Les 1 Inleiding macro-economie In de economie worden goederen en diensten geproduceerd. Schematische voorstelling van economische groei. Productie is een reactie op bestedingen, die weer sterk afhangen van het inkomen. Dit inkomen wordt verdiend door bij te dragen aan de productie. Proces kan elkaar versterken, goed of slecht. Economische kringloop Gezinnen Overheid Bedrijven Buitenland 1. Consumptie 2. Lonen 3. Inkomsten belasting 4. Uitkeringen 5. Overheidsbestedingen 6. VPB 7. Import 8. Export 9. Investeringen Conjunctuur is een golfbeweging. Het kan heel hand groeien maar ook minder. Soms kan het krimpen. Alles volgt elkaar op. De ene periode geven mensen veel uit, de andere periode sparen ze. Als het te goed gaat raakt de economie oververhit, de productie raakt over zijn toeren en prijzen schieten omhoog. Als de koopkracht omlaag gaat, gaan mensen minder besteden. verandering van het groeipercentage van de economie of productie op korte termijn. Deze groeipercentages volgen een golvend patroon, doordat de bestedingen toe- en afnemen in de tijd. Het golfpatroon in groei van het bbp wordt veroorzaakt door toe- en afnemende bestedingen. 1: recessie (indien de groei negatief is: depressie) 2: opleving 3: expansie 4: afzwakking 1+2 = laagconjunctuur (groei onder de trend) 3+4 = hoogconjunctuur (groei boven de trend) Trend: de over een reeks van jaren gemiddelde groei van de productie. Er zijn veranderingen in de conjunctuur door veranderingen in de bestedingen. Cyclische sectoren: bedrijfstakken die meer dan gemiddeld op de conjunctuurbeweging reageren. Een opgaande conjunctuur beïnvloedt de omzet positief. Voor zover de gestegen kosten niet kunnen worden goedgemaakt door een verbetering van de productiviteit of kunnen worden doorberekend aan de afnemers, tasten ze de winstmarge aan. Een neergaande conjunctuur beïnvloedt de omzet negatief. Efficiëntere productie en lagere inkoopprijzen moeten helpen het ondernemingsresultaat te herstellen. Economische variabelen - Conjunctuur (ontwikkelen van de vraag) Inferieure goederen doen het nu goed. Aldi en deurwaarders bijvoorbeeld. Nederland ligt in een laagconjunctuur. - Wisselkoersen De euro is meer waard geworden. Voor de export is dit slechter. Voor Nederland is import gunstiger, je kan meer inkopen. Alleen internationaal opererende bedrijven hebben direct last van wisselkoersveranderingen. Indirect, bijvoorbeeld via de olieprijs die in $ wordt afgerekend, hebben juist heel veel bedrijven met wisselkoersveranderingen te maken. - Olieprijzen (prijzen grondstoffen) De olieprijs is er hoog, maar mensen blijven olie kopen. Shell maakt nu heel veel winst. Transportkosten van gewone bedrijven gaan wel omhoog. Bijna alle bedrijven hebben indirect met de olieprijs te maken. Daarnaast is het feit dat olie in $ wordt afgerekend van belang. - Lonen Als de lonen dalen, geven mensen minder uit. Op de korte termijn is dat goed. Voor individuele bedrijven zijn loonstijgingen ongewenst, want dat verhoogt de kostprijs van hun producten. Daarnaast kunnen bedrijven ertoe overgaan om te automatiseren en personeel te ontslaan. Voor de economie als geheel kan een loonstijging ook gunstig zijn als het tot meer bestedingen leidt. - Rente De rente is extreem laag, bedrijven gaan nu investeren. Een machine kopen is nu goedkoper. Lage rente, meer lenen, minder sparen. Mensen kunnen dus meer besteden. Op dit moment is dat niet zo. De rente wordt deels door de ECB gestuurd