Les 1 Inleiding macro-economie In de economie worden goederen

advertisement
Les 1 Inleiding macro-economie
In de economie worden goederen en diensten geproduceerd.
Schematische voorstelling van economische groei. Productie is een
reactie op bestedingen, die weer sterk afhangen van het inkomen. Dit inkomen wordt verdiend door
bij te dragen aan de productie. Proces kan elkaar versterken, goed of slecht.
Economische kringloop
Gezinnen
Overheid
Bedrijven
Buitenland
1. Consumptie
2. Lonen
3. Inkomsten belasting
4. Uitkeringen
5. Overheidsbestedingen
6. VPB
7. Import
8. Export
9. Investeringen
Conjunctuur is een golfbeweging. Het kan heel hand groeien maar
ook minder. Soms kan het krimpen. Alles volgt elkaar op. De ene
periode geven mensen veel uit, de andere periode sparen ze. Als
het te goed gaat raakt de economie oververhit, de productie raakt
over zijn toeren en prijzen schieten omhoog. Als de koopkracht
omlaag gaat, gaan mensen minder besteden.
verandering van het groeipercentage van de economie of productie op korte termijn. Deze
groeipercentages volgen een golvend patroon, doordat de bestedingen toe- en afnemen in de tijd.
Het golfpatroon in groei van het bbp wordt veroorzaakt door toe- en afnemende bestedingen.
1: recessie (indien de groei negatief is: depressie)
2: opleving
3: expansie
4: afzwakking
1+2 = laagconjunctuur (groei onder de trend)
3+4 = hoogconjunctuur (groei boven de trend)
Trend: de over een reeks van jaren gemiddelde groei
van de productie. Er zijn veranderingen in de
conjunctuur door veranderingen in de bestedingen.
Cyclische sectoren: bedrijfstakken die meer dan
gemiddeld op de conjunctuurbeweging reageren.
Een opgaande conjunctuur beïnvloedt de omzet positief. Voor zover de gestegen kosten niet kunnen
worden goedgemaakt door een verbetering van de productiviteit of kunnen worden doorberekend
aan de afnemers, tasten ze de winstmarge aan. Een neergaande conjunctuur beïnvloedt de omzet
negatief. Efficiëntere productie en lagere inkoopprijzen moeten helpen het ondernemingsresultaat te
herstellen.
Economische variabelen
- Conjunctuur (ontwikkelen van de vraag)
Inferieure goederen doen het nu goed. Aldi en
deurwaarders bijvoorbeeld. Nederland ligt in een
laagconjunctuur.
- Wisselkoersen
De euro is meer waard geworden. Voor de export is dit
slechter. Voor Nederland is import gunstiger, je kan
meer inkopen. Alleen internationaal opererende bedrijven hebben direct last van
wisselkoersveranderingen. Indirect, bijvoorbeeld via de olieprijs die in $ wordt afgerekend, hebben
juist heel veel bedrijven met wisselkoersveranderingen te maken.
- Olieprijzen (prijzen grondstoffen)
De olieprijs is er hoog, maar mensen blijven olie kopen. Shell maakt nu heel veel winst.
Transportkosten van gewone bedrijven gaan wel omhoog. Bijna alle bedrijven hebben indirect met
de olieprijs te maken. Daarnaast is het feit dat olie in $ wordt afgerekend van belang.
- Lonen
Als de lonen dalen, geven mensen minder uit. Op de korte termijn is dat goed. Voor individuele
bedrijven zijn loonstijgingen ongewenst, want dat verhoogt de kostprijs van hun producten.
Daarnaast kunnen bedrijven ertoe overgaan om te automatiseren en personeel te ontslaan. Voor de
economie als geheel kan een loonstijging ook gunstig zijn als het tot meer bestedingen leidt.
- Rente
De rente is extreem laag, bedrijven gaan nu investeren. Een machine kopen is nu goedkoper. Lage
rente, meer lenen, minder sparen. Mensen kunnen dus meer besteden. Op dit moment is dat niet zo.
