Begrip: DIDACTIEK

advertisement
DIDACTIEK
1. Inleiding (pg4)
Didactiek  bestaat uit 4 termen:
Verzorging/verpleging
Opvoeding
Vorming
Onderwijs
Leeftijd
0 tot 3 jaar/bejaarden
3 tot 16 jaar
10 tot 18 jaar
6 tot 18 jaar, of langer
Verantwoordelijke
Ouders, verplegers
Ouders
School
School,bedrijf, …
beroep
Verplegers
Opvoedkunde
Didactiek
onderwijskunde
Opvoeding
 De hulp van de voor de uitgroei van het kind verantwoordelijke persoon, opdat het volwassen
wordt.
 De onvolwassen mens helpen hem bekwaam te maken zijn levenstaak te volbrengen
Didactiek
 theorie van de systematische intentionele hulp: met bepaalde bedoeling
- Door de leerkrachten verschaft in scholen
- Dmv cultuurgoed, aan zich vormende leerlingen op hun weg tot cultuurwezen
Onderwijskunde:
Op wetenschappelijk wijze structuren en processen binnen het onderwijs onderzoeken
- doel? Optimaliseren van deze structuren en processen
2. Didactische modellen (pg7)
Modellen
Voordeel = een kapstok waaraan men het verder denken en theoretiseren kan ophangen
Nadeel = ze doen de werkelijkheid te kort , men laat veel weg
1.
Didactische driehoek
3 elementen:
- leerkracht
- leerling
- leerstof
relaties in 2 richtingen tussen deze elementen
2. vereenvoudigd didactisch schema
Leerdoelen
Leerstof
Leer- en vormingsproces
Didactische werkvormen
evaluatie
3. didactisch analysemodel van Gelder
Media
3. Didactische beginsituatie (pg12)
De algemene beginsituatie: het inschatten van de beginsituatie is heel belangrijk
= verwachtingen bij onderwijsleerprocessen in een bepaalde leeftijdsperiode
- soms dienen ze als geschiktheidcriteria
!! bepaalde categorieën mensen niet uitsluiten van bepaalde opleidingen
Ook volgende elementen in beschouwing nemen:
 voldoende begaafdheid
 studiemotivatie
 voldoende voorkennis
 werk-en leertempo
De specifieke beginsituatie: verwachtingen waaraan de leerling moet voldoen bij aanvang van
welbepaalde lessen
- Belangrijk om efficiënt te werken binnen de lessen
Acties voor het beginnen van het leerproces?
1. vaststellen van de didactische beginsituatie
a. metingen (intelligentiemetingen)
b. informatieverzameling (vragenlijst)
2. aanzuiveren van de beginsituatie
a. zelfstudiepakket
b. bijlessen
c. volledige bijspijkercursus
De leraar
= de persoonlijkheid van de leraar heeft veel invloed op de relaties en prestaties in de klas
Een goede houding voor een leerkracht?
- niet-directief leiderschap
- een leerling gerichte houding
- taakgerichtheid
- de klas al groep hanteren
Zo bekomen we verschillende leiderschapsstijlen
vroeger: autoritaire opvoeding
- fürhen (sterk sturen)
- Wachsen laβen (laten groeien)
Nu: anti-autoritaire opvoeding
- autoritaire, directieve houding
- democratische, niet-directieve houding
- laissez faire, laissez passer houding
VOORKEUR = niet-directief leiderschap
Houding van de instructeur: Niet-directief leiderschap (Carl Rogers)
1e grondhouding : onvoorwaardelijk positief aanvaarden
= leerlingen aanvaarden zoals ze zijn en geen voorafgaande voorwaarden stellen waaraan hij zou
moeten volden :
- eerbied voor de persoon van de andere
- aanvaarding van de andere
- vertrouwen in de persoonlijke mogelijkheden van de andere
- genegenheid tov de andere
2e grondhouding : empathie
= proberen volledig in te voelen in de situatie, persoon van de leerling
3e grondhouding : echtheid
= zijn zoals men is, ook laten bleken en geen rolletje spelen
4e grondhouding : concreetheid
= helpen lln hun gevoelens in concrete, specifieke taal te bespreken en vage uitdrukking helpen
vermijden
4. Leerdoelen (pg16)
Wat? = doelstellingen
- geven aan waarover de lessen en leergangen zullen gaan
- geven aan welk gedrag we bij de leerlingen willen tot stand brengen
Situering in didactisch schema?