om de inflatie rond de 2% te houden. Bedrijven hebben last van een hogere rente, omdat ze dan meer moeten betalen voor leningen. Ze zullen dan wellicht bepaalde investeringen niet doen, wat weer slecht is voor de economie. Hoe is de kredietcrisis ontstaan? - Doorverkopen van hypotheken - Instorten van de huizenprijzen De kredietcrisis is de aanduiding voor een crisis op de financiële markten die in de zomer van 2007 ontstond. De oorzaak was een crisis op de markt voor Amerikaanse hypotheken, veroorzaakt door een daling van de Amerikaanse huizenprijzen, nadat in de jaren vóór 2007 op grote schaal te hoge hypotheken waren verstrekt aan financieel te zwakke huizenkopers. Toen de huizenmarkt stagneerde, slaagden zij er niet tijdig in hun huis te verkopen, zodat ze geconfronteerd werden met hogere maandlasten. Door de betalingsachterstanden die hierop volgden, steeg het aantal gedwongen verkopen van huizen sterk. Dit leidde tot problemen op de markt van beleggingsinstrumenten in dergelijke leningen. In de zomer van 2007 leidde dit tot een crisis op de geldmarkt tussen banken. Les 2 Gezinnen Conjunctuurgevoeligheid van markten: Conjunctuurgevoelig: industrie, bouwnijverheid, autobranche, luchtvaart Conjunctuurongevoelig: landbouw en voedingsmiddelenindustrie, niet – commerciëlesector Wat kan een bedrijf doen om minder conjunctuurgevoelig te zijn? Productdiversificatie: Philips heeft bijvoorbeeld verlichting, consumenten electronica, huishoudelijke apparaten en medische systemen in haar assortiment. Geografische diversificatie: investeren in niet conjunctuurgevoelige producten. Bestedingen: 1. Vraag (consumptie) van consumenten naar producten 2. Investeringen van bedrijven Bedrijven investeren voor vervanging en uitbreiding in kapitaal. Ook kunnen bedrijven investeren in voorraden (gepland of gedwongen). 3. Overheidsbestedingen Waaraan geeft de overheid geld uit? Belastinggeld Studiefinanciering OV Zorgtoeslag Wanneer stijgen de overheidsbestedingen gepland? Om werkgelegenheid te creëren 4. Import & Export (buitenland) 1. Consumptie Wat moet er gebeuren als ik meer wil kopen? Inkomen Omhoog Rente Omlaag Vermogen Omhoog Consumentenvertrouwen Omhoog Inflatie Omlaag (als inflatie laag is zijn producten goedkopen, meer koopkracht) 2. Investeringen Bedrijven investeren voor vervanging en uitbreiding in kapitaal, ook kunnen bedrijven investeren in voorraden (gepland of gedwongen) Als een bedrijf wil investeren gebeurd er dit met de volgende variabelen: Afzetverwachting Omhoog Winst Omhoop (producten makkelijker kwijt) Bezettingsgraad Omhoog Rente Omlaag (goedkoop lenen, niet sparen maar uitgeven) Productenvertrouwen Omhoog Als een bedrijf investeert kopen ze machines of bouwen ze nog een bedrijf. Zo hebben andere bedrijven ook werk, dus goed voor de economie. Het heeft een capaciteitseffect. Investeringen hebben een: Capaciteitseffect, de bestaande productiecapaciteit wordt vergroot. Bestedingseffect, investeren is het kopen van kapitaalgoederen, waarbij beslag wordt gelegd op de bestaande productiecapaciteit. Breedte investeringen: investeringen waarbij de verhouding kapitaal/arbeid gelijk blijft. Diepte investeringen: arbeidsbesparende investering. Meer machines, minder mensen. De arbeidsproductiviteit neemt toe. Bestedingen van bedrijven: investeringen Vervangingsinvesteringen: investeringen die dienen ter vervanging van versleten vaste kapitaalgoederen. Dit doen ze omdat veel kapitaalgoederen