MACRO ECONOMIE ‘Gezinnen’ Consumentenvertrouwen Belastingen Schulden Werkgelegenheid Hypotheekcrisis Prijzen Rente Economische groei Bestedingen (consumptie) Bezuinigingen Wat beïnvloedt elkaar?? Toegevoegde waarde (=Productie) Inkomen Bestedingen Uitwerking: de Economische kringloop 1 Conjunctuur = Verandering van het groeipercentage van de economie of productie op korte termijn. Deze groeipercentages volgen een golvend patroon, doordat de bestedingen toe- en afnemen in de tijd. Benadrukken dat het golfpatroon in groei van het BBP wordt veroorzaakt door toe- en afnemende bestedingen. Grafisch Economische variabelen Conjunctuur (ontwikkeling van de vraag) Wisselkoersen Olieprijzen (=prijzen grondstoffen) Lonen Rente Conjunctuur In hoeverre een bedrijf last heeft (of profijt heeft) van de conjunctuur hangt af van het soort product (luxe of basis). Sommige bedrijven hebben juist voordeel van een crisis. (inferieure producten. Wisselkoers Alleen internationaal opererende bedrijven hebben direct last van wisselkoersveranderingen. Indirect, bijvoorbeeld via de olieprijs die in $ wordt afgerekend, hebben juist heel veel bedrijven met wisselkoersveranderingen te maken. Olieprijs Bijna alle bedrijven hebben indirect met de olieprijs te maken. Daarnaast is eht feit dat olie in $ wordt afgerekend van belang. 2 Lonen Voor individuele bedrijven zijn loonstijgingen ongewenst, wnat dat verhoogt de kostrijs van hun producten. Daarnaast kunnen bedrijven ertoe overgaan om te automatiseren en personeel te ontslaan voor de economie als geheel kan een loonstijging ook gunstig zijn als het tot meer bestedingen leidt. Rente De rente wordt deels door de ECB gestuurd om de inflatie rond de 2% te houden. Bedrijven hebben last van een hogere rente, omdat ze dan meer moeten betalen voor leningen. Ze zullen dan wellicht bepaalde investeringen niet doen, wat weer slacht is voor de economie. Hoe is de krediet crisis ontstaan?? Benadruk dat de kennis over de oorzaken (sub-prime hypotheken in de VS) en gevolgen (overslaan naar Europa en de daaruit voortvloeiende banken- en economische crisis) van de kredietcrisis zelfstandig moeten worden bestudeerd. En dat dit getoetst gaat worden in het tentamen. Wellicht is het filmpje in de ppp niet duidelijk genoeg (in het Engels), dan moeten studenten zelf op zoek naar de info. Wat hebben we vorige week gezien? Economische kringloop met 4 actoren (gezinnen, bedrijven, overheid en buitenland) Geldstromen! Verschillende macro-economische variabelen die van invloed kunnen zijn op ondernemingsbeleid. Het ontstaan van d kredietcrisis (doorverkopen van hypotheken, instorten van de huizen prijen, …) Wat hebben we nog niet gezien? Conjunctuurgevoeligheid van markten: Welke markten zijn conjunctuurgevoelig en welke ongevoelig en waarom? Wat kan een bedrijf doen om minder conjunctuur gevoelig te zijn? 3 Bestedingen (zie document BB) 1. Vraag (consumptie) van consumenten naar producten 2. Investeringen van bedrijven 3. Overheidsbestedingen 4. Import & Export (buitenland) 1. Consumptie - Wat zal de ontwikkeling van de volgende variabelen zijn (stijgen/dalen) Om te zorgen dat JIJ meer kan/wilt kopen. Geef ook aan of de verschillende variabelen invloed hebben op elkaar (onderlinge verbanden) 1. Inkomen 2. Rente Inkomen 3. Vermogen 4. Consumentenvertrouwen 5. Inflatie Consumptie + Vermogen 2. Investeringen - Bedrijven investeren voor vervanging en uitbreiding in kapitaal. Ook kunnen bedrijven investeren in voorraden (gepland of gedwongen) Wanneer meer investeren? Inflatie 1. Afzetverwachtingen 2. Winst 3. Bezettingsgraad 4. Rente 5. Producenten vertrouwen Winst AfzetVerwachtingen Producenten vertrouwen Investeringen + Bezettings graad Rente 4 Rente 3. Overheidsuitgaven Waar geeft de overheid geld uit? (overkoepelende begrippen) 1. 