Antwoorden

advertisement
Uitwerkingen V7.1 V7.2 V9.1 en V11.1
V 7.1
a) In de eerste plaats de prijzen van inkopen en verkopen. Verder zijn de loonkosten
van belang.
b) De werknemers willen de inflatie graag doorberekend zien in de lonen, zodat de
koopkracht van de lonen op peil blijft. De prijzen van penicilline staan echter onder
druk waardoor de winstmarges zouden kunnen dalen.
c) De prijzen van penicilline worden doorberekend in antibiotica en deze weer in de
geneesmiddelen die een onderdeel uitmaken van het consumptiepakket. Daarvoor
moeten de producten evenwel nog enkele fasen van de bedrijfskolom passeren. Het
is maar de vraag of deze schakels in de bedrijfskolom de prijsverlagingen doorgeven
aan de consument. Dat hangt weer af van hun marktmacht.
d) De prijs is afhankelijk van vraag en aanbod. Aangezien toetreding vrij eenvoudig is,
zal bij stijgende prijzen het aanbod meteen toenemen. Bij dalende prijzen gebeurt het
omgekeerde.
e) Gist-Brocades kan winstgevend blijven door de extreem lage kosten ten opzichte van
de concurrenten. Gist-Brocades kan dit omdat zij speciale installaties heeft voor de
penicillineproductie die door technische ontwikkeling steeds verbeterd kunnen
worden. Andere ondernemingen hebben dat niet.
V 7.2
a) We onderscheiden bestedingsinflatie en kosteninflatie.
b) Bestedingsinflatie komt tot uiting in een stijging of daling van de winstmarge. Als
ondernemingen de prijzen meer kunnen verhogen dan de ontwikkeling in de kosten,
neemt de winstmarge toe. Kosteninflatie komt tot uiting in de arbeidskosten, de
indirecte belastingen en kosten van de invoer.
c) De indirecte belastingen en de prijsstijgingen in de niet-marktsector leverden de
grootste bijdrage aan de inflatie.
d) De concurrentie op de buitenlandse markten kan harder zijn dan op de thuismarkt
waardoor prijsverhogingen minder gemakkelijk te verwezenlijken zijn. Door een
koersstijging van de euro’s ontvangen Nederlandse exporteurs minder in euro’s
gerekend dan in buitenlandse valuta’s.
e) De inflatie is hoger dan de stijging van de afzetprijzen. Omdat de loonstijging gelijk is
aan de stijging van de inflatie zouden de winstmarges onder druk kunnen komen. De
onderneming kan de daling van de marges tegengaan door een bovengemiddelde
stijging van de arbeidsproductiviteit of door een verlaging van de inkoopkosten. Het
laatste hangt af van de marktmacht van de onderneming.
f) Zoals onder e) is opgemerkt kunnen de grondstofprijzen zijn gedaald en de
arbeidsproductiviteit zijn toegenomen.
V 9.1
a) Een hoge economische groei leidt tot schaarste op de productmarken. Ondernemers
kunnen dan hun prijzen verhogen.
b) Als ondernemingen nog productiecapaciteit over hebben, kunne zij gemakkelijk
voldoen aan een stijging van de vraag. Elke uitbreiding van de productie betekent in
dat geval een afname van de gemiddelde kosten daar de constante kosten verdeeld
worden over meer producten. De winsten stijgen dus zonder de prijzen te verhogen.
Dat is ander bij een volledige bezetting. Productie-uitbreiding is dan onmogelijk
zonder de capaciteit uit te breiden. Daar gaat enige tijd overheen zodat ondernemers
de mogelijkheid hebben de prijzen te verhogen als gevolg van de ontstane schaarste.
c) De groei van het reële BBP en de werkloosheid zijn indicatoren voor de inflatie. De
inflatie heeft effecten voor de korte rente die door de centrale bank wordt vastgesteld.
In de grafiek is duidelijk te zien dat in de gebieden met een hoge groei de
inflatieverwachtingen ook hoog zin. Een lage werkloosheid versterkt de
inflatieverwachtingen.
d) Groei van de productiviteit is niet anders dan de groei van de welvaart, van de
productie. Indien de vraag sneller groeit, ontstaat er dus een vraagoverschot. Dat
resulteert in hogere prijzen.
e) Een daling van de werkloosheid heeft een opwaartse druk op de lonen tot gevolg. Dat
werkt kosteninflatie in de hand.
f) De rentestijging oefent een neerwaartse druk uit op de consumentenbestedingen,
vooral in duurzame consumptiegoederen omdat leningen duurder worden. De
bestedingen dalen dus en de opwaartse druk op de prijzen neemt af. Een
rentestijging heeft alleen effect op de bestedingen als deze rentegevoelig zijn. Als
consumenten niet lenen voor het verrichten van duurzame bestedingen, zullen de
bestedingen ook minder rentegevoelig zijn. Consumenten voelen dan de kosten niet
rechtstreeks in hun portemonnaie. Indirect zullen consumenten wel getroffen worden
door de rentestijging omdat het alternatief, beleggen, meer oplevert.
V11.1 a t/m d
a) De wereldhandel is de optelsom van de export van alle landen. De wereldproductie is
de som van het BBP van alle landen.
b) Een steeds groter deel van de productie vindt zijn weg naar de wereldmarkten.
Landen moeten steeds meer rekening houden met hun concurrentiepositie. Het
binnenlands beleid van overheden komt steeds meer in het licht te staan van
internationale concurrentieverhoudingen van het bedrijfsleven. De economische en
politieke samenhang tussen landen zal daardoor steeds meer op de voorgrond
treden.
c) De ligging tussen een van de belangrijkste industriegebieden van Europa en de
Noordzee geeft een voordeel op het gebied van handel en transport. De agro-sector
(agrarische en voedings- en genotmiddelensector) heeft kostenvoordelen vanwege
het klimaat, de bodemgesteldheid, de hoge arbeidsproductiviteit van de agrarische
beroepsbevolking en het cluster waarin het bedrijfsleven met de overheid en
onderzoeksinstellingen samenwerkt. Verschillende industrieën (oa chemie en
basismetaal) danken hun goede concurrentiepositie mede aan de goedkope en
schone energiebron waarover Nederland beschikt, het aardgas.
Er zijn twee hoofdredenen voor het verrichten van directe investeringen. In de eerste plaats
zijn kostenverschillen van belang. In andere landen zin de kosten van arbeid in verhouding
tot de toegevoegde waarde wellicht gunstiger dan in het land van herkomst. Ook kunnen
grondstoffen goedkoper zijn. Verder speelt de overheid door middel van belastingen en
accijnzen, milieu- en vestigingswetgeving een grote rol in de kosten van het productieproces.
In de tweede plaats liggen vaak marktoverwegingen ten grondslag aan de wens van de
ondernemingen om hun productie te verplaatsen. Hun concurrentiepositie kan soms
aanmerkelijk verbeteren door dicht bij de consument te produceren. De communicatie met
de afnemers wordt steeds belangrijker, omdat hun individuele wensen een grote rol spelen.
Download