Samenvatting Politiek ma2 1 parlementaire democratie Toets november 2009 Hele boek!!! 2 §1: politiek, staat en dictatuur Politiek: het maken van keuzes zodat een land, een provincie of een gemeente kan worden bestuurd Invloed door: - Stemmen - Lid worden van politieke partij - Contact opnemen met politici - Verzoek indienen (bvb bij gemeenteraad) - Media benaderen - Aansluiten bij actiegroep - Bezwaarschrift schrijven (rechter) - Burgelijke ongehoorzaamheid (kerk zet geen asielzoekers uit) 3 §1: politiek, staat en dictatuur Dictatuur Democratie - Cuba (Fidel Castro) - Nederland - 1 persoon/groep/familie/partij - Volksvertegenwoordiging militairen aan de macht - Tegenoversgestelde van democratie - Grondwet geldt niet - Grondwet met basisrechten - Fraude bij verkiezingen - Geheime/vrije verkiezingen - Geen gelijke rechten - Gelijke rechten voor iedereen - Burgers onderdrukt - Burgers recht op vrijheid - Censuur - Persvrijheid - Niet je mening uiten - Vrijheid van meningsuiting - Manipulatie/indoctrinatie - Indirecte democratie - Onderdanen - burgers - Nooit een rechtsstaat - rechtsstaat - Rechters niet onafhankelijk - trias politica 4 - Heerst veel angst - leven in vrijheid §2: Nederland is een rechtsstaat en democratie 2 Basiselementen voor democratie: 1. Alle 18+ inwoners met NL paspoort kunnen d.m.v. algemeen kiesrecht invloed uitoefenen op de besluitvorming 2. Aantal grondrechten is gewaarborgd om in vrijheid invloed te kunnen uitoefenen. (er is enkel sprake van democratie als er ook een rechtsstaat is) Gelijkheid: alle burgers hebben gelijke rechten. Er mag niet worden gediscrimineerd. Vrijheid: burgers moeten hun eigen leven kunnen inrichten. 5 §2: Nederland is een rechtsstaat en democratie Grondwet: Wet waarin de belangrijkste rechten en plichten van alle inwoners in een land zijn vastgelegd. alle andere wetten zijn hierop gebaseerd. Wat staat er o.a. in de grondwet: 1. Algemeen kiesrecht 2. Regelmatige verkiezingen 3. Vrijheid van meningsuiting 4. Vrijheid van vereniging en vergadering 5. Machtenscheiding (triaspolitica) 6. Persvrijheid 7. Recht om politieke partij op te richten 8. Recht op gelijke behandeling 9. Recht om niet zomaar door de politie te worden opgepakt. §2: Nederland is een rechtsstaat en democratie Rechten: 1. Algemeen kiesrecht 2. Recht om politieke partij op te richten 3. Recht op gelijke behandeling 4. Recht om niet zomaar door de politie te worden opgepakt. Plichten: 1. Plicht om belasting te betalen 2. Plicht om naar school te gaan. Leerplicht 3. Plicht om je id bij te hebben §2: Nederland is een rechtsstaat en democratie • • • • • • Directe democratie: Burgers kunnen rechtstreeks meepraten en beslissen. Alleen bij weinig inwoners Soms via referendum: volksstemming Indirecte democratie: via een volksvertegenwoordiging. burgers stemmen op vertegenwoordigers die hun belangen behartigen in de politieke besluitvorming. Deze hebben de meeste landen in de wereld 8 §2: Nederland is een rechtsstaat en democratie Rechtsstaat: een land waarin iedereen rechten heeft en waar deze rechten zijn vastgelegd in wetten. Triaspolitica (machtenscheiding) Door deze splitsing voorkomen we machtsmisbruik. Hierdoor heeft dus nooit één groep alle macht. Wetgevendmacht: 1e en 2e kamer beslissen over de wetsvoorstellen Uitvoerendemacht: ministers (en ambtenaren zoals de politie) voeren de wet uit Rechterlijkemacht: de rechters oordelen in specifieke situaties of er volgens de wet is gehandeld. 