Hogeschool voor Economische Studies

advertisement
Hogeschool voor Economische Studies
Fraijlemaborg 133, 1102 CV Amsterdam Zuidoost
Postbus 22575, 1100 DB Amsterdam Zuidoost
TENTAMEN
Algemene Economie
De Staat van Middelen en Bestedingen
AECVP1CE/TMA/IM/CO/CS
Cursusjaar:
2004 – 2005
Semester:
2 - herkansing
Opleidingen:
CE / CO / CS / IM / TMA
Datum:
23 juni 2005
Tijd:
12:15 – 14:15 UUR
Docenten:
F. Mettes (MES) & G. Oudhoff (OUF)
AECVP1CE04-2 & AECVP1CS04-2 & AECVP1TMA02-2 & AECVP1IM02-2 & AECVP1CO02-2
Tweede semester 2004 –2005
23 juni 2005
CE & CS & TMA & IM & CO
12 :15 – 14 :15 uur
De Staat van Middelen en bestedingen 2006
Het CPB publiceert in de Staat van Middelen en Bestedingen 2006 haar prognoses voor het jaar
2006.
Beantwoord onderstaande vragen aan de hand van de gegevens zoals weergegeven in deze Staat
van Middelen en Bestedingen.
Geef in procenten de prognose voor 2006 van de volgende grootheden. Geef duidelijk aan of het
om een toename of een afname gaat.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
Geef aan de verwachte economische groei voor Nederland in het jaar 2006.
Geef aan de verwachte hoogte van de inflatie voor het jaar 2006.
Geef aan de verwachte verandering van de werkgelegenheid in het jaar 2006.
Geef aan de verwachte verandering van de loonsom per werknemer in het jaar 2006.
Geef aan de verwachte verandering van de arbeidsproductiviteit in het jaar 2006.
Is er in 2006 sprake van loonkosteninflatie? Geef een beredeneerd antwoord.
Geef aan de verwachte verandering van de reële loonsom per werknemer in het jaar 2006.
Welke betekenis moeten we hechten aan een (te grote) verandering van de reële loonsom
per werknemer? Geef een beredeneerd antwoord.
9. Is de verwachte inflatie in Nederland hoog of laag? Tegen welke norm zet u de verwachte
ontwikkeling van de inflatie af om tot een oordeel te komen?
10. Is er in 2006 sprake van geïmporteerde inflatie? Geef een beredeneerd antwoord
11. Geef aan de verwachte verandering van de totale loonsom in het jaar 2006.
12. Geef aan de verwachte verandering van de totale reële loonsom in het jaar 2006.
13. Geef aan de omvang van de netto besparingen in euro in het jaar 2006?
14. Geef aan de omvang van de netto investeringen in euro voor het jaar 2006?
15. Geef aan de omvang van de netto kapitaaluitvoer in euro voor het jaar 2006?
16. Geef aan welk gevolg kapitaalexport heeft op de hoogte van de rentevoet op de
vermogensmarkt binnen het EMU gebied. Geef een kort maar duidelijk beredeneerd
antwoord.
Beredeneer kort maar duidelijk de invloed van de koersstijging van de euro op:
17. Het uitvoervolume.
18. Het prijspeil van de uitvoer.
19. De ontvangen primaire inkomens uit het buitenland.
Einde van het tentamen.
2
AECVP1CE04-2 & AECVP1CS04-2 & AECVP1TMA02-2 & AECVP1IM02-2 & AECVP1CO02-2
Tweede semester 2004 –2005
23 juni 2005
CE & CS & TMA & IM & CO
12 :15 – 14 :15 uur
Antwoorden herkansingstentamen 23 juni 2005.
1.
2.
3.
4.
5.
volumemutatie BBP van 2,25%.
prijsmutatie consumptieve bestedingen Huishoudens van 0,75%.
volumemutatie Beloning werknemers van 1,5%.
prijsmutatie Beloning werknemers van – 0,25%.
volumemutatie BBP van 2,25% - volumemutatie Beloning werknemers van 1,5% geeft
een stijging van de arbeidsproductiviteit van 0,75%.
6. Nee want de arbeidsproductiviteit stijgt terwijl de loonsom per werknemer daalt. De
loonkosten per product dalen dus.
7. prijsmutatie Beloning werknemers van – 0,25 minus de inflatie van 0,75% geeft een
daling van het reële loon per werknemer van 1%.
8. Arbeid wordt relatief gezien goedkoper.
9. Uitgaande van de ECB-norm voor toegestane inflatie van 2% is de huidige inflatie laag.
10. Nee. De invoer wordt goedkoper want de prijsmutatie invoer bedraagt – 1,75%.
11. volumemutatie Beloning werknemers van 1,5% + prijsmutatie Beloning werknemers van
– 0,25% geeft een stijging van de totale loonsom van 1,25%.
12. stijging totale loonsom (zie antwoord 11) van 1,25% minus inflatie van 0,75% geeft een
stijging reële loonsom van 0,5%.
13. Bruto beschikbaar nationaal inkomen van 480,31 minus totale consumptieve bestedingen
van 357,21 geeft bruto besparingen van 123,10 en bruto besparingen minus afschrijvingen
van 76,51 geeft netto besparingen van 46,59
14. Bruto investeringen = investeringen in vaste activa van 100,49 plus investeringen in
vlottende activa van 1,77 maakt samen 102,26 en bruto investeringen minus
afschrijvingen van 76,51 geeft de netto investeringen van 25,75
15. netto kapitaaluitvoer = nationaal spaarsaldo = saldo lopende transacties buitenland van
20,84.
16. Kapitaalexport zorgt voor een stijging van de vraag op de vermogensmarkt en zorgt
daarmee (theoretisch) voor een stijging van de rente op de vermogensmarkt; maar
aangezien Nederland maar een klein onderdeel uitmaakt van de totale ‘euro’
vermogensmarkt is de invloed van de Nederlandse kapitaalexport op de totale vraag op de
‘euro’ vermogensmarkt en daarmee op de hoogte van de rente op de ‘euro’
vermogensmarkt (zeer) klein.
17. Een stijging van de koers van de euro maakt de Europese export voor niet-eurolanden
duur. Niet-eurolanden zullen dus minder importeren uit de euro-landen waardoor voor de
euro-landen de export minder snel groeit (of afneemt).
18. Het prijspeil in euro blijft natuurlijk gelijk, of kan iets dalen wanneer Europese bedrijven
uit concurrentie overwegingen hun prijzen verlagen om het effect van een dure euro (zie
antwoord 17) af te zwakken.
19. De ontvangen primaire inkomens uit het buitenland zullen in euro gemeten afnemen
omdat bij omzetting naar euro van de ontvangen rente en winstuitkeringen uit het
buitenland, die wordt uitbetaald in buitenlandse valuta, er vanwege de koersstijging van
de euro minder euro verkregen wordt.
3
Download