- Scholieren.com

advertisement
Latijns Amerika
1 Europese Expansie (1500 -1800)
1500 – 1800: periode van Spaans koloniaal bewind in Latijns-Amerika
500 v.Chr – 900 n.Chr: Mayabeschaving
500 – 1500: middeleeuwen in Europa
1492: Columbus ontdekt Amerika
1420 – 1550: Renaissance
1500: Bloeitijd Aztekenrijk en Incarijk
1542: Afkondiging van de Nieuwe Wetten
1602: Oprichting VOC
1621: Oprichting WIC
1800: Opkomst onafhankelijkheidsbewegingen in de kolonies
1822: Monroedoctrine
1910- 1917: Mexicaanse Revolutie
1.1 Europa ontdekt de wereld
Vanaf 1500 kwamen West-Europeanen voor het eerst in contact met andere beschavingen
en volken.
Westerse goederen, zoals radio’s, spijkerbroeken, hamburgers, cola en popmuziek zijn in
grote delen van de wereld bekend. In Europa zijn er tegenwoordig veel producten terug uit
niet-westerse beschavingen zoals koffie, katoen en tabak. In Europar zijn er multiculturele
samenlevingen ontstaan, waarbinnen meerdere culturen naast elkaar bestaan.
Europese expansie: uitbreiding van de Europese invloed en de westerse cultuur in andere
delen van de wereld. De expansie begon de Portugezen stap voor stap de kust van Afrika te
verkenen.
De Portugezen en de Spanjaarden hadden voor deze gevaarlijke ontdekkingstochten drie
motieven:
- nieuwsgierigheid naar onbekende werelden
- verspreiden van het christendom
- handel met Azie
De nieuwsgierigheid van de Europeanen naar onbekende gebieden werd gevoed door de
contracten met Arabieren, de Renaissance en de ontwikkelingen in de wetenschap.
Sommige zeelieden wilden de wereld rondvaren, in de hoop verre landen te ontdekken en
daar rijkdommen aan te treffen.
Verspreiding van het christendom. in deze tijd was de christelijke religie een heel belangerijk
aspect van het leven, niet weg te denken uit de organisatie van de samenleving of de manier
waarop de Europese mensen dachten. Men geloofde dat de bekering van de ‘wilde’ volkeren
een opdracht was van God. Missionarissen verspreiden geloof.
Ontdekkingsreizen was echter het verlangen om de handel met Azie te domineren. De
Aziatische handel verliep in de Middeleeuwen via het Midden-Oosten (Silk Road). Specerijen,
katoen, zijde en andere producten werden vervoerd via karavaanroutes naar MiddellandseZeehavens. Kooplui uit Portugal en Spanje wilden proberen om rechtstreeks met deze gebieden
handel te drijven, zonder tussenkomst van de Arabieren. Uiteindelijk lukte dat grotendeels, al
verdween de Arabische tusenhandel niet helemaal.
Spanjaarden en Portugezen stischtten kolonies en in deze kolonies brachten ze onder hun eigen
bestuur en gingen er voor langere tijd wonen. Rond 1600 breidden ze hun koloniale activiteiten
uit. Meestal ging het om particuliere ondernemingen van avontuurlijke kooplieden en
fortuinjagers, die zich na korte tijd per land verenigden tot handelsondernemingen of
compagnien.
Het streven van deze compagnieen was gericht op het maken van winst. Startkapitaal werd
door aandelen verkopen gekregen. in de koloniale gebieden traden deze compagniien vaak op
als zelfstandige economische, politieke en militaire eenheden.
aan het einde van de 16e eeuw kregen de Spanjaarden en de Portugezen in Azie en Amerika
concurrentie van de Engelsen, Fransen en Nederlanders, die ook graag een graantje wilden
meepikken van de overzeese rijkdommen.
VOC:
-
verdragen sluiten
forten bouwen
ambtenaren aanstellen, zonder dat het Nederlandse bestuur ermee bemoeide.
Door de ontdekking en koloniseringen van de nieuwe gebieden, ontstonden er nieuwe
handelsnetwerken. en communocatiekanalen.
Rond 1500 transporteerden ze alleen luxegoederen (Diamenten, porcelijn). Na 1500 begonnen
ze met eerste levensbehoeften(suiker, tawe, aardappel).
Driehoekshandel: goederen en slaven van het ene wereldeel naar het andere wereld vervoeren
1.2 Drie vormen van Europese aanwezigheid
Niet overal waar de West-Europeanen in Afrika, Azie en Amerika aanwezig waren, stichtten zij
kolonies.