Leerdoelen = uitgangspunt van didactisch schema:
- ze bepalen en richten
o de keuze van de leerstof
o de keuze van didactische werkvormen
o de keuze van de media
- bij het formuleren van de doelstellingen zal men rekening houden met de beginsituatie
Soorten leerdoelen?
Indeling volgens functie
- einddoelstellingen
o geven aan wat uiteindelijk bereikt moet worden na een leercyclus
o geven slechts een algemene oriëntatie
o positieve en negatieve eindtermen
- leerplandoelstellingen: geven aan wat uiteindelijk bereikt moet worden na 1 jaar
- lesdoelstellingen : geven aan wat uiteindelijk bereikt moet worden na 1 les(deel)
Classificatie leerdoelen
Algemeen :
- Inhoudelijk zijn er verschillen
o cognitieve doelen : heeft te maken met kennis
o affectieve doelen : heeft te maken met gevoelens
o psychomotorische doelen: heeft te maken met motoriek
- Doelen uit meer dan 1 gebied aan bod laten komen = les wint aan waarde
Taxonomieën = fijnere indelingen met hiërarchische ordeningen.
Formuleren van leerdoelen:
Algemene regels:
- Bij het formuleren rekening houden met de functie van doelstelling
- is het een leerplan of lesdoelstelling
- welk gedragsniveau wordt nagestreefd
- en met welk soort leerinhoud
- niet aangeven hoe leerlingen tot de gedragsveranderingen moeten komen
- zo beknopt mogelijk formuleren
Specifieke regels:
- Aangeven in welk observeerbaar gedrag het gewenst gedrgsniveau tot uiting kan komen
- Leerinhoud concreet omschrijven
o omschrijf bepaalde inhouden nader
o vermijd dubbelzinnige en onduidelijke termen
o indien nodig, splits de leerinhoud in verschillende lesdoelstellingen
5. Leerstrategieën en didactische werkvormen (pg24)
Binnen de methodes kan men onderscheid maken tussen:
- Didactische principes
- Leerstrategieën
- Didactische werkvormen
- Technieken  sterk vakgebonden
Didactische principes= grondbeginselen, algemene voorschriften voor het didactisch handelen
Zij geen aan waardoor leerkrachten zich op vlak van methode kunnen laten inspireren om
effectief en efficiënt te werken. Zoals:
- het aanschouwelijkheidprincipe
- het motivatieprincipe
- het differentiatieprincipe
Manieren om leerlingen tot leeractiviteit aan te zetten:
- Starten met een anekdote
- Even toetsen wat de leerlingen reeds weten
- De leerlingen voor een probleem plaatsen
- Voorbeelden geven
- Vragen beantwoorden of nr de groep doorspelen
- Individuele hulp geven
 Er wordt niet willekeurig beroep gedaan op deze methoden, maar door ze in een welbepaalde
volgorde toe te passen kan men het snelst gedragsveranderingen bereiken.
 Hieruit ontstaan didactische werkvormen
Didactische werkvorm = Duidelijk omschreven wijzen van omgang tss leerkracht en leerlingen
met het oog op het effectief en efficiënt realiseren van bepaalde soorten leerdoelen
Voorbeelden van didactische werkvormen
= Doceren, vertellen, demonstreren, leergesprek, publieke discussie, kringgesprek, …
Leerstrategieën= Combinatie van bepaalde didactische werkvormen en zo een meer omvattend
beïnvloedingsplan opzetten.
Voorbeelden van leerstrategieën
= Projectmethode, geprogrammeerde instructie, beheersingsleren,…
Leergesprek – Probleemstelling – Stellen van vragen:
Inleiding
Probleemstellende methode = vr het bereiken van doelstellingen van het gedragsniveau “inzien”
en “toepassen”
In de voorbereiding enkele kern- of basisvragen noteren en een gezichtspunt creëren door
informatie vooraf te vragen.
Kenmerken van een goede vraag
- Relevant zijn tov de nagestreefde doelstelling
- Heldere en éénduidige formulering
- Éénvoudige en bondige formulering
- Aangepaste moeilijkheidsgraad, niet te gemakkelijk
- Ze moeten een reële probleemstelling inhouden
Opletten voor?
- Aankondigen vd vraag, belangstelling wekken, richten vd aandacht op de vraag
- Voldoende bedenktijd geven
- Zo weinig mogelijk helpen
- De vraag mag niet ui veel deelvragen bestaan.