2. 3. b. Waaraan heeft de overheid de afgelopen jaren veel geld uitgegeven? c. Op welke manieren hebben jullie te maken met overheidsbestedingen? 4. Export en import Wat gebeurt er met de Nederlandse export bij: 1. Verslechtering van de conjunctuur (wereldwijd) 2. Waardeverandering van de Euro t.o.v. de Dollar 2000 1 euro = 1 dollar 1 dollar = 1 euro vandaag 1 euro = 1,36 dollar 1 dollar = 0,74 euro 3.Veslechtering van de concurrentiepositie van Nederland (Hoe kan dat?) Inflatie (H14) = Inflatie is een waardevermindering van het geld die ontstaat door prijsstijgingen. Door inflatie daalt de koopkracht. Geld wordt minder waard en dus kun u voor hetzelfde geld minder goederen en diensten kopen. Soorten inflatie: • Kosteninflatie • Loonkosteninflatie • Winstinflatie • Bestedingsinflatie • Geïmporteerde inflatie Samenhang inflatie & totale bestedingen Wanneer de totale bestedingen in een economie sneller groeien dan de productiecapaciteit, kan over besteding ontstaan. De bestedingen zijn dan te groot voor de productiecapaciteit. Als gevolg hiervan kan een stijging van het algemeen prijspeilontstaan. Wat is deflatie? Situatie waarin je steeds meer kunt kopen met hetzelfde geldbedrag doordat de prijzen dalen. Bij deflatie groeit de koopkracht als je hetzelfde blijft verdienen. 5 Wat hebben we vorige week gezien? 1. Bestedingen (consumptie) 2. Inflatie -> stijging van het prijspeil 3. Berekening van het inflatiecijfer Rijksoverheid Overheid Provincies soicale fondsen Gemeenten Collectieve sector Taken Collectieve Sector 1. Allocatie collectief 2. Herverdeling quasicollectief demerit merit Inkomens (her)verdeling en de Lorenzcurve: 6 3. Stabilisatie (Van de Conjunctuur) ‘KABINET STEEKT 2 MILJARD EURO IN DE ECONOMIE ’ Hoe komt de overheid aan geld? Belastingen en premieheffingen + niet- belastinginkomsten. Belastingen: Directe belastingen zijn belastingen op inkomen, winst en vermogen. Deze belastingen draagt de belastingplichtige zelf af aan de Belastingdienst. (inkomstenbelasting) Indirecte belastingen worden door een ander aan de Belastingdienst afgedragen. Die belasting is in de prijs van de goederen en de diensten verwerkt. Daarom heet deze belasting ook wel kostprijsverhogende belasting. (accijns- de consument betaalt de belasting, maar de leverancier draagt het belastingbedrag af aan de belastingdienst.) Rol van de overheid Klassieke visie Keynesiaanse visie Keynesiaanse visie: ‘Zij stel dat de overheid verantwoordelijk is voor het bereiken van de doelstellingen, van de economische politiek en zich zeer met de economie, vooral de conjunctuur, moet bemoeien. Zij zorgt voor volledige werkgelegenheid en groei.’ Klassieke visie: ‘De overheid dient een zo klein mogelijke rol te spelen. Zij moet zich beperken tot het garanderen van veiligheid van de burgers, het beschermen van bezit en zorgen dat burgers hun contract naleven.’ Conjunctuur en overheidsbeleid 7 Wat kan de overheid (of centrale bank) doen? Laagconjunctuur BTW Rente WW-uitkering Invoerheffingen Waarde munt Geldhoeveelheid Exportsubsidies Huursubsidie Accijnzen inkomens verhogen/verlagen verhogen/verlagen verhogen/verlagen verhogen/verlagen verhogen/verlagen verhogen/verlagen verhogen/verlagen verhogen/verlagen verhogen/verlagen nivelleren/denivelleren Overheidsconsumptie, overheidsinvestering, overdrachtsuitgave 1) 2) 3) 4) 5) 6) 7) 8) De A2 wordt verbreed. De salarissen van leraren worden betaald. Aow-uitkeringen worden voldaan. De rente over de staatsschuld wordt betaald. De bijdrage aan Europa wordt overgemaakt naar Brussel. De koffievoorraad op het ministerie van defensie wordt aangevuld. Een deel van de staatsschuld wordt afgelost. Scholen krijgen extra geld om onderhoud aan de schoolgebouwen te plegen. 