Deel I - Telenet Users

advertisement
Dossier 1: De wereld buiten Europa ca. 1500
A. Wereldkaart
(Overzicht)
B. De Islamwereld
 In de Islamwereld kon men rond 1500 3 grote rijken onderscheiden:
a) Het rijk der Osmaanse Turken
-
Andere benaming:
-
Erg uitgestrekt gebied: Noord-Afrika, Middenoosten, Turkije, Balkan, etc..
 Dit rijk was dus verspreid over 3 werelddelen
(Europa, Azië, Afrika).
-
Aanhangers van de Soenietische strekking binnen de Islam.
-
Ze veroverden het gehele Oost-Romeinse Rijk
(1453: Val van Constantinopel).
 Verdere opmars doorheen Zuid-Oost Europa (Ex-Joegoslavië, etc… tot aan Wenen).
12
b) Het Rijk der Safawiden
-
Slechts beperkt grondgebied: Perzië (het huidige Iran).
-
Aanhangers van de Sjiietische strekking binnen de Islam.
 Deze twee grote moslimrijken voerden vele oorlogen tegen elkaar en probeerden
op die manier ook alsmaar meer grondgebied te veroveren.
 Met het oog op het behalen van de bovenhand, sloten de moslimrijken
gedurende deze conflicten overigens overeenkomsten met de Europese vorsten.
 Frans I (Frankrijk) sloot een bondgenootschap met de Osmaanse Turken,
terwijl Karel V (Habsburgse Rijk) een akkoord bereikte met de Safawiden.
c) Het rijk van de Groot Moghol
(het huidige noordelijk Indië, Pakistan, Afghanistan, etc…).
-
Gebied in het Oosten
-
Tollerantie tegenover andere godsdiensten
-
Deze cultuur gaf eveneens aanleiding tot grootse bouwwerken
(vooral t.o.v. Hindoes in Indië).
(vb: Taj Mahal).
 Ondanks de vele verschillen konden er in deze Islamgebieden toch ook enkele
belangrijke gelijkenissen worden aangetroffen:
(Islam als basis).
-
Zelfde soort cultuur
-
Sterk uitgebouwde legers
-
Goede economische basis
(belang van discipline).
(landbouw + handel).
13
C. Azië

Naast de zonet besproken Moslimrijken kende Azië nog enkele belangrijke gebieden:
a) China
-
Belangrijke keizersfamilie: Ming dynastie.
-
Bestuur van het rijk gebeurde op basis van talent.
 De hoge functies werden opgenomen door mensen die voor deze taken
bekwaam werden geacht.
 Dit in tegenstelling tot de situatie in Europa waar afkomst
(familiebanden, rijkdom, etc…) nog steeds de doorslaggevende factor was.
-
Tal van belangrijke uitvindingen.

b) Japan
-
Belangrijke machthebbers: Tokugawa familie.
-
Japan stond sterk onder invloed van China, maar werd echter nooit veroverd.
-
Wantrouwig tegenover Europa en Europese ontdekkingsreizigers.
 Alleen de Hollanders mochten met Japan handel voeren (op eilandje Deshima).
D. Afrika

De contacten met de Afrikaanse
ontoegankelijkheid van Afrika.
culturen
werden


a) De Soedan
-
Westen van Afrika, ten zuiden van de Sahara.
-
Hoog ontwikkelde beschaving
-
Handelscontacten met Islamrijken.
(landbouw + metaalnijverheid).
14
belemmerd
door
de
E. Amerika
a) Algemeen

Geografische verspreiding van de belangrijkste samenlevingen:

Onder onderzoekers bestaat er nog steeds enige onenigheid over de ouderdom van
de Amerikaanse beschaving.
 Amerika bleef gedurende lange tijd onbewoond.
 1ste visie: Vanaf ca. 30.000 v.o.t. tot ca. 10.000 v.o.t. staken groepen van
mongoloïde oorsprong (afkomstig uit de streek van Mongolië) de bevroren Beringstraat over
en verspreidden zich vervolgens over het gehele Amerikaanse continent.
 2de visie: Mongoloïde groepen inderdaad rond 10.000 v.o.t. langs de bevroren
ijsmassa van de Beringstraat, maar daarvoor hadden ook niet-mongoloïde
volkeren Amerika weten te bereiken via eilandengordels in de Stille Oceaan.
 Recente studies met o.a. DNA-onderzoek om deze discussie op te lossen.
 Zeker is wel dat rond 7000 v.o.t. Amerika van Noord tot Zuid bewoond was.
 Vanaf die periode was de Beringstraat trouwens niet meer "bewandelbaar".
 Voorlopig geen contact meer tussen Amerika en andere werelddelen.
 Vele verschillende culturen: grote variatie van taal, religie, levenswijze, etc…
15