verslijten. Uitbreidingsinvesteringen: investeringen die dienen op de kapitaalgoederenvoorraad per saldo te vergroten (uitbreiden). Als de rente afneemt nemen deze investeringen toe, omdat nieuwe investeringen sneller renderend zijn. Voorraadinvesteringen: Investeringen in vlottende kapitaalgoederen waardoor de voorraden grondstoffen en eindproducten toenemen (positieve voorraadinvestering) of afnemen (negatieve voorraadinvestering).In tijden van laagconjunctuur nemen deze investeringen vooral toe, omdat deze bestedingen zijn lager dan de productie. Desinvesteringen: het verkleinen van de kapitaalgoederenvoorraad. Netto- investeringen: de door bedrijven verrichte uitbreidingsinvesteringen plus de voorraadveranderingen. Innovatie: de ontwikkeling en succesvolle introductie van nieuwe of verbeterde goederen, diensten, productie- of distributieprocessen. Basisinnovatie: innovatie die een wezenlijke vernieuwing van een product of een productproces betekent. (auto, tv, machine) Verbeteringsinnovatie: (stuurbekrachtiging bij een auto) Schijninnovatie: tref je vooral aan waar de mode het ontstaan van steeds weer nieuwe uiterlijke vormgeving dicteert. 3. Overheidsuitgaven Waaraan geeft de overheid geld uit? 1. Overheidsinvesteringen 2. Overheidsconsumptie 3. Overdrachtsuitgaven Onderwijs Uitkeringen - Waaraan heeft de overheid de afgelopen jaren veel geld aan uitgegeven? Banken redde, Griekenland, garanties drukken niet op staatsschuld - Op welke manier hebben wij te maken met overheidsbestedingen? Studiebeurs 4. Export en import Wat gebeurd er met de Nederlandse export bij: 1. Verslechtering van de conjunctuur (wereldwijd) 2. Waardeverandering van de euro t.o.v de Dollar? De euro is meer waard geworden, het is ongunstig Importeren wordt goedkoper Als je alleen met eurolanden samenwerkt maakt de eurokoers niks uit. 3. Verslechtering van de concurrentiepositie van Nederland? Concurrentiepositie neemt toe als we duur zijn en als we hogere lonen hebben Inflatie: stijging van het algemeen prijsniveau. Dat zorgt voor een onzeker ondernemingsklimaat. (Stijging van gemiddeld gewogen prijspijl, de prijzen nemen gemiddeld toe) Soorten inflatie: Monetaire inflatie: toename van de hoeveelheid gel in de kringloop. Prijsinflatie: stijging van het gemiddeld prijsniveau. Dit zorgt voor vermindering van de koopkracht van het geld (=geldontwaarding). Hierbij is geeft uitgeleend geld een nadeel en schulden een voordeel. Bestedingsinflatie: prijsinflatie die ontstaat doordat de totale bestedingen te groot zijn ten opzichte van de aanwezige productiekwaliteit. Loonkosteninflatie: wanneer de lonen sneller stijgen dan de loonruimte toelaat, stijgen de arbeidskosten per eenheid product. Deze kostenstijging werkt door in de prijzen. Door loonmaatregelen van de overheid kan de loonkosteninflatie afremmen. Kosteninflatie: stijging van het gemiddeld prijsniveau door kostenstijging. Geimporteerde inflatie: prijsinflatie die als gevolg is van hogere invoerprijzen. Stagflatie: het tegelijkertijd optreden van prijsinflatie en werkloosheid (stagnatie). Inflatie zorgt ervoor dat de totale bestedingen dalen! - Wat is de samenhang van inflatie met de totale bestedingen? Als de bestedingen omhoog gaan, is dit een gevaar voor de inflatie Inflatie is nu heel hoog rond de 2% Deflatie: daling van het algemeen prijspeil. Prijsdeflatie vormt een nadeel voor mensen die geld hebben geleend en zet een rem op de economische groei.