9 §2: Nederland is een rechtsstaat en een democratie Eens per 4 jaar stemmen voor: - Tweede kamer - Provinciale Staten - Gemeenteraad Eens per 5 jaar stemmen voor: - Europees Parlement 10 §2: Nederland is een rechtsstaat en een democratie Passief kiesrecht: Gekozen kunnen worden als lid van de Tweede Kamer en de andere volksvertegenwoordigende lichamen: verkiesbaar stellen Actief kiesrecht: Nederlanders van 18 jaar en ouder met Nederlands paspoort hebben het recht om te stemmen 11 §2: Nederland is een rechtsstaat en een democratie Lijsttrekker: de hoogst geplaatste persoon op de kandidatenlijst van een politieke partij bij verkiezingen. De belangrijkste persoon van de partij in de verkiezingsstrijd. Zwevende kiezers: Groep kiezers die bij verkiezingen niet steeds op dezelfde politieke partij stemt. Voorkeursstemmen: Stemmen op een persoon (niet op een partij) waardoor die misschien wel in de tweedekamer komt, ondanks dat die laag op de lijst staat. 12 §2: Nederland is een rechtsstaat en een democratie Evenredige vertegenwoordiging: alle zetels worden gelijk verdeld op baisis van alle geldig uitgebrachte stemmen. Kiesdeler - Aantal geldig uitgebrachte stemmen 150 zetels - Voorbeeld: 7.500.000 geldig uitgebrachte stemmen dan is de kiesdeler: 7.500.000/150 = 50.000 stemmen 1 zetel voor 1 zetel nodig. 13 §3: kabinet en regering / §4:Het Parlement parlement Premier Staatssecrtarissen Tweede kamer Ministeries Ong. 15 150 Koningin Kabinet Regering Volksvertegenw oordiging Staten-Generaal Indirect gekozen Ministers Ministerraad Eerste kamer Direct gekozen 75 14 §3: kabinet en regering / §4:Het Parlement Parlement (ookwel: Staten-Generaal of Volksvertegenwoordiging) Tweede kamer Eerste kamer 150 75 Direct gekozen Regering Koningin Indirect gekozen Ministerraad Ministers Kabinet Staatssecretarissen Ong. 15 Premier: leider kabinet (minister president) Ministeries: gespecialiseerde beleidsterreinen 15 §3: kabinet en regering / §4:Het Parlement 16 §3: Kabinet en regering Tweedekamer verkiezingen dan de kabinetsformatie Formatie van ministers die: - Het samen globaal eens zijn over het toekomstig beleid - Samen de meerderheid van de zetels hebben (de helft + 1 = 76) 17 §3: Kabinet en regering Hoe gaat de kabinetsformatie: 1. Vergadering met: - Koningin - Vice-president Raad van State - Voorzitters 1e en 2e Kamer - Fractievoorzitters 2. Koningin benoemt informateur - Deze onderzoekt welke partijen misschien samen kunnen - Laat partijen compromissen sluiten - Stelt samen met coalitiepartijen het regeerakkoord op 3. Koningin benoemt formateur - Zoekt geschikte ministers en staatssecretarissen - Is meestal afkomstig van de grootste regeringspartij en wordt meestal minister president 4. Koningin benoemt ministers en staatssecretarissen 5. Foto op het bordes 18 §3: Kabinet en regering §3: Kabinet en regering De (nieuwe) regering noteert de belangrijkste plannen voor komende 4 jaar in een regeerakkoord. §3: Kabinet en regering Huidige regeringspartijen: Huidige oppositiepartijen: §3: Kabinet en regering Wat doet de koningin? - Zet handtekening onder alle wetten - Leest de troonrede voor - Overlegt met de minister president - Vertegenwoordigt ons land in het buitenland - Helpt ná de verkiezingen met het vormen van de nieuwe regering - Onschendbaar 24 §3: Kabinet en regering Ministers zijn politiek verantwoordelijk voor hun beleidsterrein (portefeuille) Maken zij een ernstige fout: - Aftreden Of - Kamerleden dienen motie van wantrouwen in (aangenomen = ook aftreden) Motie van wantrouwen tegen hele kabinetsbeleid = kabinetscrisis 25 §4: Het Parlement 26 §4: Het Parlement Een politieke partij: 1. 2. 3. Heeft ideeën over alle belangrijkste beleidsterreinen (programma) Stelt kandidaten bij verkiezingen Ze komen op voor het algemeen belang Een pressiegroep: 1. 2. 