Andere fauna en flora dan elders ter wereld:
 Flora: geen graangewassen, maar wel maïs en aardappels
 Fauna: geen paarden, schapen, varkens, etc…
(zie onder).
( + geen runderen in Zuid-Amerika).
 De grootste landbouwactiviteit werd bereikt in Midden-Amerika.
 Domesticatie van maïs (ca. 7000 v.o.t.) in het hoogland van Mexico.
 Maïs heeft als grote voordelen dat het weinig arbeid vergt, voor toch
een grote opbrengst per hectare en dat het veel calorieën bevat.
 Om een gezin van 5 personen gedurende een jaar te voeden,
moest men maar 50 dagen op het veld werken.
 Er rest dan nog veel tijd voor andere zaken (leger, tempels, etc…).
 Later ook Domesticatie van de aardappel in noordelijk Peru.
 Aardappelteelt geeft ook een hoge opbrengst.
 Aardappels bevatten vitamine C.
b) De Maya samenleving

Gesitueerd op het Yucatan-schiereiland in centraal Amerika.
 Geen verenigd rijk, maar verscheidene stadstaten.
Vbn: Copan, Chichen-Itza, Uxmal, Palenque, etc…

Politiek-religieus leider van een stadstaat was de koning-opperpriester.
 Hij werd in het bestuur bijgestaan door een beperkte groep van bevoorrechten.
 Elite = hoge ambtenaren, militairen en priesters.

De samenleving werd beheerst door de godsdienst.
 Priesters-astrologen hadden een voorname functie ( grote kennis van de sterrenkunde).
 Offers aan de goden: aanvankelijk bloed, later mensenoffers.

Andere cultuuruitingen.
 Maya-schrift: hiërogliefen op bouwwerken en in codices
Veel vernietigd door Spaanse missionarissen.
 Rituele balspel.
16
(= boeken).
c) De Azteekse samenleving

Bloeiperiode vanaf 14de eeuw in Centraal Mexico.
 Machtscentrum: Tenochtitlan

(Gesticht rond 1325, het huidige Mexico City).
Het Aztekenrijk kende een gecentraliseerd bestuur.
 Vanuit het paleis
(in Tenochtitlan)
bestuurde de Azteekse vorst zijn hele koninkrijk
(De Azteken vormden dus één groot rijk.  Niet opgebouwd uit verschillende stadstaatjes zoals bij de Maya's) .
 Het koningschap was niet erfelijk.
 Meestal werd de vorst wel gekozen uit één bepaalde familie.
 Ook de priesters hadden veel invloed in de besluitvorming.

Binnen de samenleving van de Azteken was er sprake van sociale ongelijkheid.
 Top: Open elitegroep van edelen die een aantal privileges of voorrechten bezaten.
Opname in deze elitegroep kon gebeuren op basis van militaire verdiensten.
 Ook wel geboorte-adel.
 Priesters (Belangrijk wegens het allesbevattende karakter van de godsdienst, sommigen waren van adel) .
 Kooplieden, Ambachtslieden.
 Landbouwers (geen privileges).
 Vele slaven.
 Je kon slaaf worden door oorlog, schulden, straf, etc…
 Toch een zekere rechtszekerheid (Slaven werden niet als "ding" beschouwd).
 Slaven werden gebruikt als huispersoneel of soms ook als dragers.

De Azteken waren een volk van veroveraars.
 Goed opgeleid en uitgerust leger was dus van het hoogste belang.
 Leger bestond uit: beroepssoldaten (veteranen) en dienstplichtigen (20-jarigen).
 In de 15de eeuw hadden de Azteken bijna geheel Mexico kunnen veroveren.
 De overwonnen volkeren werden opgenomen in het rijk.
 Toch drongen de Azteken hun eigen wereldbeeld niet op aan overwonnenen.
 Vaak werden de Goden van de overwonnen volkeren aan de Azteekse
godsdienst toegevoegd.

De Azteekse godsdienst.
 Polytheïstische godsdienst (= veel godendom).
 Offers staan centraal in de godsdienstbeleving.
 Vrees voor het stilvallen van de tijd, het wegblijven van de zon, etc…
 2 grote soorten offers:
- Schelpen, potjes, maskers, etc…
- Mensen en bloedoffers.
 Vaak werden er zelfs oorlogen gevoerd om voldoende gevangenen
te maken om die dan te kunnen offeren.
17
d) De Inca samenleving

In de 15de eeuw heersten de Inca's over een uitgestrekt gebied
 Hoofdstad: Cuzco
(Andes-gebergte).
(gebied strekte zich uit van Zuid-Colombia tot Noord-Chilli).
Sterk doorgedreven centralisatiepolitiek.
 De Incacultuur werd opgedrongen aan veroverde volkeren
 Taal, godsdienst, gebruiken, etc…

Inca =

Strikte organisatie van de landbouw:
(niet zoals bij Azteken).
 1/3 van de opbrengst voor de Inca.
 1/3 van de opbrengst voor de priesters en hofhouding.
 1/3 van de opbrengst voor de boeren zelf.

Aanleg van uitgebreid wegennetwerk
(Netwerk van 25000 km. van Andes naar kustgebieden).
 Systeem van lopers om boodschappen over te brengen
18
(er waren immers geen paarden).
Download