidde zijn ideeën over heel Europa. Meer daarover in de volgende paragraaf. Aantekeningen De derde stand werd verdeeld in twee groepen in de tijd van de standenmaatschappij (voor 1789) De bourgeoisie: de rijke burgerij De arme boeren en arbeiders De idealen van de Franse Revolutie zijn voor een groot deel waar gemaakt, er was meer vrijheid en gelijkheid voor iedereen. De Franse Revolutie heeft er voor gezorgd dat er een einde aan de standenmaatschappij en de absolute macht van de koning kwam. Frankrijk kreeg een grondwet en er kwam algemeen kiesrecht, wel alleen nog voor mannen maar het begin was er. www.maaikezijm.com