8 Terugblik: Inflatie - Soorten inflatie? - CPI = consumentenprijsindex = inflatie (CBS heeft ‘winkelmandje)’ Stel dit is mijn ‘winkelmandje’: % van uitgaven Huisvesting 25% Vervoer 10% Voeding 10% Kleding 15% Toerisme 10% Rest 30% % prijsverandering -5% -6% +3% +2% -1% +4% Bereken ‘mijn’ inflatie! Overheid Taken van de overheid Keynesiaanse versus Klassieke visie Conjunctuurcyclus Produceren en welvaart 1) 2) 3) 4) 5) Wat is productie? Wat produceert een bakker? Wat produceert een kledingzaak? Wat is welvaart? Waarom stijgt de welvaart als het inkomen stijgt? Voorbeelden a) Een bakker verkoopt per week 3.000 broden voor € 2,= per stuk. De inkoop van grond- en hulpstoffen bedraagt € 0,70 per brood. Hoe groot is de productie van deze bakker per week? Wie krijgt dit geld? b) Het inkomen van iemand is met 5% gestegen. De inflatie bedroeg in deze periode 6%. Is de welvaart van deze persoon gestegen? Waarom? 9 Nationaal Inkomen en Nationaal Product Nationaal Inkomen = Totaal verdiende inkomen in een land in één jaar Nationaal product = waarde van alle goederen en diensten die in één jaar door een bepaald land worden geproduceerd Opdracht: ‘in welk land is de welvaart het meest gestegen?’ Land A Land B NATIONAAL INKOMEN = NATIONAL PRODUCT = NATIONALE BESTEDINGEN Totale productie (ofwe toegevoegde waarde) of Totale inkomen of Totale bestedingen In een jaar gelijk aan elkaar! Dit geldt overigens alleen in een situatie van (inkomens-)evenwicht. Want in de praktijk kan de productie natuurlijk hoger zijn dan de bestedingen, waardoor er gedwongen voorraadvorming ontstaat Toegevoegde waarde (=Productie) Inkomen Bestedingen Nationaal Inkomen per hoofd BBO per hoofd Geef 3 redenen waarom het ‘BBP per hoofd’ geen goede maatstaf van welvaart is!!! Verschil welvaart en welzijn Welvaart = de mate waarin de schaarste is opgeheven, of de mate waarin de behoefte is voorzien door het gebruik van schaarse, alternatief aanwedbare middelen. Welzijn = de mate waarin behoeften worden bevredigd zonder opoffering van schaarse alternatief aanwendbare middelen 10 Het verschil zit hem daar in het feit dat je spreekt over welvaart als je bijvoorbeeld een houten stoel hebt, maar daarvan had je ook een huik kunnen maken (een schaars goed) en welzijn, waarvoor je geen schaarse middelen nodig hebt, zoals het milieu om je heen. Zee, lucht.. etc. Twee verschillen tussen welvaart en welzijn: - de keuze tussen middelen voor onze behoeften speelt bij welzijn geen rol, bij welvaart wel. - Meer van het een, minder van het ander. Daar is sprake van bij welvaart, niet bij welzijn. Productiefactoren Om te produceren maken bedrijven gebruik van 4 productiefactoren: Beloning voor het ter beschikking stellen 1) Arbeid ……………. 2) Kapitaal ……………. 3) Natuur ……………. 4) Ondernemerschap ……………. 11 12 Wig: wat is jouw werkgever kwijt aan jou? Wig = is het verschil tussen de loonkosten van de werkgever het nettoloon van de werknemer. De loonkosten zijn voor de werkgever hoger, dan het brutoloon van de werknemer, omdat de werkgever ook nog een deel van de sociaal verzekeringspremies voor de werknemer betaalt. Hoeveel % bedraagt de WIG? Productiefactor: Kapitaal Elk bedrijf maakt veelvuldig gebruik van de productiefactor ‘Kapitaal. Wat is Kapitaal?’ 1. 2. 3. 