(Geld word meer waard is heel gunstig maar komt bijna nooit voor) Om te berekenen hoe prijsstijging de koopkracht van consumenten beïnvloed, moet rekening gehouden worden met het gewicht van de verschillende uitgavenposten binnen het gezinsbudget. (=wegingsfactoren) Om de inflatiecijfers van de Europese Unie te vergelijken wordt de geharmoniseerde consumpentenprijsindex berekend, hierbij wordt geen rekening gehouden met accijnzen/BTW. Als de prijzen bij ons sneller stijgen dan bij onze buitenlandse concurrenten verslechtert dit onze concurrentiepositie. Schijnwinst: ondernemingswinst die ontstaat doordat bij de winstbepaling rekening wordt gehouden met de historische kostprijs. De overheid kan bestedingen beperken door het voeren van restrictieve begrotingspolitiek: overheidspolitiek die is gericht op het terugdringen van de totale bestedingen. De overheid bezuinigt zelf en/of verhoogt de belastingtarieven. De centrale bank kan de bestedingen matigen door een krap geld politiek te voeren dat is de beperking van de kredietverlening. Met een koersstijging van de euro kan de ECB de buitenlandse vraag naar Europese producten verminderen. Het streven naar een harde euro helpt eveneens bij het tegengaan van kosteninflatie. Les 3 Overheid Private sector: Ondernemingen Gezinnen Collectieve sector: Het Rijk: ministers in Den Haag en de door ministers beheerde begrotingsfondsen. De overige centrale overheid: daartoe horen onder andere de universiteiten en hoge scholen, en verzelfstandigen rijksdiensten zoals DUO De decentrale overheden: gemeente, provincies en waterschappen. De sociale fondsen: de fondsen met geld voor de sociale verzekeringen, de organisaties die de sociale wetten uitvoeren en de instanties die daar weer toezicht op houden. Taken collectieve sector: - Allocatiefunctie: beslissingen over overheidsinstanties beïnvloeden de samenstelling van de nationale productie. o Collectieve goederen (lantarenpaal, alleen door overheid) Quasi-collectief (onderwijs, defensie, politie)(Deels overheid deels bedrijf) o Individuele goederen o Bemoei goederen o Merit: belonen/stimuleren (OV subsidie) o Demerit: bestraffen (Belastingen) - (her)Verdelingsfunctie: hiermee wordt bedoeld dat de overheid door tal van maatregelen probeert de verdeling van inkomens en vermogens te beïnvloeden. o Zorgen dat de productiecapaciteit volledig wordt benut. o Zorgen dat totale productiecapaciteit op een evenwichtige manier groeit. o Zorgen dat iedereen naar school kan o Personele inkomensverdeling: Primaire inkomen: Secundaire inkomen: Tertaire inkomen: - Stabilisatiefunctie: via overheidsmaatregelen kunnen beleidsmakers proberen omvang en bezettingsgraad van de nationale productiecapaciteit te sturen. (Conjunctuurgolven verminderen, hoe stabieler de golven hoe beter, we zitten nu in een dal. Bezuinigen helpt niet voor inflatie we zitten nu in een dal) Hoe komt de overheid aan geld? Belastingen en premieheffingen + niet belastinginkomsten Rol van de overheid in de economie - Klassieke visie: geen ingrijpen van overheid. “De overheid dient een zo klein mogelijke rol te spelen. Zij moet zich beperken tot het garanderen van veiligheid van de burgers, het beschermen van bezit en zorgen dat burgers hun contract naleven.” - Keynesiaanse visie: stimuleren of afremmen van conjunctuur door overheid. “Zij stelt dat de overheid verantwoordelijk is voor het bereiken van de doelstellingen van de economische politiek en zich zeer met de