Economische crisis Samenvatting Hoofdstuk 1: kredietcrisis • Huizen: – Om in te wonen (hypotheek – langdurige lening met onroerend goed als onderpand; hypotheekgarantie, hypotheekrente aftrek) – Om mee te beleggen (vermogen, rendement, geldillusie) Vervolg H1 • Vermogensmarkt (rente) – Aanbod: Spaarders, pensioenfondsen en banken; Vragers: leners, gezinnen, bedrijven, overheid – Geldmarkt of kapitaalmarkt – Risicopremie = extra vergoeding voor hoger risico – Eerstehands of tweedehandsmarkt – Rendement: rente, inflatie Vervolg H1 • Banken en kredietverlening – Rendement van het EV = winst in % van het eigen vermogen – Solvabiliteit: verhouding EV en VV – Liquiditeit: mate waarin de kortlopende schulden betaald kunnen worden • Taken CB: – Liquiditeitstoezicht – Solvabiliteitstoezicht – Garantieregeling Vervolg H1 • Zeepbel woningmarkt knapt – Woonlasten onbetaalbaar – Aanbod huizen stijgt sterk – Huizenprijzen kelderen – Banken in financiele crisis (via hypotheekobligaties kwamen de problemen in Europa) – Minder kredietverlening – Economische crisis Hoofdstuk 2: Economische crisis • Crisis is een periode waarin de groei voor langere tijd verstoord is • Klassieke economen versus Keynesianen – – – – Markt versus overheid Eigenbelang versus collectief belang Micro economie versus macro economie Structuurzijde (aanbod) versus conjunctuurzijde (vraag) van de economie – Productiecapaciteit en bezettingsgraad versus bestedingen – Anticyclisch overheidsbeleid • Stagflatie: samengaan van inflatie en stagnatie (Friedman) Hoofdstuk 3: Inkomen, hoe verdien je dat? • Toegevoegde waarde: waarde toegevoegd aan ingekochte goederen • Omzet – waarde inkoop = toegevoegde waarde (netto = bruto min de afschrijvingen) • TW = beloning voor productiefactoren: arbeid - loon, natuur – pacht, huur, kapitaal – rente en ondernemerschap – winst • TW = primair inkomen Vervolg H3 • Van Micro naar Macro: – TW van alle bedrijven: som primaire inkomens – TW van de overheid: salarissen ambtenaren • Som van commercieel en niet-commercieel = BBP • BBP – Maatstaf voor welvaart – Correcties voor aantal inwoners, prijzen, verdeling inkomen in een land, externe effecten, natuurlijke hulpbronnen – Welvaart in enge zin (bbp) of in ruime zin (kwalitatief) Vervolg H3 • Economische kringloop – Goederen en geldkringloop – Investeringen (bruto – netto) • Uitbreiding • Vervanging • Voorraad – Y=C+I+O+E-M (bestedingen); Y=C+S+B (middelen); W=Y -> (S-I)=(O-B)+(E-M) – Boekhoudkundig = nationale rekeningen, wanneer samengevat in 1 rekening: staat van middelen en bestedingen Vervolg H3 • Bruto Toegevoegde Waarde = totale omzet min inkoopwaarde (onderlinge leveringen) = productiebenadering • Bruto Toegevoegde Waarde = beloning voor productiefactoren = inkomensbenadering • Bruto Toegevoegde Waarde = C+I+O+E-M = bestedingsbenadering Hoofdstuk 4: structuur en conjunctuur • Bbp bepaald door bestedingen (bepalen de bezettingsgraad) en productiecapaciteit (mogelijkheid voor productie) • Bestedingen = conjunctuur; productie = structuur • Bepaling productiecapaciteit door de kwaliteit en omvang van de productiefactoren – arbeid (participatiegraad, arbeidsproductiviteit) – Kapitaal (uitbreidingsinvesteringen, technologische ontwikkelingen, loonstijgingen) – Natuur (ligging en hulpbronnen), en – Ondernemerschap (efficientie en keuzes) Vervolg H4 • Arbeidsinkomensquote = (loon+ toegerekend loon zelfstandigen) / toegevoegde waarde x 100% • Overige inkomensquote = kapitaalinkomen = (rente+pacht+huur+(winst-tlz)) / toegevoegde waarde x 100% • AIQ: van belang bij CAO onderhandelingen vanwege effect op winst Vervolg H4 • Conjunctuurindicatoren – Vertrouwensindicatoren (consumenten (=% optimisten min % pessimisten), producenten,orders) – Economische indicatoren (industrieele productie, bbp, C, I, E) – Arbeidsmarktindicatoren (arbeidsvolume, uitzenduren, werkloosheid, vacatures • Samengevat in conjunctuurklok van het CBS