De rente wordt deels door de ECB gestuurd om de inflatie rond de 2% te houden. Bedrijven hebben
last van een hogere rente, omdat ze dan meer moeten betalen voor leningen. Ze zullen dan wellicht
bepaalde investeringen niet doen, wat weer slecht is voor de economie.
Hoe is de kredietcrisis ontstaan?
- Doorverkopen van hypotheken
- Instorten van de huizenprijzen
De kredietcrisis is de aanduiding voor een crisis op de financiële markten die in de zomer van 2007
ontstond. De oorzaak was een crisis op de markt voor Amerikaanse hypotheken, veroorzaakt door
een daling van de Amerikaanse huizenprijzen, nadat in de jaren vóór 2007 op grote schaal te hoge
hypotheken waren verstrekt aan financieel te zwakke huizenkopers. Toen de huizenmarkt
stagneerde, slaagden zij er niet tijdig in hun huis te verkopen, zodat ze geconfronteerd werden met
hogere maandlasten. Door de betalingsachterstanden die hierop volgden, steeg het aantal
gedwongen verkopen van huizen sterk. Dit leidde tot problemen op de markt van
beleggingsinstrumenten in dergelijke leningen. In de zomer van 2007 leidde dit tot een crisis op de
geldmarkt tussen banken.
Les 2 Gezinnen
Conjunctuurgevoeligheid van markten:
Conjunctuurgevoelig: industrie, bouwnijverheid, autobranche, luchtvaart
Conjunctuurongevoelig: landbouw en voedingsmiddelenindustrie, niet – commerciëlesector
Wat kan een bedrijf doen om minder conjunctuurgevoelig te zijn?
Productdiversificatie: Philips heeft bijvoorbeeld verlichting, consumenten electronica,
huishoudelijke apparaten en medische systemen in haar assortiment.
Geografische diversificatie: investeren in niet conjunctuurgevoelige producten.
Bestedingen:
1. Vraag (consumptie) van consumenten naar producten
2. Investeringen van bedrijven
Bedrijven investeren voor vervanging en uitbreiding in kapitaal. Ook kunnen bedrijven
investeren in voorraden (gepland of gedwongen).
3. Overheidsbestedingen
Waaraan geeft de overheid geld uit?
Belastinggeld
Studiefinanciering
OV
Zorgtoeslag
Wanneer stijgen de overheidsbestedingen gepland?
Om werkgelegenheid te creëren
4. Import & Export (buitenland)
1. Consumptie
Wat moet er gebeuren als ik meer wil kopen?
Inkomen
Omhoog
Rente
Omlaag
Vermogen
Omhoog
Consumentenvertrouwen
Omhoog
Inflatie
Omlaag (als inflatie laag is zijn producten goedkopen, meer koopkracht)
2. Investeringen
Bedrijven investeren voor vervanging en uitbreiding in kapitaal, ook kunnen bedrijven investeren in
voorraden (gepland of gedwongen)
Als een bedrijf wil investeren gebeurd er dit met de volgende variabelen:
Afzetverwachting
Omhoog
Winst
Omhoop (producten makkelijker kwijt)
Bezettingsgraad
Omhoog
Rente
Omlaag (goedkoop lenen, niet sparen maar uitgeven)
Productenvertrouwen
Omhoog
Als een bedrijf investeert kopen ze machines of bouwen ze nog een bedrijf. Zo hebben andere
bedrijven ook werk, dus goed voor de economie. Het heeft een capaciteitseffect.
Investeringen hebben een:
Capaciteitseffect, de bestaande productiecapaciteit wordt vergroot.
Bestedingseffect, investeren is het kopen van kapitaalgoederen, waarbij beslag wordt gelegd
op de bestaande productiecapaciteit.
Breedte investeringen: investeringen waarbij de verhouding kapitaal/arbeid gelijk blijft.
Diepte investeringen: arbeidsbesparende investering. Meer machines, minder mensen. De
arbeidsproductiviteit neemt toe.
Bestedingen van bedrijven: investeringen
Vervangingsinvesteringen: investeringen die dienen ter vervanging van versleten vaste
kapitaalgoederen. Dit doen ze omdat veel kapitaalgoederen verslijten.
