- Scholieren.com

advertisement
Paragraaf 1
Maatschappelijk probleem gaat het dus altijd om een probleem:
- dat een groep mensen aangaat
- dat samen hangt met maatschappelijke veranderingen
- waarover verschillen van mening bestaan over de oorzaak en de aanpak
- dat vraagt om een gemeenschappelijke oplossing
Waarden:
Normen:
Belangen:
opvattingen binnen een samenleving/groep over wat goed en juist is en daarom
moet worden nagestreefd.
opvattingen over hoe je je op grond van bepaalde waarden behoort te gedragen.
opvattingen over wat in het voordeel is van een individu of groep en daarom moeten
worden nagestreefd.
Een staat heeft 3 kenmerken:
- Beschikt over een omgrensd grondgebied.
- Het grondgebied wordt bewoond door een groep mensen, een volk
- De staat heeft de hoogste macht, de soevereiniteit over dat gebied en de bevolking.
Soevereiniteit: hoogste gezag dat in de democratische staten door de overheid namens het volk
wordt uitgeoefend.
Geweldsmonopolie:
alleenrecht van de overheid op het legitiem gebruik van geweld
Overheid:
Hoogste macht in Nederland
Politiek:
Het beleid van de overheid, inclusief de totstandkoming en de effecten van het
beleid
Actoren:
individuen of groepen die invloed proberen uit te oefenen op het politieke
besluitsvormingsproces
De politiek weeg de belangen en opvattingen van de verschillende actoren tegen elkaar af, voordat
deze tot een besluit komen.
Een maatschappelijk probleem wordt ook een politiek probleem als een partij het gaat
bespreken/voorstel doet.
Macht geeft een persoon of organisatie het vermogen om iets gedaan te krijgen, om invloed uit te
oefenen.
Machtbases zijn de factoren waarop macht is gebasseerd.
Gezag legitieme macht; macht(suitoefening) die door anderen erkend en aanvaard wordt.
Paragraaf 2
Volksvergaderingen bestaan nog steeds.
Referendum: volkstemming
Dictaturen:
staten waarbinnen geen scheiding is tussen de wetgevende, uitvoerende en
rechterlijke macht en waar de overheid met geweld de oppositie onderdrukt en de
vrijheid beperkt.
Democratie: de bevolking heeft invloed op het beleid van de overheid en is de macht van de
overheid aan banden gelegd.
3 kenmerken:
- Er zijn regelmatige vrije en geheime verkiezingen. Vrij betekent vrij stemmen, vrije toegang
tot media en iedereen mag kandidaat gesteld worden. Geheim betekent niemand weet op
welke partij iemand stemt.
- De grondwet moet worden gerespecteerd.
- Er is een onafhankelijke rechterlijke macht, die geen verantwoording hoeft af te leggen aan
de overheid. (de instantie die is belast met de rechtspraak)
Indirecte democratie: bestuursvorm waarbij het volk niet zelf over allerlei zaken beslist maar het
aan vertegenwoordigers overlaat
Staten-Generaal = parlement = volksvertegenwoordiging
De vertrouwensregel is als de meerderheid van de kamer het vertrouwen ontbreek moeten de
bestuurders aftreden.
Gedecentraliseerde eenheidsstaat: staat waarbinnen de landelijke overheid bepaalde bevoegdheden
aan lagere organen overlaat.
Paragraaf 3
Politieke stroming:
Liberalisme:
Rechts:
Populisme:
groep mensen met dezelfde waarden en opvattingen over hoe de
samenleving eruit moet zien en wat de rol van de overheid daarin is.
politieke stroming die de vrijheid en de eigen verantwoordelijkheid van het
individu centraal stelt en tegen een al te grote bemoeienis van de overheid is,
met name op sociaaleconmisch gebied.
Individuele vrijheid staat hoog in het vaandel
politieke stijl die inspeelt op gevoelens van onvrede bij het volk. Het keert
zich sterk tegen de elite.
partijen die oude tradities en gewoonten op dit gebied willen doorbreken.
houden vast aan traditionele normen en waarden.
Progressief
Conservatief
Leerplichtwet van 1900
Socialisme:
politieke stroming die gelijkheid en gelijkwaardigheid centraal stelt.