4. Als een bedrijf ‘kapitaal intensiever’ wordt, stijgt de productiecapaciteit van het bedrijf. Als een bedrijf ‘kapitaal intensiever’ wordt stijgt de arbeidsproductiviteit van het bedrijf. Als de lonen stijgen, worden bedrijven kapitaalintensiever Als de rente daalt, worden bedrijven kapitaalintensiever Bestedingen van bedrijven investeringen drie soorten: 1. Vervangingsinvesteringen 2. Uitbreidingsinvesteringen 3. Voorraadinvesteringen Vragen: a) Waarom doen bedrijven ‘vervangingsinvesteringen’? Leg uit! b) Welke soort investeringen nemen vooral toe in tijden van laagconjunctuur? Leg uit! c) Welke investeringen nemen toe als de rente afneemt? Leg uit Productie, arbeidsproductiviteit (a.p.t.) en werkgelegenheid Hoe hangen deze begrippen samen? Vul in! (Betreft procentuele veranderingen t.o.v. vorig jaar 13 Productiecapaciteit en bezettingsgraad Productiecapaciteit = Hoeveelheid goederen en diensten die een economie (in een jaar) maximaal kan produceren Bezettingsgraad = Mate waarin de bestaande productiecapaciteit ook werkelijk wordt gebruikt. 1) 2) 3) 4) Wat bepaalt de grootte van de productiecapaciteit? Wat bepaalt de hoogte van de bezettingsgraad? Wat is er sinds het begin van de crisis gebeurt met de bezettingsgraad in Nederland? Waarom is de kans op inflatie bij een lage bezettingsgraad klein? Productiefactor Natuur - De grond, het water, de lucht en alles daarop en daarin voor zoverniet door mensen geproduceerd. - Natuur en arbeid zijn de oorspronkelijke productiefactoren - Kapitaal is een afgeleide factor. Deze moet met behulp van natuur en arbeid (en eventueel ander kapitaal) worden vervaardigd. Tot welke productiefactor behoren ‘gewonnen’ delfstoffen? Terugblik: Productiefactoren Om te produceren maken bedrijven gebruik van 4 productiefactoren; 1. 2. 3. 4. Arbeid Kapitaal Natuur Ondernemerschap Loon Rente Pacht Winst BBP (Per hoofd) waarom dit slechte maatstaf voor de welvaart in een land? Zeg niets over de inkomsensverdeling. Slechts een gemiddelde Verschillen in prijsniveau tussen landen komen niet tot uitdrukking (BBP is een nominaal getal) Zwarte en grijze circuit niet meegenomen Samenhang onderstaande begrippen (HOE??) - Productie - Productiecapaciteit - Arbeidsproductiviteit (a.p.t.) - Bezettingsgraad - Werkgelegenheid Stand van de conjunctuur - Conjunctuurklok Ontstaan economische groei door: Structureel is continu. Conjunctuur is dat het afhankelijk is van de economische omstandigheden. Verbetering structuurzijde van de economie (lange termijn) - Aanbodzijde - Productiecapaciteit Verbetering conjunctuurzijde van de economie (korte termijn) - Vraagzijde - Bestedingen 14 Economische groei: Structuurzijde Meer en betere productiefactoren Kapitaal Arbeid Natuur Ondernemerschap Structuurzijde van de economie / macro - economische productiecapaciteit Arbeid Kapitaal Natuur Ondernemerschap Grotere kwantiteit grotere beroepsbevolking meer machines Betere kwaliteit beter opgeleid betere machines (technische vooruitgang) Nieuw gasveld Economische groei: conjunctuurzijde Meer bestedingen door: Gezinnen lagere rente, lagere belastingen, lagere inflatie, groter consumentenvertrouwen Bedrijven lagere rente, grotere winsten Overheid stimuleren economie in crisistijd, hogere belastinginkomsten Buitenland lagere euro Uitwerking: de economische kringloop (m.u.v. sparen) Baltalingsbalans = overzicht van alle inkomende en uitgaande geldstromen van en naar het buitenland EXPORT en IMPORT 15 Wanneer gaat de Nederlandse export omhoog? Inflatie Macht vakbonden Staatsbezoeken koningin Eurokoers BBP Nederland Export Nederland Innovaties A.P.T BBP Duitsland Inflatie omlaag, BBP Nederland geen invloed, apt omhoog, BBP Duitsland omhoog, innovaties omhoog, staatsbezoeken omhoog, macht vakbonden omlaag, eurokoers omlaag. Loonkosten per product De ‘concurrentiepositie’ van een land verbetert als de loonkosten p.p. dalen! Opdracht Bepaal welk land de beste concurrentiepositie heeft: Land A B C Loonkosten per maand (€) 2.500 100 1.500 a.p.t. per maand 500 10 250 Loonkosten p.p.: A 5,- B 10,- C 6,- Dus land A heeft de beste concurrentiepositie Wanneer gaat de Nederlandse import omhoog? Inflatie Eurokoers EXPORT