Drie vormen van aanwezigheid:
-
handelsposten
vestigingskolonies
plantagekolonies
Handelsposten werden vooral gevestigd in gebieden die de handel interessant waren. Zelfs het
vestigen van een handelspost ging meestal niet zonder slag of stoot: er moest flink over
onderhandeld worden of er werd oorlog gevoerd.
Handelsposten werden gesticht op de kusten van West-Afrika, Midden-Oosten, Indonesie,
Japan en China.
Imperialisme: wanneer Europeanen invloed uitoefenen in de handelsposten en het omliggende
gebied, was afhankelijk van hun relatie met de inlands vorst.
Omdat de Portugezen te fantiek het katholieke geloof in Japan verspreide, verbood Japan
vrijwel alle buitenlandse handelaren. Nederlanders en Chinezen mochten alleen handeldrijven.
Verdeel- en heerspolitiek: in Indonesie wisten de Nederlanders meer macht te krijgen. Zij
sloten verdragen met lokale machthebbers en beloofden ze allemaal bij te staan indien ze
oorlog wilden voeren met elkaar. Handel en agrarische productie kwamen meer en meer ten
dienste van de Nederlanders te staan. Die bestuurden het gebied echter niet: dat lieten ze over
aan het inheemse bewind.
Nieuw imperialisme: Europese invloed uitgebreid tot overheersing van het lokale bestuur
Vestigingskolonies werden aan het begin van de 16e eeuw vooral door de Spanjaarden gesticht
in het gebied dat wij tegenwoordig Latijns-Amerika noemen. Veel Spanjaarden migreerden met
de bedoeling daar voor altijd of ten minste voor langere tijd te blijven. Naar Noord-Amerika
verhuisden vooral Engelsen en Fransen. Andere plaatsen waar vestigingskolonies werden
gesticht waren Zuid-Afrika (Nederlanders en Engelsen), Australie en Nieuw-Zeeland.
De vestigingskolonies betaalden belasting aan het moederland en waren ook verantwoordig
verschuldigd aan de regering van het moederland. Desondanks ontwikkelden de
vestigingskolonies zich uiteindelijk toch tot een geheel eigen wereld, omdat de kolonisten en
hun nazaten zich er nu eenmaal permanent vestigden en in het nieuwe land thuis maakten. In
Latijns- Amerika vond wel een zekere mate van integratie plaats tussen de oude en nieuwe
bewoners.
Plantagekolonies werden gesticht om op grote schaal (sub)tropische landbouwgewassen te
verbouwen en te verhandelen met Europa. Anders dan de vestigingskolonies, konden de
plantagekolonies zichzelf niet bedruipen en waren zij sterk afhankelijk van de handel met
Europa. De productie van de gewassen – suikerriet, koffie en katoen – was geheel gericht op
export.
Plantages waren met name te vinden in het noordoosten van Zuid-Amerika, het Caribische
gebied en het zuidoosten van Noord-Amerika, waasr het klimaat en de bodem geschikt waren
voor de vorm va landbouw. Op de plantages vestigden zich ook Europeanen waren niet van
plan het zelf gaan doen. Daarom dwongen zij de indianen dit werk te doen, maar die hielden
het niet goed vol en velen stierven. Een oplossing voor het tekort aan arbeidskrachten werd
toen gevonden in het overbrengen van Afrikanen naar Latijns-Amerika.
2 De Spaanse koloniën
2.1 De vergissing van Columbus
In 1492 ‘ontdekte’ Christoffel Columbus Amerika tijdens zijn zoektocht naar een zeeroute naar
Indië. De mensen die hij hier tegen kwam noemde hij indianen, hij nam een aantal indianen
mee om aan koningin Isabella te tonen als bewijs van zijn ontdekking. Hij was de man die de
weg baande voor de verovering en permanente transformatie van Latijns-Amerika door de
Europeanen. Later pas ontdekten ze dat ze niet India hebben bereikt maar een ander wereld
deel ontdekt hebben. Dit is gevestigd door Amerigo Vespucci, een kaarten maker.
2.2 De oude Nieuwe Wereld
Het Amerikaanse continet voor de Spanjaarden nieuw land, dat was het uiteraard niet voor de
bevolkingsgroepen die er al eeuwenlang woonden. Sommige van deze bevolkingsgroepen
waren heel machtig geweest. Zij stichten grote rijken en overheersten gedurende kortere of
langere tijd de omringende volken. Vervolgens ging zo’n rijk ten onder en nam een andere
groep de heerschappij over. Deze verschillende rijken hadden elk hun eigen cultuur, die tot
uiting kwam in diverse bouwstijlen en religieuze ceremonies.