3. Heeft ideeën over enkele belangrijke beleidsterreinen Stelt zich NIET verkiesbaar Probeert de politiek te beïnvloeden 27 §4: Het Parlement Coalitieregering: Regering die uit meerdere partijen bestaat. Regeringspartijen: Heeft leden In het parlement én in de regering (de meerderheid zelfs) Oppositiepartijen: Heeft leden in het parlement Let op regering + stelt dingen voor 28 §4: Het Parlement Wat doet het Parlement? Wetgevende taak: Stemrecht bij wetsontwerpen Budgetrecht = rijksbegroting wel of niet goedkeuren Initiatief = wetsontwerp indienen Amendement = bij meerderheid veranderingen aanbrengen in wetsvoorstellen Controlerende taak: Vragenrecht = elke dinsdag vragen stellen aan ministers Moties = bijvoorbeeld een motie van wantrouwen aannemen of indienen Houden van interpellatie over belangrijk onderwerp spoeddebat Parlementaire Enquête houden, onderzoekscommissie vormen, 29 onder ede laten getuigen. §4: Het Parlement Van wetsontwerp naar wet: 1. Regering maakt wetsontwerp 2. Zendt ontwerp naar Tweede Kamer fractiespecialisten bekijken het, kunnen punten wijzigen, stellen vragen aan de minister: debateren. Daarna geeft voltallige Tweede Kamer het oordeel over het wetsontwerp 3. Meerderheid Tweede Kamer voor gaat naar Eerste kamer Mag géén wijzigingen meer aannemen, bekijkt het nog eens goed, zegt: “ja” of “nee” (bijna altijd; “ja”) 4. Betreffende minister + koningin zetten handtekening onder de wet 5. Wet komt in de Staatscourant 30 §5: Gemeente en provincie Gedecentraliseerde eenheidsstaat: Rijk beslit grote lijnen, gedetailleerde invulling wordt aan lagere overheden overgelaten. Voordelen: Nadelen: -Meer eenheid -Lokale bevoegdheden zijn beperkt -Meer centrale sturing -Maar niet alles centraal geregeld -Betere afstemming -Meer lokale zeggenschap -Té veel centrale sturing -Te veel verscheidenheid 31 §5: Gemeente en provincie Gemeente: 4 jaar stemmen gemeenteraad Taken liggen dichter bij huis - Bestemmingsplannen - Verkeer - Openbaar vervoer - Woonerven - Sport en onderwijsvoorzieningen - Horeca vergunningen 32 §5: Gemeente en provincie Het college van B&W: - College van Burgemeester en Wethouders. - Voert het beleid uit. - Worden benoemd door de gemeenteraad. Gemeenteraad: - neemt besluiten - controleert het college van B&W. - Wordt gekozen door de bevolking. De burgemeester: - is voorzitter van de gemeenteraad en College van B&W. - Wordt benoemd door de regering. 33 §5: Gemeente en provincie Provincie: 4 jaar stemmen provinciale staten - Taken liggen bij: - Ruimtelijke ordening - Verkeer - Milieu - Toezicht op gemeenten - Toezicht op waterbeheer 34 §5: Gemeente en provincie Ledental Provinciale Staten hangt af van aantal inwoners van de provincie. De Provinciale Staten kiezen de leden van de Gedeputeerde Staten (dagelijks bestuur) 35 §5: Gemeente en provincie Dagelijks bestuur: College van B en W Benoemd door GR Benoemd door regering Burgemeester Wethouders (2-9) Géén lid GR Gemeenteraad (9 tot 45 leden) Gekozen door de bevolking 36 §5: Gemeente en provincie Dagelijks bestuur: College van Gedeputeerde Staten Benoemd door PS Benoemd door regering Commissaris van de Koningin Gedeputeerden (6-8) Géén lid PS Provinciale Staten (39 tot 83 leden) Fractie 1 oppositie Fractie 2 oppositie Fractie 3 college Fractie 4 college Fractie 5 college 37 §6: Nederland en Europa EU: Europese Unie - Eigen munteenheid (€) - Zorgt voor vrede - Meer concurrentie in europa - Vooral ecnomische belang - Eens per 5 jaar gekozen 38 §6: Nederland en Europa EU: Europese Unie: nadelen - Verlies nationale soevereiniteit: De Nederlandse regering kan niet alles zelf beslissen - Weinig democratisch karakter - Nederlandse burger hebben minder invloed op besluiten van de EU (dan van onze nationale regering) 39 - Verlies werkgelegenheid §6: Nederland en Europa Er zijn drie instellingen die samen het bestuur van de Europese Unie vormen: • Europese Commissie • Europees Parlement • Raad van Ministers 40 §6: Nederland en Europa Europese Commissie: - het 'dagelijks bestuur‘ - initiatief tot voorstellen voor wetgeving en maatregelen op Europees niveau - zorgt voor uitvoering van de wetten 41 §6: Nederland en Europa Het Europees Parlement - Eens per 5 jaar gekozen - Zorgt ervoor dat wetten democratisch tot stand komen. - Adviseert of beslist over de wetsvoorstellen. - Beslist over de toetreding van nieuwe landen. - Controle over de Europese Commissie. 