21 mei 2005 PERSBERICHT Het meten van inflatiepersistentie: een structurele tijdreeksbenadering NBB Working Paper No XX - Research Series De Working Paper "Het meten van inflatiepersistentie: een structurele tijdreeksbenadering", die ook in de reeks Working Papers van de ECB verschijnt, werd opgesteld in het kader van het "Eurosystem Inflation Persistence Network ", een onderzoeksnetwerk van de 12 nationale centrale banken van het eurogebied, de ECB en de academische wereld. Dit netwerk bestudeert de omvang, oorzaken en gevolgen van inflatiepersistentie. In de paper worden de verschillende soorten van inflatiepersistentie gemeten. Algemeen wordt aangenomen dat inflatie op de middellange tot de lange termijn een monetair verschijnsel is en dus volledig wordt bepaald door het monetaire beleid. Over een kortere tijdspanne echter zullen diverse macro-economische schokken, met inbegrip van veranderingen in de economische activiteit of de productiekosten, de inflatie tijdelijk doen afwijken van de doelstelling van de centrale bank. Daarom is een grondig begrip van het inflatiegenererende proces, in het bijzonder de aanpassingssnelheid van de inflatie in reactie op dergelijke schokken, van cruciaal belang voor een centrale bank waarvan het beleid op prijsstabiliteit is gericht. Inflatiepersistentie verwijst dan naar de neiging van de inflatie om ten gevolge van die schokken langzaam te convergeren naar haar langetermijnwaarde. Bij het meten van de historische inflatiepersistentie is het in empirisch onderzoek gebruikelijk univariate autoregressieve (AR) tijdreeksmodellen te schatten en de persistentie te meten als de som van de geschatte AR-coëfficiënten. Volgens de meeste van die studies vertoont de inflatie een hoge tot zeer hoge persistentie gedurende de periode na de Tweede Wereldoorlog en ligt de persistentie derhalve dichtbij die van een stochastische wandeling. Dit wijst erop dat het nastreven van prijsstabiliteit door een centrale bank complexer zou kunnen zijn dan bij een lage persistentie. Het belangrijkste punt dat in deze paper wordt benadrukt, is dat onvoorwaardelijke schattingen van een hoge inflatiepersistentie na de Tweede Wereldoorlog moeilijk te interpreteren zijn. Naarmate de schattingen meer worden beïnvloed door historische veranderingen in de beleidsdoelstelling kan een op stabiliteit gerichte centrale bank er minder lering uit trekken. Het inflatieproces kan worden opgesplitst in een aantal afzonderlijke componenten die elk hun eigen persistentiegraad vertonen. Ten eerste kunnen wijzigingen in de inflatiedoelstelling van de centrale bank leiden tot permanente verschuivingen in het gemiddelde inflatiecijfer. Ten tweede brengt onvolkomen of vertraagde informatie met zich dat particulieren de werkelijke inflatiedoelstelling van de centrale bank geleidelijk moeten leren kennen. De door particulieren ervaren inflatiedoelstelling kan dan ook aanhoudend verschillen van de werkelijke inflatiedoelstelling van de centrale bank. Ten derde creëert de persistentie van de factoren achter de inflatie ook een persistentie in de opgetekende inflatie. Ten slotte bestaat er intrinsieke inflatiepersistentie in reactie op schokken die direct van invloed zijn op de inflatie. Dit laatste verschijnsel houdt wellicht verband met prijs- en loonvormingsmechanismen, zoals bijvoorbeeld prijs- en loonindexering. De persistentie in de verandering van de bbp-deflator van het eurogebied en de Verenigde Staten wordt gemeten aan de hand van een structureel tijdreeksmodel dat expliciet de verschillende op de inflatie inwerkende componenten modelleert. Daarbij wordt zowel een univariate als een multivariate benadering gehanteerd. Door informatie af te leiden uit het basisrentetarief van de centrale bank wordt bevestigd dat verschuivingen in de inflatiedoelstelling van de centrale bank een niet-stationaire component in het inflatiecijfer tot stand brengen. Bovendien zorgt de langzame aanpassing van de inflatieverwachtingen ten gevolge van veranderingen in de inflatiedoelstelling van de centrale bank voor een tragere aanpassing aan de nieuwe inflatiedoelstelling. Beide componenten verklaren voor een groot deel de hoge mate van persistentie die de inflatie na de Tweede Wereldoorlog te zien geeft. 317597365 De persistentie van de drijvende krachten achter de inflatie is ook een belangrijke factor die de opgetekende inflatiepersistentie bepaalt. Rekening houdend met die componenten blijkt de intrinsieke inflatiepersistentie zowel in het eurogebied als in de Verenigde Staten aanzienlijk lager te zijn dan de persistentie van een stochastische wandeling. Dat heeft de volgende implicaties voor het monetaire beleid. Uit de studie blijkt dat in een stabiel inflatieregime, waarin de inflatiedoelstelling van de centrale bank niet verandert en het publiek een stevig verankerde perceptie van die doelstelling heeft, de inflatiepersistentie relatief laag is. De resultaten impliceren ook dat ingeval het monetaire beleid opnieuw aanleiding zou geven tot een onstabiele inflatie, het nadien zeer moeilijk zou zijn de inflatie terug te dringen, als gevolg van de trage aanpassing van de inflatieverwachtingen aan veranderingen in de inflatiedoelstelling. 317597365