Uitbreidingsinvesteringen: investeringen die dienen op de kapitaalgoederenvoorraad per
saldo te vergroten (uitbreiden). Als de rente afneemt nemen deze investeringen toe, omdat
nieuwe investeringen sneller renderend zijn.
Voorraadinvesteringen: Investeringen in vlottende kapitaalgoederen waardoor de voorraden
grondstoffen en eindproducten toenemen (positieve voorraadinvestering) of afnemen
(negatieve voorraadinvestering).In tijden van laagconjunctuur nemen deze investeringen
vooral toe, omdat deze bestedingen zijn lager dan de productie.
Desinvesteringen: het verkleinen van de kapitaalgoederenvoorraad.
Netto- investeringen: de door bedrijven verrichte uitbreidingsinvesteringen plus de
voorraadveranderingen.
Innovatie: de ontwikkeling en succesvolle introductie van nieuwe of verbeterde goederen, diensten,
productie- of distributieprocessen.
Basisinnovatie: innovatie die een wezenlijke vernieuwing van een product of een
productproces betekent. (auto, tv, machine)
Verbeteringsinnovatie: (stuurbekrachtiging bij een auto)
Schijninnovatie: tref je vooral aan waar de mode het ontstaan van steeds weer nieuwe
uiterlijke vormgeving dicteert.
3. Overheidsuitgaven
Waaraan geeft de overheid geld uit?
1. Overheidsinvesteringen
2. Overheidsconsumptie
3. Overdrachtsuitgaven
Onderwijs
Uitkeringen
- Waaraan heeft de overheid de afgelopen jaren veel geld aan uitgegeven?
Banken redde, Griekenland, garanties drukken niet op staatsschuld
- Op welke manier hebben wij te maken met overheidsbestedingen?
Studiebeurs
4. Export en import
Wat gebeurd er met de Nederlandse export bij:
1. Verslechtering van de conjunctuur (wereldwijd)
2. Waardeverandering van de euro t.o.v de Dollar?
De euro is meer waard geworden, het is ongunstig
Importeren wordt goedkoper
Als je alleen met eurolanden samenwerkt maakt de eurokoers niks uit.
3. Verslechtering van de concurrentiepositie van Nederland?
Concurrentiepositie neemt toe als we duur zijn en als we hogere lonen hebben
Inflatie: stijging van het algemeen prijsniveau. Dat zorgt voor een onzeker ondernemingsklimaat.
(Stijging van gemiddeld gewogen prijspijl, de prijzen nemen gemiddeld toe)
Soorten inflatie:
Monetaire inflatie: toename van de hoeveelheid gel in de kringloop.
Prijsinflatie: stijging van het gemiddeld prijsniveau. Dit zorgt voor vermindering van de
koopkracht van het geld (=geldontwaarding). Hierbij is geeft uitgeleend geld een nadeel en
schulden een voordeel.
Bestedingsinflatie: prijsinflatie die ontstaat doordat de totale bestedingen te groot zijn ten
opzichte van de aanwezige productiekwaliteit.
Loonkosteninflatie: wanneer de lonen sneller stijgen dan de loonruimte toelaat, stijgen de
arbeidskosten per eenheid product. Deze kostenstijging werkt door in de prijzen. Door
loonmaatregelen van de overheid kan de loonkosteninflatie afremmen.
Kosteninflatie: stijging van het gemiddeld prijsniveau door kostenstijging.
Geimporteerde inflatie: prijsinflatie die als gevolg is van hogere invoerprijzen.
Stagflatie: het tegelijkertijd optreden van prijsinflatie en werkloosheid (stagnatie).
Inflatie zorgt ervoor dat de totale bestedingen dalen!
- Wat is de samenhang van inflatie met de totale bestedingen?
Als de bestedingen omhoog gaan, is dit een gevaar voor de inflatie
Inflatie is nu heel hoog rond de 2%
Deflatie: daling van het algemeen prijspeil. Prijsdeflatie vormt een nadeel voor mensen die geld
hebben geleend en zet een rem op de economische groei.(Geld word meer waard is heel gunstig
maar komt bijna nooit voor)
Om te berekenen hoe prijsstijging de koopkracht van consumenten beïnvloed, moet rekening
gehouden worden met het gewicht van de verschillende uitgavenposten binnen het gezinsbudget.