42 §6: Nederland en Europa Raad van Ministers - de ministers van de afzonderlijke lidstaten nemen de uiteindelijke beslissing over de wetgeving in de Unie. - Overleggen met regeringsleiders (euro-top) - Luisteren naar voorstellen van de Commissie en het advies van het Europees Parlement. 43 §6: Nederland en Europa Leden van de EU: 44 §6: Nederland en Europa 45 §6: Nederland en Europa Verenigde Naties (VN) - Bijna alle landen van de wereld zijn er lid van - Doel: komende generaties behoeden voor oorlog - Door internationale vrede en veiligheid te handhaven - Samen werken bij natuurrampen, oorlog, hongersnood en armoed - Respect bevorderen van mensenrechten vlag VN: 46 §6: Nederland en Europa Bestuur van de Verenigde Naties (VN) Er zijn zes bestuursorganen die de werkzaamheden van de organisatie aansturen: 1. de Algemene Vergadering 2. de Economische en Sociale Raad 3. het Internationaal Gerechtshof 4. het Secretariaat (secraterus-generaal) 5. de Trustschapsraad (tegenwoordig inactief) 6. De Veiligheidsraad 47 §6: Nederland en Europa Taken: - Van september tot december bespreken ze de problemen in de wereld - Soms komt er een resolutie. Dat is een soort niet bindende wetgeving - Ze kunnen voorstellen om een land te boycotten - Vredestroepen: ze kunnen militairen sturen naar een gebied. (zoals de Nederlandse Blauwhelmen) 48 §7:Knelpunten in de politiek Er zijn veel knelpunten in de politiek: - Politiek vinden veel mensen niet interessant: de afstand is groot tussen kiezers en politici - Parlement hebben wij gekozen: zij zouden meer macht moeten hebben dan de regering - Regeringspartijen maken regeerakkoord, parlement heeft weinig te vertellen: 49 meerderheid is toch wel voor. §7:Knelpunten in de politiek - Parlement neemt soms een besluit tegen de wil van de NL-bevolking - Sommige problemen zijn nou eenmaal moeilijk op te lossen - Regels zijn té ingewikkeld daarom weinig vertrouwen in de politiek (bureauctatie) - Soms houden aan de regels op Europees niveau, ookal niet mee eens 50 §7:Knelpunten in de politiek - Referendum: Kiezers stemmen direct over een bepaald onderwerp. - Regionale kandidaatstelling: kandidaten voor politieke partijen moeten uit de verschillende regio’s komen. - Deregulering: taken worden steeds meer uitgevoerd door gemeente en provincie in 51 plaats van landelijk. §8: Politieke besluitvorming Stelsel van politieke besluitvorming. Voor het nemen van een besluit/het maken van een wet moet altijd eerst een reden zijn. Er zijn 5 fasen waarin de besluiten genomen worden binnen de politiek: 52 §8: Politieke besluitvorming Stelsel van politieke besluitvorming: poortwachters: kijken of het probleem belangrijk genoeg is om op de politieke agenda te komen Fase 1: Invoer Fase 2: Omzetting Fase 3: Besluitvorming Fase 4: Uitvoer Fase 5: Terugkoppeling: werkt de maatregel/wet? Evalueren. Uiten van wensen, verlangens en behoeften. VB Er wordt actie gevoerd omdat er te veel tussen uren zijn Prioriteit bekijken, onderzoeken wat mogelijke oplossingen zijn -Meer huiswerkuren -Vroeger/later naar school -Zaterdag ook naar school -Etc…. (Voorlopig) besluit wordt genomen. Meer huiswerkuren beste oplossing Wat vindt het parlement? Besluit wordt uitgevoerd. Scholen moeten huiswerkbegeleid