500 v.Chr. – 900 v.Chr. : Maya cultuur
De Maya’s waren zeer goede beeldhouwers en pottenbakkers, maar hun cultuur raakte al lang
voor de komst van de Spanjaarden in verval. In 1500 waren alle steden verlaten.
De Spanjaarden wisten uiteraard nog niets van de grote beschavingen van de Nieuwe Wereld.
Toen de Spaanse expedities werden uitgebreid naar het binnenland ontdekten de Spanjaarden
pas dat er in Amerika honderden verschillende bevolkingsgroepen woonden.
Stukje bij beetje brachten de ontdekkingsreizigers Latijns-Amerika in kaart. Dankzij het Verdrag
van Tordesillas, waarbij Portugal en Spanje het land onder elkaar verdeelden, kreeg Portugal de
heerschappij over de huidige Brazilië en Spanje over grote delen van de rest van LatijnsAmerika.
De ontdekking en verovering van Amerika trok vele avonturiers aan. Een van hen was Cortes,
een Spaanse edelman, die net als velen hoopte zijn fortuin te maken in Amerika.
2.3 De Azteken ontmoeten de Spaanse conquistadores
Zowel de Azteken als de Inca’s hadden grote rijken gesticht met hoogstaande culturen. Beide
rijken waren ongeveer honderdenjaren oud en er waren andere culturen in opgenomen, omdat
de Inca’s en de Azteken zo veel mogelijk andere volken aan zich probeerden te onderwerpen.
De Inca’s deden voornamelijk door bondgenootschappen aan te gaan, de Azteken door middel
van militair machtsoverwicht.
De Azteekse saat was een staat van rangen en standen met aan de top een koning en direct
daar onder machtige religieuze en militaire leiders. Deze hadden grote zeggenschap over
onderworpen volken, die belasting moesten betalen aan de Azteken in ruil voor de
bescherming. Het overgrote deel van de onderworpen volken hield zich bezig met landbouw.
Ook waren er ambachtslieden, die zeer bedreven waren in het vervaardigen van aardewerk, het
weven en verven van stoffen en de bewerking van goud en koper.
De hoofdstad van het Azteekse rijk was Tenochtitlan-Mexico, een schitterende stad met witte
gebouwen, grachten en prachtige groene tuinen. In het hart van de stad bevond zich een plein
met tempels van de goden en een paleis voor de vorst Montezuma.
De Spaanse ontdekkingsreiziger Hernan Cortes, die samen met zijn manschapen de
binnenlanden van Midden-Amerika wilde ontdekken, werd door zijn indiaanse gidsen
rechtstreeks naar deze grote mooie hoofdstad geleid. Daar werden de Spaanjaarden door
Montezuma met enige ontzag verwelkomd. Cortes beantwoordde dit welkom door de Azteken
aan het Spaanse gezag te onderwerpen. Deze onderwerping verliep in eerste instantie
vreedzaam, maar na een jaar kwam het alsnog tot een gewapend treffen. Met behulp van de
vijanden van de Azteken, die in de komst van Cortes een mooie manier zagen om het juk van de
Azteken uit te komen, wisten de Spaanse conquistadores in 1521 hun gezag definitief te
vestigen. De stad werd helemaal vernield en op deze ruines met de Azteekse stenen, het
centrum van de Spaanse koloniale macht in Noord-Amerika gebouwd: Nieuw Spanje.
conquistadores: veroveraars
Drie oorzaken dat Cortes van de Azteken wist te winnen:
1. De Spanjaarden kregen hulp van enkele door de Azteken onderworpen volken. Ze
adviseerden de Spanjaarden en leverden ook troepen.
2. De komst van de Spanjaarden viel samen met een tijd van religeuze chaos onder de
Azteken. Volgens hun religie konden de Azteken namelijk de terugkeer verwachten van
een van hun belangerijkste goden. Dit bracht hen ertoe de Spanjaarden, die als krijgers
met hun machtige paarden en vuurwapens grrote indruk maakten op de Azteken.
3. De Spanjaarden brachten allemaal ziektes mee die in Amerika onbekend waren en
daardoor dodelijk waren. (griep, watterpokken, sheurbuik, pest) Er zijn meer indianen
dood gegaan aan ziektes dan doodgemaakt door de Spanjaarden.
Vanuit de oude Aztekenhoofstad werd de Spaanse heerschappij uitgebreid naar MiddenAmerika. Het Incarijk in Peru werd het tweede bastion van de Spaanse macht gevestigd.
Download