economie, vooral de conjunctuur, moet bemoeien. Zij zorgt voor volledige werkgelegenheid en groei.” Wat kan de overheid (of centrale bank) doen in een laagconjunctuur? BTW Verlagen Rente Verlagen WW-uitkeringen Verhogen (zodat ze meer uitgeven) Invoerheffingen Verhogen (producten worden dan in NL gekocht) Waarde munt Verlagen (zo raak je prodcuten makkelijker kwijt in het buitenland) Geldhoeveelheid Verhogen Exportsubsidies Verhogen Huursubsidies Verhogen Accijnzen Verlagen net als btw Inkomens Nivelleren (als je de armen meer geld geeft, geven deze het sneller uit) Overheidsconsumptie Overheidsinvestering Overdrachtsuitgave De A2 wordt verbreed. Overheidsinvestering De salarissen van leraren worden betaald. Overheidsconsumptie Aow-uitkeringen worden voldaan. Overdrachtsuitgave De rente over de staatsschuld wordt betaald. Overdrachtsuitgave De bijdrage aan Europa wordt overgemaakt naar Brussel. Overdrachtsuitgave De koffievoorraad op het ministerie van defensie wordt aangevuld. Overheidsconsumptie Een deel van de staatsschuld wordt afgelost. Overdrachtsuitgave Scholen krijgen extra geld om onderhoud aan de schoolgebouwen te plegen. Overheidsinvest. Les 4 Bedrijven Terugblik les 3 Gezinnen -> inflatie Kosten of bestedingsinflatie is belangrijk Dit jaar is de inflatie 3%, dat is hoog. De centrale bank streeft 2% na. Bij 0% wordt de economie niet gestimuleerd om hun geld uit te geven dus dat is ook niet goed. Berekenen van de inflatie Huisvesting 25% 0,25x -5% = -1,25 Vervoer 10% 0,1x -6% = -0,6 Voeding 10% 0,1 x +3% = +0,3 Totaal is -0,15, dit zou betekenen dat er deflatie is. Gewogen gemiddeld Bij een gewoon gemiddeld, tel je alles bij elkaar op delen door 6 Overheid 3 taken van de overheid - Allocatiefunctie - Herverdelingsfunctie - Stabilisatiefunctie In Nederland vinden we deze functies belangrijk Babyboom generatie heeft veel geld. Er komen straks veel banen vrij op de arbeidsmarkt Procyclus beleid doet de overheid nu. Dat is eigenlijk helemaal niet goed. Overheid bemoeid zich te veel met de economie is keynesiaanse Overheid bemoeid zich te weinig met de economie is klassieke visie Produceren en welvaart Wanneer is iemand welvarend? Als iemand veel goederen en diensten tot zijn beschikking heeft. Reëel inkomen, goede koopkracht. 1. Wat is productie Bij een kledingzaak heb je geen productie, het is een dienst. Als de inkoop van een broek 50 euro is en hij wordt verkocht voor 120 is de productie 70 euro. Maar hier gaan nog wel kosten af. Productie is een waardetoevoeging. Vaak het verschil tussen inkoop en verkoop. 2. Wat produceert een bakker? Broden Omzet is geen productie 3. Wat produceert een kledingzaak? Verkoopdienst 4. Wat is welvaart? Behoeftebevrediging m.b.v goederen en diensten. Koopkracht van alle NL gaat omlaag Lonen stijgen niet, maar de prijzen zijn gestegen. Je betaald vermogensbelasting dus je spaargeld is minder waard geworden. Ook is de rente aangepast. Nationaal inkomen en nationaal product Nationaal inkomen = totaal verdiende inkomen in een land in één jaar. Nationaal product = waarde van alle goederen en diensten die in één jaar door een bepaald land worden geproduceerd. Nationaal inkomen = nationaal product - nationale bestedingen In welk land is de welvaart per persoon het meest gestegen Land A Nationaal inkomen verschil 20% Bevolking 5% Inflatie 12% Koopkrachtstijging: +20 -5 - 12 ------= -3% Land B Nationaal inkomen verschil 40% Bevolking 25% Inflatie 14% Burundi