uren instellen.53 §9: Burgers, de media en pressiegroepen Wie hebben er invloed op de politiek? • Media • Burgers • Pressiegroepen – Belangengroepen – actiegroepen 54 §9: Burgers, de media en pressiegroepen Media vervult 5 functies: 1. Informatieve functie: informatie geven over bepaalde gebeurtenissen en besluiten die genomen worden 2. Agendafunctie: journalisten zien problemen die onder de bevolking speelt en brengt dit onder de aandacht 3. Commentaar- en meningsvormende functie: media levert kritiek op de politiek 4. Controlerende functie: media houdt de politiek in de gaten 5. Spreekbuisfunctie: bevolking kan zelf via media hun mening geven 55 §9: Burgers, de media en pressiegroepen Wat kunnen burgers doen? - stemmen: door hun stem hun mening laten horen - Spreekrecht: tijdens hoorzittingen in de 2e Kamer, Gemeenteraad, etc - Lid worden van een politieke partij - Zelf een politieke partij oprichten Partij voor naatenliefde, vrijheid en diversiteit/pedopartij: Gesprek met Pnvd voorzitter Artikel over 'pedopartij‘ - Contact opnemen met politici - verzoek/klacht/bezwaarschrift indienen - Media inschakelen (spreekbuisfunctie) - Lid worden van pressiegroep - Demonstreren - Nationale Ombudsman inschakelen: www.nationaleombudsman.nl/ 56 §9: Burgers, de media en pressiegroepen Pressiegroepen hebben bepaalde belangen en proberen darom invloed uit te oefenen op de besluiten van de politici. Pressie: onderstuk zetten Belangengroepen: komen op voor een bepaalde groep uit de samenleving. VB: patiëntenverenigingen, consumentenbond, winkeliersvereniging, vakbonden, Laks Actiegroepen: zetten zich (soms voor korte tijd) in voor een duidelijk probleem. Verschillende mensen kunnen hierin deelnemen. Actieorganisaties: Greenpeace, amnesty international,etc57 §9: Burgers, de media en pressiegroepen Hoe krijgt een Pressiegroep macht? - Kennis Grootte van de groep Geld Toegang tot media Toegang tot politici Charisma van de leider Zitting hebben in het bestuur 58 §10: politieke stromingen Links: • Gelijkheid/ gelijkwaardigheid • Actieve overheid/ grote Midden: rol voor de staat. • Naastenliefde • komen op voor mensen (elkaar helpen) met een zwakke positie • hechten veel waarde Rechts: in de samenleving aan het gezin • Partijen met progressieve • beperkte rol voor de • Vrijheid uitgangspunten. • Passieve overheid/ staat beperkte rol voor de staat • Meestal richting • conservatieve socialisme • economische vrijheid uitgangspunten • Christelijke normen • partijen met conservatieve en waarden uitgangspunten • Meestal richting liberaal Midden §10: politieke stromingen Christendemocratie: - Zit tussen links en rechts in hechten veel waarde aan het gezin en Christelijke normen en waarden - - Geloof Bijbel schrijft voor hoe de mens zich dient te gedragen 60 §10: politieke stromingen Liberalen: - Vrijheid als het ideaal -Economische vrijheid -Persoonlijke vrijheid - De ontwikkeling van het individu staat voorop. - Het individu is verantwoordelijk voor het inrichten van zijn leven. -Overheidsbemoeienis moet hierbij minimaal zijn. Politiek midden 61 §10: politieke stromingen Socialisme / Sociaal- democratie - Gelijkheid de belangrijkste waarde - de staat moet het verschil in economische macht, dus arm en rijk, voorkomen. - voor een eerlijke samenleving met gelijke kansen - Veel overheidsbemoeienis om sociale en maatschappelijke problemen op te lossen - sterke antipathie voor een (te) vrije markt. Politiek midden 62 §10: Politieke stromingen Confessionalisme - Politieke opvattinge gebasseerd op geloofsovertuiging Rentmeesterschap: als mens goed voor de aarde zorgen Gespreide verantwoordelijkheid: ‘zorgzame samenleving’ Maatschappelijk middenveld: overheid aanvullende rol, de rest overlaten