Sociaaldemocratie
gematigde stroming binnen het socialisme die langs parlementaire weg een
samenleving wil bereiken waarin er voor iedereen gelijke kansen zijn en er
niet al te grote verschillen in inkomens zijn.
Links
ziet meestal een belangrijke voor de overheid om een samenleving te
realiseren die meer gelijkheid en gelijkwaardigheid kent. Soms synoniem met
progressief.
Ecologisme
politieke stroming die benadrukt dat de grondstoffen eindig zijn.
Welvaartsgroei mag niet ten koste van de duurzaamheid gaan.
Christendemocratie
politieke stroming die christendom en politiek probeert te verbinden en de
Bijbel en de kerkelijke leer als leidraad voor het politieke handelen
beschouwt.
Paragraaf 4
Recht van initiatief:
Wetgevende macht:
tweede kamer mag zelf met wetsvoorstel komen
het orgaan dat over wetten beslist. In NL zijn dat de regering en de StatenGeneraal.
Recht van amendement: de tweede kamer kan een wetsvoorstel van de regering veranderen.
Parlementaire enquête: getuigen dwingen om verklaring af te leggen.
Parlement nog de volgende minder zware middelen:
- Recht om Kamervragen aan de regering te stellen
- Recht van Interpellatie Over spoedeisend onderwerp uitleg te krijgen
- Spoeddebat/dertigledendebat doel: bespreken van dringende, actuele gebeurtenissen.
- Motie : uitspraak doen over een bepaalde maatregel of het hele beleid van een minister of
kabinet.
Regering: Koning+ministers
Constitutionele monarchie: Koninkrijk waarin de macht van de Koning beperkt is door de grondwet.
Kabinet: ministers+staatsecretarissen
kabinetsformatie: het proces waarbij na de tweede Kamerverkiezingen een nieuw kabinet wordt
gevormd.
De zoektocht naar welke politieke partijen samen gaan regeren en wie de ministers en
staatsecretarissen worden, bestaat uit 4 fasen:
- De benoeming van de informateur
- Het regeerakkoord maken
- Tweede kamer benoemt de formateur meestal latere premier
- De beëdiging van de nieuwe bewindslieden door de Koning
Coalitie:
Samenwerkingverband waarbij 1 partij moet samen werken 1 of meer andere
partijen.
Oppositie
partijen die niet deel uitmaken van de coalitie
Meerderheidskabinet: kabinet dat het vertrouwen en de steun van een meerderheid van de tweede
kamer heeft.
Ministeriële verantwoordelijkheid: minister is tegenover het parlement verantwoordelijk voor de
Koning, voor zijn eigen beleid en voor wat zijn ambtenaren doen of nalaten.
Staatssecretaris: Personen die de verantwoordelijkheid hebben over een deel van de portefeuille van
een minister.
Uitvoerende (bestuurlijke) macht: het orgaan dat wetten uitvoert. Landelijk is dat de regering.
Dualisme:
het principe dat regering en parlement beide eigen verantwoordelijkheden hebben:
de regering regeert, het parlement controleert.
Monisme:
situatie waarin er een overwicht is van de regering, omdat het parlement
onvoldoende gebruikmaakt van zijn controlerende bevoegdheden.
Aantekeningen
Politieke partijen door mensen met ideologie
Ideologie:
alle standpunten van verschillende onderwerpen samen.
CDA
Christen-democratie
Christenunie
Behoudend christelijk
D66
Sociaal-Liberaal/pragmatisch
Groenlinks
Socialistisch/ecologisch
PvdA
Sociaal democratisch
SGP
Orthodox christelijk
SP
Socialistisch
VVD
Liberaal
PVV
Conservatief
Democratie: Het volk beslist
3 gescheiden machten
3 niveaus wetgevende macht kiest uitvoerende macht
NL: evenredige vertegenwoordiging
- Stemmen worden opgeteld
- Kiesdeler: aantal stemmen dat nodig is voor 1 zetel
- Partij: aantal x kiesdeler = zetel
- Onze 2e kamer 150 zetels
Groot-Brittannië: districtenstelsel
- Elk district 1 zetel in parlement
- Elke partij 1 (max.) kandidaat per district
- Kandidaat met meeste stemmen krijgt zetel
Download