is alles heel goedkoop. Veel natuurlijke rijkdommen maar er is veel corruptie. Veel mensen zijn schoenen aan het poetsen, maar dat is zwart geld. Alles wat zwart gaat weet niemand wat vanaf. Welvaart en welzijn Eerst welvaart dan welzijn Welvaart - Productie: toevoegen van waarde Welvaart: behoeftebevrediging met betrekking van goederen en diensten Nationaal inkomen: totaal verdiende inkomen in een land in één jaar. Nationaal product: waarde van alle goederen en dienst die in één jaar door een bepaald land worden geproduceerd. BBP: geeft een eerste indruk van de waarde van de goederen/diensten waar de inwoner in het desbetreffende land gemiddeld over kan beschikken. Waarom is het BBP géén goede maatstaaf van welvaart: • Verschillen in prijsniveau in de landen is niet meegenomen. • Inkomensverdeling in de landen is onbekend. Het is een gemiddelde • Zwarte en grijze circuit niet meegenomen. Naarmate er meer welvaart is worden de hogere lagen in de piramide bereikt en is er ruimte voor welzijn (en ontwikkeling). Productiefactoren Om te producten maken bedrijven gebruik van 4 productiefactoren Beloningen voor het ter beschikking stellen 1. Arbeid loon 2. Kapitaal rente, huur 3. Natuur pacht 4. Ondernemersschap winst Arbeidsmarkt Beroepsbevolking -> Werkende en werklozen WIG: wat is jouw werkgever kwijt aan jou? Belastingheffing leidt tot onbedoelde verstoringen. Belastingen en sociale premies drijven een wig tussen de bruto(arbeids)kosten van de ondernemer en de bijbehorende netto- beloning voor aanbieders van arbeid en kapitaal. Wig Verschil tussen loonkosten en nettoloon Wig is geen afkorting Wig alles wat een werkgever moet betalen rond de 30% en 40% Jaarloonkosten in het voorbeeld --> Participatiegraad gaat stijgen als huisvrouwen op de arbeidsmarkt komen Kapitaal Elk bedrijf maakt veelvuldig gebruik van de productiefactor ‘kapitaal’. Kapitaal zijn machines, gebouwen enz. 1. Als een bedrijf ‘’’kapitaalintensiever’ wordt, stijgt de productiecapaciteit (Er komen meer machines bij) 2. Als een bedrijf ‘’kapitaalintensiever word, stijgt de arbeidsproductiviteit 3. Als de lonen stijgen, worden bedrijven kapitaalintensiever (je huurt niet meer personeel in, het gaat om het aantal werknemers in verhouding met de machines ) 4. Als de rente daalt worden bedrijven kapitaalintensiever Bestedingen van bedrijven investeringen 3 soorten: 1. Vervangingsinvesteringen (machines vervangen) 2. Uitbreidingsinvesteringen (breedte en diepte) (nieuwe machine erbij) 3. Voorraadinvesteringen, soms moeten ze gedwongen investeren - Waarom doen bedrijven 'vervangingsinvesteringen? De machine is afgeschreven. Maar soms hebben ze nog wel een economische waarde Het is ideaal is het nog lang mee gaat als het al is afgeschreven. - Welke soort investering nemen vooral toe in tijden van laagconjunctuur? - Welke investeringen nemen toe als de rente afneemt. De huidige crisis zorgt ervoor dat bedrijven In de autobranche wordt er veel geproduceerd Productie, arbeidsproductiviteit (a.p.t) en werkgelegenheid Arbeidsproductiviteit = a.p.t Jaar Productie a.p.t 2000 +5% -2% 2001 -5% +3% 2002 +3% +1% 2003 -3% +3% De 3 begrippen moet je kunnen koppelen werkgelegenheid +7% -8% +2% -6% Productiecapaciteit en bezettingsgraad - Productiecapaciteit: hoeveelheid goederen en diensten die een economie maximaal kan produceren. - Bezettingsgraad: mate waarin de bestaande productiecapaciteit ook werkelijk wordt gebruikt. Overbesteding: productiecapaciteit is volledig bezet, hierdoor is er een tekort aan personeel dus de lonen stijgen. Onderbesteding: productiecapaciteit is onderbezet, hierdoor ontstaat werkloosheid. Een gevolg daarop is deflatie, wat betekent dat het prijspeil daalt. Hoe kan economische groei ontstaan? • verbetering structuurzijde van de economie (aanbodzijde, productiecapaciteit) • verbetering conjunctuurzijde van de economie (vraagzijde, bestedingen) Economische groei structuurzijde, meer en betere productiefactoren • Kapitaal • Arbeid • Natuur • Ondernemerschap Economische groei conjunctuurzijde, meer bestedingen door: • Gezinnen • Bedrijven • Overheid • Buitenland Openheid economie: mate waarin een land (intensieve) handelsbetrekkingen onderhoudt met hetbuitenland. - Wat is er sinds het begin van de crisis gebeurt met de bezettingsgraad in Nederland? Die is gaan dalen. Bedrijven gebruiken maar een deel van hun machines, vanwege de crisis. - Waarom is de kans op inflatie bij een lage bezettingsgraad klein? Je capaciteit ligt veel hoger dan je werkelijk produceert. Productiefactor natuur --> De grond, het water, de lucht en alles daarop en daarin voor zover niet door mensen geproduceerd. -->Natuur en arbeid zijn de oorspronkelijke productiefactoren -->Kapitaal is een afgeleide factor. Deze moet met behulp van natuur en arbeid (en enventueel ander kapitaal) worden vervaardigd. - Tot welke productiefactor behoren 'gewonnen' delfstoffen? Kapitaal (Olie in de grond is natuur uit de grond is kapitaal) Les 5 Buitenland BBP (per hoofd) Waarom is dit slecht een maatstaaf voor de welvaart in een land? - Het is wit geld, zwarte en grijze circuit niet meegenomen - Zegt iets over de inkomensverdeling. Slechts een gemiddelde - Veel verschillen in prijzen in verschillende landen (brood) dit zie je niet in de tabel Hoe hangen de volgende begrippen samen? - Als de a.p.t (arbeidsproductiviteit) omhoog gaat, gaat de werkgelegenheid omlaag - Als de bezettingsgraad omhoog gaat, blijft de productiecapaciteit gelijk - Als productie omhoog gaat, gaat de bezettingsgraad ook omhoog - Als de a.p.t omhoog gaat, gaat de productie ook omhoog Hoe kan economische groei ontstaan? 1. verbetering structuurzijde van de economie (LT) • aanbodzijde • productiecapaciteit 2. verbetering conjunctuurzijde van de economie (KT) • vraagzijde • bestedingen Economische groei: structuurzijde Meer en betere productiefactoren - Kapitaal - Arbeid - Natuur - Ondernemerschap Economische groei: Conjunctuurzijde Meer bestedingen door: - Gezinnen --> Lage rente, lagere belastingen, lagere inflatie, groter consumentenvertrouwen - Bedrijven --> lagere rente, grotere winsten - Overheid --> Stimuleren economie in crisistijd, hogere belastinginkomsten, meer projecten snelweg - Buitenland --> Lagere euro Betalingsbalans = overzicht van alle inkomende en uitgaande geldstromen van en naar buitenland. De betalingsbalans geeft een overzicht van alle in geld uitgedrukte transacties met het buitenland die in de loop van een bepaald jaar hebben plaatsgevonden. Op de betalingsbalans komen dus uitsluitend stroomgrootheden voor (betalingsstromen die in een jaar hebben plaatsgevonden) en géén voorraadgrootheden (zoals de totale buitenlandse schuld van een land). Betalingsbalans: - Lopende rekening o Goederenrekening (handelsbalans) In- en uitvoer van goederen o Dienstenrekening In- en uitvoer van diensten (vervoer, technische dienstverlening, toerisme) o Inkomensrekening Betaalde