aan bvb welzijnsinstellingen en schoolbesturen. Confessionalisme Politiek midden 63 §10: Politieke stromingen Progressief: is een politieke stroming gebaseerd op progressie - Vooruitgang, toenemend, vooruitgaand, zich uitbreidend - Hoort meestal bij de links/sociaal-democratische denkwijze Conservatief: is een politieke stroming die zich grondvest op de traditie. Latijnse conservare, dat "in ongeschonden toestand bewaren" betekent. Weinig verandering, het oude in takt willen houden Hoort meestal bij de rechtse/liberale en Christen=democratische visie 64 §10: Politieke stromingen §10: Politieke stromingen Communisme: een extreme vorm van socialisme Gelijkheid staat centraal productiefactoren beheerd door de staat. Particuliere eigendom is niet toegestaan. Fascisme: Heeft zeer nationalistische en autoritaire beginselen. Keert zich tegen vrijheid, gelijkheid en tolerantie Voelen bedreigd door maatschappelijke veranderingen en ‘vreemde groepen’ Verering eigen natie en volk Agressieve rassenleer Confessionalisme 66 Socialisme Links Communisme Confessionalisme Liberalisme Politiek midden Christendemocratie Rechts Fascisme 67 §11: linkse en rechtse partijen Partijen in de 2e kamer op volgorde van aantal zetels: §11: linkse en rechtse partijen Partijen in de 2e kamer: links -Meest links. Komt op voor belangen arme mensen. Goede uitkeringen! Rijken meer belasting betalen. Goedkope gezondheidszorg. -Komt op voor milieu. Ongelijkheid tussen mensen tegengaan. Gratis kinderopvang/ meer vrouwen werken. Schone energie gebruiken. Kraamverlof voor vaders. Geen koningshuis meer. -Komt op voor belangen van dieren. Rechten van het dier opnemen in grondwet. Dierenmishandeling streng straffen. Einde aan dierproeven. Verbod gebruik dieren in reclame/films -Overheid zorgt vooral voorvoldoende werkgelegenheid. - Door ziekte, handicap of ouderdom niet werken: overheid geeft uitkering! Tot 27 jaar werk/leerplicht. Geld aan bedrijven voor langdurig werklozen. Discriminatie bij bedrijf = boete! §11: linkse en rechtse partijen Partijen in de 2e kamer: Midden -Democratie vernieuwen. Meer macht voor burgers. Meer geld voor onderwijs. Soepel ontslagrecht. Kiezen burgemeester en minister president. Gevangenisstraf = taakstraf. Meer eu. -Protestants/christelijk. Hulp aan vluchtelingen in ons land. Geen abortus en euthanasie. God beslist. Zuinig zijn op de aarde (is van god), kinderbijslag aan gezin met kinderen. Alcohol en drugsgebruik streng aanpakken. -Christelijke partij. Mensen moeten voor elkaar zorgen. In noodgevallen helpt de overheid. Overheid niet bemoeien met opvoeding kinderen. Maatschappelijke stage jongeren verplicht. Altijd hulp geven aan ontwikkelingslanden. §11: linkse en rechtse partijen Partijen in de 2e kamer: Rechts -Vrijheid belangrijkst! Meer wegen aanleggen ivm files, werkgevers vrijheid geven (zoals makkelijk ontslaan). Meer geld voor politie. -Gereformeerde partij. Regeren volgens de bijbel. Mensen beschermen, verder niet mee bemoeien. Abortus en euthanasie en homohuwelijk verboden. Moord = doodstraf. -Harde uitspraken over Islam. Mensen zelf verantwoordelijke voor hun gedrag, iedereen aanpassen aan regels van dit land. Ook ander geloof/cultuur. Zo niet: Hoge straf. Na 3 geweldsmisdrijven: levenslang. Weinig immigranten toelaten. §11: linkse en rechtse partijen Soorten Partijen: - Op basis van IDEOLOGIE: ontstaan door dezelfde ideologiën/stromingen - ONE-ISSUEPARTIJEN: gericht op 1 aspect in de samenleving. (PvdD) PROTESTPARTIJEN: ontstaan uit onvrede met bestaande politiek. (LPF) - NIET-DEMOCRATISCHE parijen: zoals fascisitische partijen. Komen niet vaak voor in parlementen. 