- Scholieren.com

advertisement
Economie Samenvatting hoofdstuk 1
1.1 introductie
Geldontwaarding – hoeveel het geld minder waard is ten opzichte van een basis periode.
Inflatie – hoeveel de prijs van producten stijgen ten opzichte van een basis periode
Geldontwaarding:
Inflatie:
index basisperiode / index huidige periode x 100%
100 – ANS
nieuwe prijs – oude prijs / oude prijs x 100%
1.2 is er inflatie? En zo ja, is dat erg?
Geldillusie – je denkt dat je over meer geld bezit dan dat je werkelijk hebt, of je denkt dat een
product goedkoper is dan het werkelijk is, na een verandering in het geldstelsel of een
loonsverhoging. Voorbeeld: de prijzen van producten gaan 3% omlaag, maar jouw loon ook, hierdoor
lijkt het alsof je meer kan kopen, maar dit is niet zo.
Prijscompensatie – lonen stijgen net zoveel als de inflatie, een waardevaste uitkering is gekoppeld
aan inflatie, en een welvaartsvaste uitkering is gekoppeld aan de lonen.
Memokaart I07
CPI – consumentenprijsindex, hoe hoog de kosten zijn voor het levensonderhoud voor de
gemiddelde Nederlander ten opzichte van een basisperiode.
Reële loon – nominale loon gecorrigeerd door de prijsstijging (koopkracht).
Berekeningen:
CPI:
(weging van producten x prijsindex) / 100
Reële loonindex:
(nominale loonindex / CPI) x 100
Rente < inflatie: waarde van het spaargeld omlaag,
Rente = inflatie: waarde van het spaargeld blijft gelijk,
Rente > inflatie: waarde van het spaargeld omhoog.
Winstmarge – winst als percentage van de prijs of de omzet.
Reële rente:
index nominale rente / inflatie
1.3 De oorzaken van inflatie
Deflatie – geld wordt meer waard, omdat de prijzen dalen.
Bestedingsinflatie – inflatie omdat de bestedingen de productiecapaciteit overtreffen (conjunctuur).
Kosteninflatie – ondernemers willen kostenstijging terugverdienen en verhogen de eindprijzen
(structuur).
Memokaart I12
Als de prijs van een product omhoog gaat daalt de koopkracht werknemers eisen een hoger loon
aanbieders hebben hogere kosten, prijs gaat weer omhoog.
De overheid bestrijd de bestedingsinflatie door de directe belasting omhoog te doen, of door de
overheidsuitgaven omlaag te doen.
De centrale bank bestrijd de bestedingsinflatie door de rente omhoog te doen.
De overheid bestrijd de kosteninflatie door de indirecte belasting omlaag te doen, of door de
subsidies te verhogen.
De centrale bank bestrijd de kosteninflatie door de rente omhoog te doen.
Inflatiespiraal – inflatie verwachtingen  hogere bestedingen  prijsstijgingen
Loon-prijsspiraal – hogere loonkosten  hogere prijzen  prijscompensatie
Asset inflation – waarde van bezittingen stijgt door inflatie.
Standaard collectieve aanbodlijn: Qa = ap – b
Collectieve aanbodlijn na heffing: Qa = a (p – a (deze a is de heffing)) - b
Download