en ontvangen primaire inkomens (rente van leningen, winst van ondernemingen) o Inkomensoverdrachtenrekening Ontvangen en betaalde inkomensoverdrachten ( bedragen die een in Duitsland wonende Turkse werknemer overmaakt naar zijn familie in Turkije) Dienstenrekening + inkomensrekening + inkomensoverdrachtenrekening = onzichtbaar verkeer - Vermogensoverdrachtrekening Op deze rekening van de betalingsbalans de eenzijdige vermogenstransacties met het buitenland genoteerd (schenking van kapitaalgoederen, kwijtschelding van schulden en dergelijke). - Financiële rekening o Directe investeringen Ingezetenen van een land verschaffen kapitaal aan het buitenland met het doel directe invloed te krijgen op de productie en/of distributie van goederen en diensten in dat derde land. (Overnames van bestaande buitenlandse ondernemingen, het stichten van nieuwe investeringen en internationale kredieten binnen concernverband.) o Effectenverkeer Transacties in aandelen, obligaties, kortlopende vorderingen en financiële derivaten o Overige financiële transacties Dit zijn alle financiële transacties die niet thuishoren bij de twee eerstgenoemde groepen en ook geen deel uitmaken van de post hierna. o Officiële reserves De valutareserve die in het bezit is van de Europese Centrale Bank. - Als de rente in Europa omlaag gaat, gaat de eurokoers omlaag waarom? Belggers kiezen niet meer voor europa om hun geld op de bank te zetten. Het is wel een positieve samenhang. Er is weinig vraag meer naar de euro Wanneer gaat de Nederlandse export omhoog? Als de inflatie omlaag gaat (producten zijn nu goedkopers t.o.v het buitenland, dit trekt export aan. Als het BBP Ned gelijk blijft er is geen verband. Export reageert hier niet op. (t.p is gelijk aan t.i.) Als de a.p.t omhoog gaat, werknemers produceren meer er is meer aanbod (positief verband) Als het BBP Duitsland omhoog gaat, als duitsers meer verdienen kopen ze meer bij is. (positief) Als innovaties omhoog gaan, dan zijn er betere producten (positief verband) Als staatsbezoeken koningin omhoog gaan, meer vertrouwen (positief verband) Als de macht van vakbonden omlaag gaat, lonen zullen niet stijgen Als de eurokoers omlaag gaat, als onze koers omlaag gaat is het goedkoper om hier producten in te kopen. Loonkosten per product --> de 'concurrentiepositie' van een land verbetert als de loonkosten p.p. dalen! Welk land heeft de beste concurrentiepositie? Land A = 2500/500 = 5 Land B = 100/10 = 10 Land C = 1500/250= 6 Dus: Land A, het is een ontwikkeld land met machines Wanneer gaat de Nederlandse import omhoog? Als de inflatie omhoog gaat, als producten hier duur zijn gaan we naar het buitenland Als het BBP Nederland omhoog gaat, we verdienen meer dus er is meer geld beschikbaar Als de export omhoog gaat, grondstoffen komen uit het buitenland BBP Duitsland omlaag gaat, meer verdienen is meer importeren Als de rente stand omlaag gaat, lage rente is meer lenen, is meer consumeren Als het consumentenvertrouwen omhoog gaat Als de olieprijs daalt, in elk product zit olie en zo kan NL transportbedrijf order in buitenland plaatsen Als de eurokoers omhoog gaat. Open economie = de mate waarin een land (intensieve) handelsbetrekkingen onderhoudt met het buitenland Bepaal welk land open is: A) heel veel handel in de EU vindt plaats tussen de landen onderling B) Heel veel handel met Europa gaat via de haven van Rotterdam 522 bij NL klopt niet helemaal, omdat wij een doorvoer land zijn.