(=wegingsfactoren)
Om de inflatiecijfers van de Europese Unie te vergelijken wordt de geharmoniseerde
consumpentenprijsindex berekend, hierbij wordt geen rekening gehouden met accijnzen/BTW.
Als de prijzen bij ons sneller stijgen dan bij onze buitenlandse concurrenten verslechtert dit onze
concurrentiepositie.
Schijnwinst: ondernemingswinst die ontstaat doordat bij de winstbepaling rekening wordt gehouden
met de historische kostprijs.
De overheid kan bestedingen beperken door het voeren van restrictieve begrotingspolitiek:
overheidspolitiek die is gericht op het terugdringen van de totale bestedingen. De overheid bezuinigt
zelf en/of verhoogt de belastingtarieven.
De centrale bank kan de bestedingen matigen door een krap geld politiek te voeren dat is de
beperking van de kredietverlening.
Met een koersstijging van de euro kan de ECB de buitenlandse vraag naar Europese producten
verminderen. Het streven naar een harde euro helpt eveneens bij het tegengaan van kosteninflatie.
Les 3 Overheid
Private sector:
Ondernemingen
Gezinnen
Collectieve sector:
Het Rijk: ministers in Den Haag en de door ministers beheerde begrotingsfondsen.
De overige centrale overheid: daartoe horen onder andere de universiteiten en hoge
scholen, en verzelfstandigen rijksdiensten zoals DUO
De decentrale overheden: gemeente, provincies en waterschappen.
De sociale fondsen: de fondsen met geld voor de sociale verzekeringen, de organisaties
die de sociale wetten uitvoeren en de instanties die daar weer toezicht op houden.
Taken collectieve sector:
- Allocatiefunctie: beslissingen over overheidsinstanties beïnvloeden de samenstelling van de
nationale productie.
o Collectieve goederen (lantarenpaal, alleen door overheid)
Quasi-collectief (onderwijs, defensie, politie)(Deels overheid deels bedrijf)
o Individuele goederen
o Bemoei goederen
o Merit: belonen/stimuleren (OV subsidie)
o Demerit: bestraffen (Belastingen)
- (her)Verdelingsfunctie: hiermee wordt bedoeld dat de overheid door tal van maatregelen
probeert de verdeling van inkomens en vermogens te beïnvloeden.
o Zorgen dat de productiecapaciteit volledig wordt benut.
o Zorgen dat totale productiecapaciteit op een evenwichtige manier groeit.
o Zorgen dat iedereen naar school kan
o Personele inkomensverdeling:
Primaire inkomen:
Secundaire inkomen:
Tertaire inkomen:
- Stabilisatiefunctie: via overheidsmaatregelen kunnen
beleidsmakers proberen omvang en bezettingsgraad van de
nationale productiecapaciteit te sturen. (Conjunctuurgolven
verminderen, hoe stabieler de golven hoe beter, we zitten nu in een dal. Bezuinigen helpt niet voor
inflatie we zitten nu in een dal)
Hoe komt de overheid aan geld?
Belastingen en premieheffingen + niet belastinginkomsten
Rol van de overheid in de economie
- Klassieke visie: geen ingrijpen van overheid.
“De overheid dient een zo klein mogelijke rol te spelen. Zij moet zich beperken tot het
garanderen van veiligheid van de burgers, het beschermen van bezit en zorgen dat burgers hun
contract naleven.”
- Keynesiaanse visie: stimuleren of afremmen van conjunctuur door overheid.
“Zij stelt dat de overheid verantwoordelijk is voor het bereiken van de doelstellingen van de
economische politiek en zich zeer met de economie, vooral de conjunctuur, moet bemoeien. Zij
zorgt voor volledige werkgelegenheid en groei.”
Wat kan de overheid (of centrale bank) doen in een laagconjunctuur?