Consumenten vertrouwen IMPORT Nederland BBP Nederland Rentestand Olieprijs BBP Duitsland 16 Inflatie omhoog, BBP Nederland omhoog, Export omhoog, BBD Duitsland geen invloed (niet helemaal waar!), Rentestand omlaag (=meer bestedingen, dus ook aan import), Consumentenvertrouwen omhoog, Olieprijs omhoog (nominale import omhoog, omdat olie zeer inelastisch is), eurokoers omhoog. Openheid economie = mate waarin een land (intensieve) handelsbetrekkingen onderhoudt met het buitenland. Opdracht: bepaal welk van de onderstaande landen het meest ‘open’ is! (betreft gegevens van 2010) Land/gebied BNP (x 1 miljard $) Export (x 1 miljard $) E.U. 16.830 5.045 V.S. 13.844 951 Japan 4.384 564 Duitsland 3.322 1.258 Nederland 768 522 a) Hoe verklaar je de hoge export van de EU in vergelijking met de VS? b) Leg uit: de hoge export van Nederland heeft o.a. te maken met de ‘doorvoerfunctie’ van Nederland. Nederland heeft de hoogste ‘exportquote’. a) Heel veel handel in de EU vindt plaats tussen de landen onderling. b) Heel veel handel met Europa gaat via de haven van Rotterdam. Waar gaat het om met het tentamen? Theorie kennen Theorie kunnen koppelen aan de praktijk/actualiteit: Actualiteit koppelen aan de macro-economische kringloop (zoals je gedaan hebt met de macro-krantjes) Begrijpen hoe de economie zich heeft ontwikkeld de afgelopen jaren (o.a. kredietcrisis) Belangrijkste punten uit filmpjes Begrijpen hoe overheidsbeleid werkt om economie te sturen: Spel DNB: ‘scoren met beleid’ Verbanden leggen tussen economische variabelen (o.a. deze les) 10 mc vragen (theorie) open vragen o.a.: Economische kringloop en effecten op de geldstromen Economische ontwikkeling in relatie tot ondernemingsbeleid Actualiteit Economisch beleid van de overheid Inflatie Internationale concurrentieverhoudingen (import/export) DNB 17 De drie dimensies van de macro-economie Terugblik week 1 De belangrijkste macro economische variabelen voor bedrijfsbeleid: • • • • • Conjunctuur Wisselkoers Olieprijs Loonsom per werknemer Rente Terugblik week 2 Gezinsconsumptie Investeringen Bezettings graad inkomen Inflatie Rente consumptie Vermogen Consumenten vertrouwen Overheidsuitgaven Overheidsconsumptie Overheidsinvesteringen Overdrachtsuitgaven Winst Rente Investeringen Producenten vertrouwen Afzet verwachtingen Export/Import Wordt beïnvloed door o.a. Wisselkoers, conjunctuur,hoogte lonen etc Belangrijk begrip concurrentiepositie 18 Terugblik week 3 Wat kan de overheid (of centrale bank) doen? Laagconjunctuur 1) BTW verhogen/verlagen 2) Rente verhogen/verlagen 3) WW-uitkering verhogen/verlagen 4) Invoerheffingen verhogen/verlagen 5) Waarde munt verhogen/verlagen 6) Geldhoeveelheid verhogen/verlagen 7) Exportsubsidies verhogen/verlagen 8) Huursubsidie verhogen/verlagen 9) Accijnzen verhogen/verlagen 10) inkomens nivelleren/denivelleren Terugblik week 4 Gezinsconsumptie Investeringen Bezettings graad inkomen Inflatie Rente Investeringen consumptie Vermogen Consumenten vertrouwen Overheidsuitgaven Overheidsconsumptie Overheidsinvesteringen Overdrachtsuitgaven Winst Rente Producenten vertrouwen Afzet verwachtingen Export/Import Wordt beïnvloed door o.a. Wisselkoers, conjunctuur,hoogte lonen etc Belangrijk begrip concurrentiepositie 19 Terugblik week 5 Wanneer gaat de Nederlandse export omhoog? Inflatie Macht vakbonden Staatsbezoeken koningin Eurokoers Export Nederland BBP Nederland A.P.T Innovaties BBP Duitsland Inflatie omlaag, BBP Nederland geen invloed, apt omhoog, BBP Duitsland omhoog, innovaties omhoog, staatsbezoeken omhoog, macht vakbonden omlaag, eurokoers omlaag. Een aantal voorbeelden: Leg uit: 1) €-koers export Europa 2) rente Europa €-koers 3) Inflatie Europa €-koers 4) Inflatie Europa Export Europa 1. Export Europa daalt (hogere eurokoers maakt Europese producten duur, waardoor de concurrentiepositie verslechtert) 2. Euro-koers stijgt, doordat beleggers een voorkeur krijgen voor Europa. Dus meer vraag naar euro’s 3. Euro-koers daalt. De hogere inflatie verslechtert de concurrentiepositie van Europa. 