72 §11: linkse en rechtse partijen Functies van partijen: - Integratiefunctie: het partijenprogramma - Informatiefunctie: informeren over standpunten - Participatiefunctie: burgers stimuleren actief aan politiek te doen - Selectiefunctie: mensen die in de politiek willen, kijken bij welke partij ze willen ed. 73 Analyse maatschappelijk vraagstuk 74 Analyse maatschappelijke vraagstukken • Een maatschappelijk probleem: 1. Sociaal probleem: veel mensen hebben er mee te maken 2. Verschillende meningen: het is niet snel op te lossen omdat er vaak zoveel verschillende meningen over zijn 3. Overheid: de overheid moet erbij betrokken zijn om dit probleem te kunnen oplossen 4. Aandacht van de media: het probleem moet de aandacht van de media krijgen. 75 Analyse maatschappelijk vraagstuk Formele macht: Deze macht is officieel vastgelegd in wetten en regels (gezag) Voorbeeld: de burgemeester verbied een boetbalwedstrijd. Informele macht: Macht die niet officieel is vastgelegd (invloed) Vb: ‘regels’ die binnen je vriendengroep gelden 76 Analyse maatschappelijk vraagstuk Machtsmiddelen: Om macht te kunnen hebben, bestaan er machtmiddelen. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. Functie/beroep (politie als hij een bekeuring geeft) Kennis/vaardigheden (dokter weet welke medicijnen je nodig hebt) Aanzien (de paus vraagt gelovigen iets wel of niet te doen Overtuigingskracht (politici zijn vaak getraind om mensen te overtuigen) Geld (de overheid beslist wat ze doen met die miljarden euro’s die ze hebben Aantal (de klas weigert massaal een proefwerk te maken) Geweld (een rechter veroordeeld de moordenaar tot 77 levenslang) Analyse maatschappelijk vraagstuk Normen: gedragsregels, verwachtingen over wat normaal is, manier van handelen waar mensen zich aan kunnen of moeten houden Waarden: waarden zijn dingen en denkbeelden waar we waarde aan hechten. Aspecten die we belangrijk vinden. Waarde: eerlijkheid Norm: niet stelen 78 Analyse maatschappelijk vraagstuk - Propaganda: doelbewust eenzijdige informatie geven, om meningen te beinvloeden - Manipulatie: met opzet feiten weglaten of veranderen - Indoctrinatie: voortdurend opdringen van bepaalde meningen (met behulp van zeer intensieve psychologische middeltjes) 79 Analyse maatschappelijk vraagstuk - Stereotypering: Beeld van een bepaalde bevolkingsgroep dat met de werkelijkheid weinig of niets te maken heeft. VB: Afrikanen in rieten rokjes met botjes in hun neus en dikke lippen Nederlanders op klompen - Vooroordeel: Een vooroordeel is een mening over iemand of een groep mensen die niet op feiten is gebaseerd. VB: 'alle duitsers hebben bierbuiken, 'Belgen zijn dom', 'Nederlanders zijn krenterig' of 'dikke mensen zijn gezellig‘ - Discriminatie: Als mensen op basis van deze vooroordelen worden achtergesteld, is er sprake van discriminatie. 80 ZENDER INFORMATIE ONTVANGER Medium OBJECTIEF/SUBJECTIEF (Feiten/Meningen [Meerdere kanten]) BETROUWBARE BRONNEN (CBS, Wikipedia, edu-sites) MANIPULATIE SELECTIEVE WAARNEMING (Verdraaien) (Passend voor jezelf) PROPAGANDA (Eenzijdig) REFERENTIEKADER INDOCTRINATIE (Ervaring, Waarden) (Dwingend/Langdurig) DISCRIMINATIE Stereotypering Vooroordelen 81 Analyse maatschappelijke vraagstukken Analyseschema: • Wat is het probleem? • Sociaaleconomische invalshoek:belangen, belangentegenstellingen, belangengroepen, maatschappelijke posities, gemeenschappelijke belangen, ongelijkheid, economische belangen • Sociaal-culturele invalshoek: waarden, normen, culturen, pluriformiteit • Politiek-juridische invalshoek: politieke agenda, machtsmiddelen, actiegroepen, politieke partijen • Veranderings- en vergelijkende invalshoek: hoe in het verleden? Andere landen? Andere culturen? • Oplossingen: standpunten partijen, overheid • Eigen mening: subjectieve bronnen of objectieve bronnen 82 83