BTW
Verlagen
Rente
Verlagen
WW-uitkeringen
Verhogen (zodat ze meer uitgeven)
Invoerheffingen
Verhogen (producten worden dan in NL gekocht)
Waarde munt
Verlagen (zo raak je prodcuten makkelijker kwijt in het buitenland)
Geldhoeveelheid
Verhogen
Exportsubsidies
Verhogen
Huursubsidies
Verhogen
Accijnzen
Verlagen net als btw
Inkomens
Nivelleren (als je de armen meer geld geeft, geven deze het sneller
uit)
Overheidsconsumptie
Overheidsinvestering
Overdrachtsuitgave
De A2 wordt verbreed.
Overheidsinvestering
De salarissen van leraren worden betaald.
Overheidsconsumptie
Aow-uitkeringen worden voldaan.
Overdrachtsuitgave
De rente over de staatsschuld wordt betaald.
Overdrachtsuitgave
De bijdrage aan Europa wordt overgemaakt naar Brussel.
Overdrachtsuitgave
De koffievoorraad op het ministerie van defensie wordt aangevuld.
Overheidsconsumptie
Een deel van de staatsschuld wordt afgelost.
Overdrachtsuitgave
Scholen krijgen extra geld om onderhoud aan de schoolgebouwen te plegen. Overheidsinvest.
Les 4 Bedrijven
Terugblik les 3
Gezinnen -> inflatie
Kosten of bestedingsinflatie is belangrijk
Dit jaar is de inflatie 3%, dat is hoog. De centrale bank streeft 2% na. Bij 0% wordt de economie niet
gestimuleerd om hun geld uit te geven dus dat is ook niet goed.
Berekenen van de inflatie
Huisvesting
25%
0,25x -5%
= -1,25
Vervoer
10%
0,1x -6%
= -0,6
Voeding
10%
0,1 x +3%
= +0,3
Totaal is -0,15, dit zou betekenen dat er deflatie is.
Gewogen gemiddeld
Bij een gewoon gemiddeld, tel je alles bij elkaar op delen door 6
Overheid
3 taken van de overheid
- Allocatiefunctie
- Herverdelingsfunctie
- Stabilisatiefunctie
In Nederland vinden we deze functies belangrijk
Babyboom generatie heeft veel geld. Er komen straks veel banen vrij op de arbeidsmarkt
Procyclus beleid doet de overheid nu. Dat is eigenlijk helemaal niet goed.
Overheid bemoeid zich te veel met de economie is keynesiaanse
Overheid bemoeid zich te weinig met de economie is klassieke visie
Produceren en welvaart
Wanneer is iemand welvarend?
Als iemand veel goederen en diensten tot zijn beschikking heeft. Reëel inkomen, goede koopkracht.
1. Wat is productie
Bij een kledingzaak heb je geen productie, het is een dienst. Als de inkoop van een broek 50 euro is
en hij wordt verkocht voor 120 is de productie 70 euro. Maar hier gaan nog wel kosten af.
Productie is een waardetoevoeging. Vaak het verschil tussen inkoop en verkoop.
2. Wat produceert een bakker? Broden Omzet is geen productie
3. Wat produceert een kledingzaak? Verkoopdienst
4. Wat is welvaart?
Behoeftebevrediging m.b.v goederen
en diensten.
Koopkracht van alle NL gaat omlaag
Lonen stijgen niet, maar de prijzen zijn gestegen. Je betaald vermogensbelasting dus je spaargeld is
minder waard geworden. Ook is de rente aangepast.
Nationaal inkomen en nationaal product
Nationaal inkomen
= totaal verdiende inkomen in een land in één jaar.
Nationaal product
= waarde van alle goederen en diensten die in één jaar door een bepaald
land worden geproduceerd.
Nationaal inkomen = nationaal product - nationale bestedingen
In welk land is de welvaart per persoon het meest gestegen
Land A
Nationaal inkomen verschil 20%
Bevolking 5%
Inflatie 12%
Koopkrachtstijging:
+20
-5
- 12
------= -3%
Land B
Nationaal inkomen verschil 40%
Bevolking 25%
Inflatie 14%
Burundi is alles heel goedkoop. Veel natuurlijke rijkdommen maar er is veel corruptie. Veel mensen
zijn schoenen aan het poetsen, maar dat is zwart geld. Alles wat zwart gaat weet niemand wat vanaf.