Verwerking van antwoorden
- Aandacht vr de foute antwoorden
- Diverse antwoorden vergelijken
- Corrigeren, aanvullen, samenvatten
-
Demonstraties:
Algemene eisen
Zo eenvoudig mogelijk
Zichtbaar voor alle cursisten
Cursisten moeten aangemoedigd worden vragen te stellen
Leerpsychologische eisen
Vorming van automatismen
Meest efficiënte beweging aanleren
Opletten vr het inoefenen van fouten
Langdurige, goed gespreide oefeningen, onder leiding
Praktische wenken
Aantal demonstraties goed afwegen
Volgorde
Volledige demonstratie zonder commentaar
Vertraagd met commentaar, eventueel per gedeelte gesplitst
Individuele oefening
Aandacht cursisten: Schikking lokaal of vragenlijst, invulblad geven
Demonstratietekst geven
Enkele leerstrategieën: Projectonderwijs:
Omschrijving:
Leerlingen krijgen een ruime verantwoordelijkheid bij het zelfstandig en actief zoeken
van de oplossing. Het probleem is vakoverschrijdend en sluit aan bij de leefwereld vd
leerlingen.
Typische aspecten:
Gerichtheid op zelfstandigheid
Doelgerichtheid
Gerichtheid en vakintegratie
Ervarings- en maatschappijgericht
Gerichtheid op groepsactiviteit
Fasen ve project
Afbakenen vd probleemstelling en samenstellen vd projectgroepen
Onderwerpen verzamelen
Thema kiezen
Vorming van projectgroepen rond het thema
Informatieverzameling en –verwerking binnen projectgroepen
Verkennen, bewust worden van een probleem
Opstellen van een werkplan
Contact tss de projectgroepen
Onderzoek in de praktijk
Synthese
Actie
Naar de maatschappij toe
Evaluatie
Binnen de deelnemersgroep
Motivatie ( Informatieverzameling ( Verwerking ( Actie ( Evaluatie
Leerprocessen (pg35)
De leerling moet zelf de leerstof verwerken, de doelstellingen bereiken, dient zelf te
verwerven, te assimileren.
De leerkracht kan slechts aanbieden, de omstandigheden optimaliseren.
Het is dan ook belangrijk het leerproces te bekijken vanuit het standpunt van de lerende.
(Leerpsychologie
Het leren dat zich voordoet en de eventuele verschillen die optreden nr gelang het soort
leerstof en het soort doelstelling die men wil bereiken interesseert ons
Van Parreren = Nederlandse hoogleraar met zijn boek “Leren op school”
Algemene karakteristiek van elke vorm van leren:
Elk leerproces brengt verandering in de persoon of het organisme dat leert
Die veranderingen zijn duurzaam
Dwz dat wat men leert kan men wel vergeten, maar als het herleert wordt zal het minder
tijd en moeite kosten ( Duurzame restanten
Na elke vorm van leren ( leerresultaat, maar geen eindresultaat
Men kan steeds bijleren, maar er is wel een bepaald niveau bereikt dat anders is dan bij
het aanvatten vh leerproces
Het is echter wel belangrijker om de verschillen tss leren te onderscheiden en dit komt
van pas bij het begeleiden van het leren.
Van Parreren onderscheidt volgende vormen van leren
Inzichtbevorderend leren (via banen en sturen) dat in de praktijk wordt opgebouwd uit:
Leren van begrippen en regels
Leren van oplossingsmethodes
In de oplossingsmethodes onderscheidt hij:
Algoritmen
Heuristieken
Opmerking
Bepaalde attitudes zullen slechts gevormd worden als de instructeur zelf het voorbeeld
geeft.
Leerinhouden (pg38)
Media (pg41)
Evaluatie (pg43)
Inleiding
Evaluatie = Nagaan of de vooropgestelde leerdoelen bij de leerlingen bereikt zijn.
Het evaluatieprobleem geeft aanleiding tot volgende vragen:
Werden de leerdoelen bereikt?
Welke verbeteringen kan de leerkracht doen aan zijn didactisch handelen opdat meer
leerlingen de leerdoelen zouden bereiken
Welke bijkomende hulp moet er zijn om de leerlingen die de leerdoelen niet bereikt
hebben te helpen.
Wat evalueren?
De leerdoelen, maar die zijn niet allemaal op voorhand geformuleerd.
Denk ook aan attitudes als
Drang naar inzicht
Brede belangstelling
Kritische zin
Zin voor nauwkeurigheid
Hoe evalueren? Evaluatietechnieken.