4. Export Europa daalt, door verslechterde concurrentiepositie. Voorbeelden van tentamenvragen: 1. Een belangrijke macro-economische variabele is de wisselkoers. Leg uit waarom een lage wisselkoers van de Euro aantrekkelijk is voor bedrijven. Noem 2 argumenten. 2. De effectieve vraag in een land komt vanuit 4 actoren in de economie (denk aan de economische kringloop). Zo is de effectieve vraag van gezinnen de consumptie. Deze kan worden beïnvloed door de rentestand. a. hoe noemen we de bestedingen van de bedrijven? b. noem twee variabelen naast de rente die invloed hebben op de consumptie 20 3. Bereken het inflatiecijfer: % van uitgaven Huisvesting 20% Vervoer 5% Voeding 10% Kleding 15% Toerisme 10% Rest 40% % prijsverandering + 4% - 5% + 3% + 2% - 2% + 0% b. Als iemand heel veel reist, zal zijn/haar persoonlijke inflatie dan hoger of lager zijn dan het ‘gewogen gemiddelde’ van een gemiddeld gezin? Leg uit! 4. Economie in het nieuws: Dagelijks worden er via de media economische nieuwsfeiten onder de aandacht van het publiek gebracht. Niet zelden leiden die feiten vanuit verschillende invalshoeken tot discussies over de vraag hoe die feiten dienen te worden geïnterpreteerd. Hieronder staan vier van zulke feiten die op een dag in dezelfde krant als kop boven een artikel staan. kop 1 Recessiedreiging in Duitsland kop 2 FED verlaagt rente met 0,5 procentpunt, ECB verlaagt rente niet kop 3 Inflatie in EMU landen stijgt tot boven de grens van 2 procent kop 4 Euro zwak tegenover dollar FED: centrale bank van de Verenigde Staten van Amerika (VS) ECB: Europese Centrale Bank EMU: Europese Monetaire Unie 1. Zal kop 1 zorgen voor een verdere stijging van de inflatie (kop 3)? Geef uitleg! 2. Is de informatie in kop 4 gunstig of ongunstig voor de economieën van de EMU landen? Leg uit. 3. Leg uit dat de informatie in kop 2 over de ECB Duitsland niet helpt om uit de economische recessie te komen (kop 1). 4. Zal de renteverlaging door de FED (kop 2) de dollar zwakker of sterker maken (kop4). Leg uit 5. Crisis De huidige crisis is in 2007 ontstaan in de V.S. Economen onderscheiden een duidelijk verloop in de crisis. Het begon als een kredietcrisis met een bankencrisis tot gevolg. Vervolgens ontstond een economische crisis door het inzakken van de bestedingen bij gezinnen en bedrijven, welke weer een schuldencrisis bij de overheid veroorzaakte. Dus: kredietcrisis bankencrisis economische crisis schuldencrisis. Geef uitleg over het verloop van de crisis zoals hierboven beschreven. Ga bij elke (deel)crisis in op oorzaak en gevolg 1. Voorbeelden van quasi-collectieve goederen zijn: I onderwijs II justitie A. beide zijn goed B. I is goed, II is fout C. I is fout, II is goed D. beide zijn fout 21 In een land zijn 4 producenten van koffie. De volgende gegevens zijn van toepassing (de cijfers in de tabel betreffen procentuele veranderingen t.o.v. het vorige jaar). Arbeidsproductiviteit Productie Loonkosten Bedrijf A Bedrijf B Bedrijf C Bedrijf D -3 2 -4 5 3 -5 -1 5 2 2 1 3 2. Welk bedrijf heeft zijn concurrentiepositie het meest zien stijgen afgemeten aan de ontwikkeling van de loonkosten per product? a. Bedrijf A b. Bedrijf B c. Bedrijf C d. Bedrijf D 3. Zie tabel bij vraag 2! In welk bedrijf is de werkgelegenheid het meest gestegen (gebruik de gegevens over de arbeidsproductiviteit en de productie)? a. Bedrijf A b. Bedrijf B c. Bedrijf C d. Bedrijf D Antwoorden in de sheets les 6 – sheet 16 t/m sheet 19 22