Welvaart en welzijn
Eerst welvaart dan welzijn
Welvaart
-
Productie: toevoegen van waarde
Welvaart: behoeftebevrediging met betrekking van goederen en diensten
Nationaal inkomen: totaal verdiende inkomen in een land in één jaar.
Nationaal product: waarde van alle goederen en dienst die in één jaar door een bepaald land
worden geproduceerd.
BBP: geeft een eerste indruk van de waarde van de goederen/diensten waar de inwoner in het
desbetreffende land gemiddeld over kan beschikken.
Waarom is het BBP géén goede maatstaaf van welvaart:
• Verschillen in prijsniveau in de landen is niet meegenomen.
• Inkomensverdeling in de landen is onbekend. Het is een gemiddelde
• Zwarte en grijze circuit niet meegenomen.
Naarmate er meer welvaart is worden de hogere lagen in de piramide bereikt en is er ruimte voor
welzijn (en ontwikkeling).
Productiefactoren
Om te producten maken bedrijven gebruik van 4 productiefactoren
Beloningen voor het ter beschikking stellen
1. Arbeid
 loon
2. Kapitaal
 rente, huur
3. Natuur
 pacht
4. Ondernemersschap
 winst
Arbeidsmarkt
Beroepsbevolking -> Werkende en werklozen
WIG: wat is jouw werkgever kwijt aan jou?
Belastingheffing leidt tot onbedoelde verstoringen. Belastingen en sociale premies drijven een wig
tussen de bruto(arbeids)kosten van de ondernemer en de bijbehorende netto- beloning voor
aanbieders van arbeid en kapitaal.
Wig  Verschil tussen loonkosten en
nettoloon
Wig is geen afkorting
Wig alles wat een werkgever moet betalen
rond de 30% en 40%
Jaarloonkosten in het voorbeeld -->
Participatiegraad gaat stijgen als huisvrouwen op de arbeidsmarkt komen
Kapitaal
Elk bedrijf maakt veelvuldig gebruik van de productiefactor ‘kapitaal’. Kapitaal zijn machines,
gebouwen enz.
1. Als een bedrijf ‘’’kapitaalintensiever’ wordt, stijgt de productiecapaciteit
(Er komen meer machines bij)
2. Als een bedrijf ‘’kapitaalintensiever word, stijgt de arbeidsproductiviteit
3. Als de lonen stijgen, worden bedrijven kapitaalintensiever (je huurt niet meer personeel in, het
gaat om het aantal werknemers in verhouding met de machines )
4. Als de rente daalt worden bedrijven kapitaalintensiever
Bestedingen van bedrijven  investeringen
3 soorten:
1. Vervangingsinvesteringen (machines vervangen)
2. Uitbreidingsinvesteringen (breedte en diepte) (nieuwe machine erbij)
3. Voorraadinvesteringen, soms moeten ze gedwongen investeren
- Waarom doen bedrijven 'vervangingsinvesteringen?
De machine is afgeschreven. Maar soms hebben ze nog wel een economische waarde
Het is ideaal is het nog lang mee gaat als het al is afgeschreven.
- Welke soort investering nemen vooral toe in tijden van laagconjunctuur?
- Welke investeringen nemen toe als de rente afneemt.
De huidige crisis zorgt ervoor dat bedrijven
In de autobranche wordt er veel geproduceerd
Productie, arbeidsproductiviteit (a.p.t) en werkgelegenheid
Arbeidsproductiviteit = a.p.t
Jaar
Productie
a.p.t
2000
+5%
-2%
2001
-5%
+3%
2002
+3%
+1%
2003
-3%
+3%
De 3 begrippen moet je kunnen koppelen
werkgelegenheid
+7%
-8%
+2%
-6%
Productiecapaciteit en bezettingsgraad
- Productiecapaciteit: hoeveelheid goederen en diensten die een economie maximaal kan
produceren.
