2 Het geld en de koopkracht

advertisement
Cursus Economie Eindexaam
2 Het geld en de koopkracht
2.1 Het geld (p. 55)
2.1.1 Functies van het geld
 Ruilmiddel
 Waardemeter: je kan goederen gaan vergelijken
 Koopkracht bewaren
2.1.2 Waaraan ontleent geld zijn waarde?
Geld moet een tegenwaarde hebben in goud
 2 soorten geld:
o Chartaal geld: munten biljetten (±10%)
o Giraal geld: geld dat via transacties circuleert (bv overschrijvingen)
(±90%)
2.2 De koopkracht (p. 60)
2.2.1 Inflatie
Het fenomeen van algemene prijsstijgingen waardoor de
koopkracht afneemt.
Tegengestelde = deflatie
2.2.1.1 De oorzaken van inflatie
Kostenstijgingen  Kosteninflatie
Vraag > productiecapaciteit  Bestedingsinflatie
Stijging van geldhoeveelheid in omloop  Monetaire inflatie
2.2.1.2 De gevolgen van inflatie
 Kosteninflatie
o Als de prijsstijgingen de stijgingen van de kosten niet compenseren 
Winst 
o Faillissementen 
o Investeringen 
o Slecht voor de economie
 Inflatie  minder koopkracht  minder sparen + sommige gezinnen komen
in de problemen
o Schuldeisers worden slecht betaald  Faillissementen
 Fiscaal: meer loon  meer belastingen  koopkracht 
o Vraag om meer loon  kosteninflatie 
 Als inflatie in België > inflatie buitenland
o  uitvoer wordt moeilijker  slecht voor economie
1
Cursus Economie Eindexaam
2.2.1.3 De bestrijding van inflatie
 Prijsbeleid
o  overheid grijpt in bij de prijzen (vb maximumprijzen)
 Budgettair beleid
o Als je de vraag wil doen dalen, kunnen de overheidsuitgave
verminderd worden. De overheidsinkomsten kunnen worden verhoogd.
(vb verhoging van belastingen)
 Inkomensbeleid
o Loonstop (geen stijging)
o Loonmatiging (beperkte stijging)
 Monetair beleid
o  regelen van de geldhoeveelheid, dit gebeurt via de nationale bank.
2.2.2 Inflatie en deflatie meten
Het indexcijfer van de consumtieprijzen
 Wat?
 een cijfer dat het prijsniveau in een bepaalde periode weergeeft in
verhouding tot het prijsniveau in de basisperiode.
 Wordt maandelijks berekend.
o Huidige basisjaar = 1996
 Hoe berekenen? (Nationaal Instituut voor Statistiek)
o Men vergelijkt de prijzen van ± 500 artikels (“de korf van goederen en
diensten”).
o Men bezoekt ± 10 000 verkooppunten zodat ze een goed beeld krijgen
o Men berekent voor ieder artikel een indexcijfer
 Gewogen gemiddelde
 Gezondheidsindex (index van de “korf” - brandstof voor
voertuigen, tabak en alcohol)
Belang van het indexcijfer (p. 69)
 Lonen en wedden zijn gekoppeld aan de gezondheidsindex berekend met de
spilindex.
2
Cursus Economie Eindexaam
De Spilindex
106
104
100
Loonaanpassingen
 Huurprijzen zijn ook gekoppeld aan de gezondheidsindex.
3 De rol van de overheid in de economie
3.1 Situering in de economische kringloop (p. 81)
 Overheid:
o Belastingen heffen
o Overheidsinvesteringen
o Transferinkomens
o Levert collectieve diensten (brandweer, politie…)
o …
3.2 Taken van de overheid p84
 Inkomensherverdeling (vb door belastingen, uitkeringen…)
 Collectieve goederen en diensten leveren
 De economische activiteit bijsturen
3.3 Ongelijkheid inzake inkomensherverdeling (p.86)
 Inkomens zijn ongelijk verdeeld. Cijfers + Lorenz curve p86-88
 Verklaring: p89-90
o Evenredigheidseffect
o Invloed van vakbonden + overheid
o “leefmilieu”: jouw achtergrond
o Immigratie + laaggeschoolde vrouwen
 Werkloosheid
o Beleggingsmogelijkheden van grote vermogens
3
Cursus Economie Eindexaam
Instrumenten van inkomensherverdeling p90
 Progressieve inkomensbelasting
 Transfers
Primaire & secundaire inkomensverdeling
4 De economie in beweging (p.111)
4.1 Economische groei (p.113)
4.1.1 Begrip
De evolutie van het Bruto Nationaal Product (BNP)
De evolutie van het Bruto Nationaal Inkomen
BNP
Jaren
 Grafiek:
 Trendlijn: algemene beweging
 Echte gegevens: cyclische beweging rond trendlijn
4.1.2 Factoren die de groei beïnvloeden
 Technologische vooruitgang
 Beschikbaarheid van productiefactoren (arbeid, kapitaal, grondstoffen…)
 Kwaliteit van de productiefactoren (opleidingsniveau, initiatief,
productiviteit…)
 Samenwerking tussen productiefactoren (o.a. sociale verstandhouding)
4.1.3 Het multiplicatoreffect
Investeringen   economische groei 
4
Cursus Economie Eindexaam
4.2 De conjunctuur (p.123)
4.2.1 Begrip
 Grafiek (p4 cursus): golvende beweging (stijging/daling)
 Conjunctuur: de schommelingen in de algemene economische activiteit over
meerdere jaren.
4.2.2 Fasen
repressie
expansie
Expansiefasie
depressie
stagnatie
Contractiefase
Conjuncturele werkloosheid
 Mensen die hun job verliezen in de contractiefase en terug aan de slag kunnen
in de expansiefase
4.2.3 Verklaring van de conjunctuurcyclus
 Einde van de expansiefase
 Vertrouwen van consumenten & producenten hoog
 Vraag   tewerkstelling + investeringen 
 Economische groei
 Vraag > productiecapaciteit
 inflatie
 Inflatie  vraag 
 Vraag   productie 
 tewerkstelling + investeringen 
5
Cursus Economie Eindexaam
 Einde van de contractiefase
 Vertrouwen van consumenten & producenten laag
 Vervangingsinvesteringen nodig na verloop van tijd
 Vraag   productie 
 Vertrouwen producenten  & vertrouwen consumenten 
4.2.4 Conjunctuurpolitiek
 Te grote expansie  inflatie
 Contractie  werkloosheid
 Beleid nodig
 Bij te sterke expansie
 Zie ook bestrijding van inflatie
 Restrictief budgettair beleid
Zie bestrijding van inflatie 2.2.1.3 blz 2
 Restrictief monetair beleid
 Bij contractie
 Expansief budgettair beleid
 Expansief monetair beleid
De overheid rekent daarbij op de werking van de investeringsmultiplicator.
6
Download