Uit: NRC Handelsblad, 5 januari 2015 Meer geld in omloop brengen is 'n slecht idee... De Europese Centrale Bank mag de te lage EU-groei niet oplossen met een middel dat erger is dan de kwaal, aldus Lex Hoogduin. De inflatie in het eurogebied ligt dicht bij nul. Door de gedaalde olieprijzen kan ze verder dalen. Er is op dit moment geen prijsstabiliteit. Prijsstabiliteit is door de Europese Centrale Bank (ECB) gedefinieerd als een stijging van de prijzen van consumptiegoederen van net onder, maar dichtbij twee procent per jaar. De ECB wil dus een hogere inflatie. Maar ze heeft een probleem. Haar traditionele instrument is de korte rente. Die staat op bijna nul procent. Verdere verlaging zal weinig effect sorteren, als deze al mogelijk is. De ECB probeert het daarom anders. Ze heeft besloten de omvang van haar balans met 1.000 miljard euro te vergroten door het opkopen van pandbrieven en andere financiële activa, vooral gerelateerd aan de huizenmarkten. Ze lijkt nu bijna bereid om ook overheidsobligaties van de landen uit het eurogebied te gaan kopen op de secundaire markt (dat wil zeggen geen nieuw uitgegeven, maar reeds bestaande schuld). Dit wordt wel Quantitative Easing (QE) genoemd. Het belangrijkste stimulerende effect hiervan wordt verwacht in het drukken van de rente op lang(er) lopende overheidsschuld. Dat maakt meer risico nemen aantrekkelijk en drukt zo ook de rente op andere financiële activa. De gedachte is dat daarmee ook consumeren en investeren worden gestimuleerd en de economische groei aantrekt. Die krijgt ook een impuls van de vermogenswinsten die worden geboekt door de stijging van de prijzen van financiële activa, die met het opkopen gepaard gaat. Met de groei stijgt uiteindelijk de inflatie. Het middel (QE) is erger dan de kwaal (te lage inflatie). Een lage inflatie maakt vermindering van te hoge schulden moeilijker. Maar als de inflatie verder daalt door de gedaalde olieprijzen, is dat vooral goed nieuws zo lang de lonen de daling van de prijzen niet volgen. De koopkracht neemt dan toe. Dalende inflatie door dalende olieprijzen vraagt niet om QE, maar om een centrale bank die de loonontwikkeling in de gaten houdt en betoogt dat de lonen niet mee moeten dalen met de prijzen. QE is vermoedelijk beperkt effectief in het tot stand brengen van hogere inflatie. Het leidt vooral tot stijgende prijzen van financiële activa, financial engineering (fusies en overnames, inkopen eigen aandelen, schuldgedreven groei, etc.) en kans op zeepbellen en nieuwe financiële en economische crises. QE kan ook de consumptie opjagen en via dit vraageffect bijdragen aan investeringen van bedrijven in productieve activa, zoals machines, bedrijfsgebouwen, hard- en software, e.d. Investeringen in productieve activa zijn nodig om de groei duurzaam te verhogen. Quantitive Easing kan contraproductief werken door puur financiële activiteiten en transacties te bevorderen ten opzichte van ondernemen en investeren in productieve activa. En voorzover het werkt, werkt het alleen zo lang QE doorgaat. QE kan verslavend werken en de structuur van de economie steeds verder uit het lood trekken. Kunstmatig hoog rendement op financiële activa, in plaats van hoog rendement op productiviteitsverhogende investeringen. Dat hindert het herstel van duurzame groei, in plaats van het te helpen. Maar het werkt toch in de VS? In de jaren na het barsten van de internetzeepbel in 2000/2001 werd het door Greenspan gevoerde ruime monetaire beleid geprezen. Achteraf bezien is daarmee bijgedragen aan de diepe crisis van 2008/2009. Het nu gevoerde monetaire beleid is veel ruimer dan toen. Er zal afgewacht moeten worden hoe de normalisering ervan afloopt. Het is moeilijk daarop gerust te zijn. Het kernprobleem in het eurogebied is te lage groei, onder andere als uitvloeisel van de financiële crisis. Dat kan de ECB niet oplossen. Een wat lagere inflatie dan gewenst, is op dit moment geen groot probleem. De ECB doet er verstandig aan zich niet verder op het pad van monetaire experimenten te begeven. Die zijn in het verleden zelden goed afgelopen. Prof. dr. Lex Hoogduin is monetair econoom, hoogleraar (RUG) en oud-directeur monetaire zaken en financiële stabiliteit bij De Nederlandsche Bank.