- Bezettingsgraad: mate waarin de bestaande productiecapaciteit ook werkelijk wordt gebruikt.
Overbesteding: productiecapaciteit is volledig bezet, hierdoor is er een tekort aan personeel dus de
lonen stijgen.
Onderbesteding: productiecapaciteit is onderbezet, hierdoor ontstaat werkloosheid. Een gevolg
daarop is deflatie, wat betekent dat het prijspeil daalt.
Hoe kan economische groei ontstaan?
• verbetering structuurzijde van de economie (aanbodzijde, productiecapaciteit)
• verbetering conjunctuurzijde van de economie (vraagzijde, bestedingen)
Economische groei structuurzijde, meer en betere productiefactoren
• Kapitaal
• Arbeid
• Natuur
• Ondernemerschap
Economische groei conjunctuurzijde, meer bestedingen door:
• Gezinnen
• Bedrijven
• Overheid
• Buitenland
Openheid economie: mate waarin een land (intensieve) handelsbetrekkingen onderhoudt met
hetbuitenland.
- Wat is er sinds het begin van de crisis gebeurt met de bezettingsgraad in Nederland?
Die is gaan dalen. Bedrijven gebruiken maar een deel van hun machines, vanwege de crisis.
- Waarom is de kans op inflatie bij een lage bezettingsgraad klein?
Je capaciteit ligt veel hoger dan je werkelijk produceert.
Productiefactor natuur
--> De grond, het water, de lucht en alles daarop en daarin voor zover niet door mensen
geproduceerd.
-->Natuur en arbeid zijn de oorspronkelijke productiefactoren
-->Kapitaal is een afgeleide factor. Deze moet met behulp van natuur en arbeid (en enventueel ander
kapitaal) worden vervaardigd.
- Tot welke productiefactor behoren 'gewonnen' delfstoffen?
Kapitaal (Olie in de grond is natuur uit de grond is kapitaal)
Les 5 Buitenland
BBP (per hoofd) Waarom is dit slecht een maatstaaf voor de
welvaart in een land?
- Het is wit geld, zwarte en grijze circuit niet meegenomen
- Zegt iets over de inkomensverdeling. Slechts een gemiddelde
- Veel verschillen in prijzen in verschillende landen (brood) dit zie je
niet in de tabel
Hoe hangen de volgende begrippen samen?
- Als de a.p.t (arbeidsproductiviteit) omhoog gaat, gaat de werkgelegenheid omlaag
- Als de bezettingsgraad omhoog gaat, blijft de productiecapaciteit gelijk
- Als productie omhoog gaat, gaat de bezettingsgraad ook omhoog
- Als de a.p.t omhoog gaat, gaat de productie ook omhoog
Hoe kan economische groei ontstaan?
1. verbetering structuurzijde van de economie (LT)
• aanbodzijde
• productiecapaciteit
2. verbetering conjunctuurzijde van de economie (KT)
• vraagzijde
• bestedingen
Economische groei: structuurzijde
Meer en betere productiefactoren
- Kapitaal
- Arbeid
- Natuur
- Ondernemerschap
Economische groei: Conjunctuurzijde
Meer bestedingen door:
- Gezinnen --> Lage rente, lagere belastingen, lagere inflatie, groter consumentenvertrouwen
- Bedrijven --> lagere rente, grotere winsten
- Overheid --> Stimuleren economie in crisistijd, hogere belastinginkomsten, meer projecten snelweg
- Buitenland --> Lagere euro
Betalingsbalans = overzicht van alle inkomende en uitgaande geldstromen van en naar buitenland.
De betalingsbalans geeft een overzicht van alle in geld uitgedrukte transacties met het buitenland die
in de loop van een bepaald jaar hebben
plaatsgevonden. Op de betalingsbalans komen
dus uitsluitend stroomgrootheden voor
(betalingsstromen die in een jaar hebben
plaatsgevonden) en géén voorraadgrootheden
(zoals de totale buitenlandse schuld van een
land).