Schriftelijke proeven
Essay schrijven
Objectieve scoorbare vragen: meerkeuzevragen
Mondelinge proeven
Beoordeling van werkstukken
Observatie
Elke doelstelling heeft zijn eigen technieken
Quoteringssystemen
Cijfers op 10, 20 of in %
Niveaus ( Symmetrische schaal: 1= Onvoldoende, 2 = Zwak, 3 = Voldoende, 4 = Goed
Letters: asymmetrische schaal: A = Zeer goed, B= Goed, C = Voldoende, D= Onvoldoende
Tendensen en problemen binnen de evaluatie
Tendens tot permanente evaluatie: niet tevreden met 1 meting op het einde, liever
meerdere metingen
Tendens tot auto-evaluatie: De leerling verbetert zijn eigen werk en kent zichzelf scores
toe
Probleem van de wet van Posthumus: Leraar die zijn niveau aanpast aan het niveau van de
klas zodat hij op het einde met al zijn klassen eenzelfde gemiddelde percentage bereikt (
Rekbare maatstaven
Probleem van het systematisch bepalen van cesuur: De grens voldoende-onvoldoende
blijft moeilijk te bepalen. Systematische methode is enkel te geven door objectieve
studietoetsen. Bij het gebruik van niet-objectieve methodes heeft de leerkracht
minimum volgende taak:
Aflijnen leerdoelen
Aflijnen van de relatieve betekenis vd leerdoelen
Vooraf de minimumprestatie vastleggen die geldt als voldoende.
Capita Selecta:
Didactiek van de volwassenvorming
Leerkracht – Leerling verhouding niet gebaseerd op leeftijdsverschil, maar op
bekwaamheidsverschil op een beperkt gebied.
Volwassenen komen zeer gemotiveerd nr voordrachten, demonstraties,… en men zal aan
die verwachtingen moeten voldoen.
Er zijn ook verwachtingen ivm sociaal contact met leeftijds- of geslachtsgenoten. Dit
geeft soms aanleiding tot tucht-problemen.
De beginsituatie is som heel verschillend. Proberen zoveel mogelijk informatie bekomen
tijdens de lessen en als er maar 1 les is moet je die informatie zoveel mogelijk op
voorhand opzoeken:
Hoeveel deelnemers?
Samenstelling
Verwachtingen
Organiserende instantie
De groep is meestal zeer heterogeen
Qua leeftijd
Qua voorkennis
Qua sociaal milieu
Enkele didactische tips:
Niet te veel dialoog verwachten in de beginfase
Oog hebben voor instructie en demonstratie
De materiële organisatie is van groot belang
Grondstoffen
Machines
Audiovisuele middelen
Voorzie momenten van differentiatie
Antwoorden op de praktische vragen van mensen, binnen en buiten het onderwerp
Zorg voor een bondige verzorgde nota
Tempo aan de groep aanpassen
Iedereen gelijk behandelen
Checklist voordrachten
Beperk in leiding tot:
Mededelen waar de voordracht over gaat
Motivatie van de keuze van onderwerp
Kort overzicht indeling
Formuleer probleemstellingen duidelijk in het begin
Verdeel de voordracht in duidelijk te onderscheiden onderdelen
Via tussenzinnetjes overschakelen naar een volgend deel
Eerst de informatie, dan de conclusie
Niet puntgewijs informatie geven, liever aan de hand van voorbeelden
Als informatie later aan bod komt, zeg dit dan
Doe geen uitspraken die onlogisch zijn, tenzij met de bedoeling om te provoceren.
Moeilijke redenering illustreren adhv voorbeelden of visuele ondersteuning
Beperk gebruik van wiskundige afleidingen en formules
Laat merken wanneer het einde van de voordracht nadert
Verwerk in het einde een soort eindconclusie
Publiek betrekken bij de allerlaatste zin
Taalgebruik
Vermijd plechtige, boekerige woorden en zinswendingen
Vermijd een te grote spreeksnelheid
Laat vragen als echte vragen klinken
Vermijd een voorleestoon
Ga niet zachter spreken bij tussenzinnen
Vermijd het overdreven gebruik van stopwoorden als “dus”,”niet waar”, “zeg maar”
Presentatie
Publiek geregeld aankijken
Kijk niet altijd nr dezelfde kant
Beheers gebaren en bewegingen
Zorg vr een goede “mise-en-scène”
Bij gebruik van het bord:
Nooit helemaal met de rug naar het publiek staan
Schrijf en spreek niet tegelijk
Van links naar rechts schrijven
Bouw tekeningen in delen op
Wijs steeds gericht aan
Algemeen
Hou u aan de spreektijd
Controleer op voorhand de technische voorzieningen
Laat zien dat u zelf geïnteresseerd bent in het onderwerp
Vertel af en toe wat leuks
Download