Betalingsbalans:
- Lopende rekening
o Goederenrekening (handelsbalans)
In- en uitvoer van goederen
o Dienstenrekening
In- en uitvoer van diensten (vervoer, technische dienstverlening, toerisme)
o Inkomensrekening
Betaalde en ontvangen primaire inkomens (rente van leningen, winst van
ondernemingen)
o Inkomensoverdrachtenrekening
Ontvangen en betaalde inkomensoverdrachten ( bedragen die een in Duitsland
wonende Turkse werknemer overmaakt naar zijn familie in Turkije)
Dienstenrekening + inkomensrekening + inkomensoverdrachtenrekening = onzichtbaar verkeer
- Vermogensoverdrachtrekening
Op deze rekening van de betalingsbalans de eenzijdige vermogenstransacties met het
buitenland genoteerd (schenking van kapitaalgoederen, kwijtschelding van schulden en
dergelijke).
- Financiële rekening
o Directe investeringen
Ingezetenen van een land verschaffen kapitaal aan het buitenland met het doel
directe invloed te krijgen op de productie en/of distributie van goederen en diensten
in dat derde land. (Overnames van bestaande buitenlandse ondernemingen, het
stichten van nieuwe investeringen en internationale kredieten binnen
concernverband.)
o Effectenverkeer
Transacties in aandelen, obligaties, kortlopende vorderingen en financiële derivaten
o Overige financiële transacties
Dit zijn alle financiële transacties die niet thuishoren bij de twee eerstgenoemde
groepen en ook geen deel uitmaken van de post hierna.
o Officiële reserves
De valutareserve die in het bezit is van de Europese Centrale Bank.
- Als de rente in Europa omlaag gaat, gaat de eurokoers omlaag waarom?
Belggers kiezen niet meer voor europa om hun geld op de bank te zetten. Het is wel een positieve
samenhang. Er is weinig vraag meer naar de euro
Wanneer gaat de Nederlandse export omhoog?
Als de inflatie omlaag gaat (producten zijn nu goedkopers t.o.v het buitenland, dit trekt export aan.
Als het BBP Ned gelijk blijft er is geen verband. Export reageert hier niet op. (t.p is gelijk aan t.i.)
Als de a.p.t omhoog gaat, werknemers produceren meer er is meer aanbod (positief verband)
Als het BBP Duitsland omhoog gaat, als duitsers meer verdienen kopen ze meer bij is. (positief)
Als innovaties omhoog gaan, dan zijn er betere producten (positief verband)
Als staatsbezoeken koningin omhoog gaan, meer vertrouwen (positief verband)
Als de macht van vakbonden omlaag gaat, lonen zullen niet stijgen
Als de eurokoers omlaag gaat, als onze koers omlaag gaat is het goedkoper om hier producten in te
kopen.
Loonkosten per product
--> de 'concurrentiepositie' van een land verbetert als de loonkosten p.p. dalen!
Welk land heeft de beste concurrentiepositie?
Land A = 2500/500 = 5
Land B = 100/10 = 10
Land C = 1500/250= 6
Dus: Land A, het is een ontwikkeld land met machines
Wanneer gaat de Nederlandse import omhoog?
Als de inflatie omhoog gaat, als producten hier duur zijn gaan we naar het buitenland
Als het BBP Nederland omhoog gaat, we verdienen meer dus er is meer geld beschikbaar
Als de export omhoog gaat, grondstoffen komen uit het buitenland
BBP Duitsland omlaag gaat, meer verdienen is meer importeren
Als de rente stand omlaag gaat, lage rente is meer lenen, is meer consumeren
Als het consumentenvertrouwen omhoog gaat
Als de olieprijs daalt, in elk product zit olie en zo kan NL transportbedrijf order in buitenland plaatsen
Als de eurokoers omhoog gaat.
Open economie = de mate waarin een land (intensieve) handelsbetrekkingen onderhoudt met het
buitenland
Bepaal welk land open is:
A) heel veel handel in de EU vindt plaats tussen de landen onderling
B) Heel veel handel met Europa gaat via de haven van Rotterdam
522 bij NL klopt niet helemaal, omdat wij een doorvoer land zijn.
Download