H5 - atGreijdanus.nl

advertisement
H5. Tijd van ontdekkers en hervormers
5.1 De wereld wordt groter
Onderzoeksvraag:
Welke motieven hadden de Spaanse ontdekkingsreizigers en welke gevolgen hadden hun
ontdekkingsreizen?
In de late middeleeuwen raakte het zuidelijke handelsnetwerk verbonden met de Hanze. Ze
wisselden producten uit. Genua en Venetië waren de voornaamste handelscentra.
Venetië had contact met Noord-Afrikaanse handelaren. Door de kruistochten was er ook
contact met de Arabieren en deze dreven weer handel met Zuid- en Oost-Azië. Door deze
contacten raakten de Europeanen bekend met onbekende producten.
Aan het eind van de 15e eeuw was het wereldbeeld een stuk verbeterd. De kaarten waren
betrouwbaarder geworden, maar hoe verder van Europa, hoe minder duidelijk de kaarten
waren. De Italiaan Toscanelli verwerkte de gegevens die zeelui vertelden over zeeroutes,
zeestromingen en windrichtingen in een kaart. Hij tekende een smalle Atlantische oceaan,
zonder Amerika. Deze kaart gebruikte Columbus om naar het westen te varen.
De mogelijkheid van handeldrijven was een belangrijk motief voor de ontdekkingsreizen. Als
mensen in Europa producten kochten uit Azië, dan waren deze heel duur door de tussen
handel die daar vooraf aan gedaan was. Ze konden niet over land reizen want de Arabieren
lieten geen Europese handelaren toe in hun gebied.
De verspreiding van het christendom en vergroting van macht van koningen was ook een
motief om te gaan reizen.
De Portugese koning had een bijzondere reden om een ontdekkingsreis te doen: hij wilde
priester Johannes vinden, die heerste diep in Afrika als vorst, om een pact te sluiten tegen de
moslims.
Voor de Portugezen en Spanjaarden was de overzeese expansie ook een vervolg op de
Reconquista.
De Portugezen ondernamen als eersten ontdekkingsreizen om Indië te bereiken.
In 1488 voer Bartolomeus Diaz als eerste om de Afrikaanse zuidpunt. Langs deze weg
bereikte Vasco da Gama in 1497 de westkust van India. De Portugezen hielden de route
geheim en bewaakten die streng. Ze bezetten kustplaatsen en eilanden en deze versterkten
ze met soldaten en forten.
Vanuit deze factorijen dreven ze handel met de lokale bevolking.
In Spanje werd in 1492 de Reconquista voltooid. Koning Ferdinand en zijn vrouw Isabella
eisten dat alle onderdanen het katholicisme aanhingen, en tolereerden geen nietkatholieken. Dit zou de eenheid van het rijk bedreigen. Na de Moren waren ze ook de joden
gaan bestrijden, deze moesten het land verlaten of zich tot christen laten dopen. Velen
bekeerden zich maar bleven in het geheim jood. Honderdduizenden verlieten Spanje.
Met drie grote schepen begon Columbus aan zijn tocht naar Indië. Hij was goed voorbereid,
en had informatie verzameld over windrichtingen en stromingen op de Atlantische Oceaan.
Hij gebruikte ook de kaart van Toscanelli.
Na vijf weken zette Columbus voet aan land in het Caribisch Gebied. Hij noemde de
inwoners indianen.
Kaartenmaker Waldseemüller zette in 1507 als eerste de naam Amerika op een kaart. Deze
naam is waarschijnlijk ontleend aan de latere ontdekkingsreiziger Amerigo Vespucci, die het
gebied beschreef.
Na Columbus gingen nog meer avonturiers naar de nieuw ontdekte gebieden, want ze
werden aangetrokken door de verhalen over de enorme hoeveelheid goud. Deze
conquistadores gingen gewapend vanuit de kust het binnenland in.
Hermàn Cortés viel in 1519 het rijk van de Azteken binnen. Dit volk had een
hoogontwikkelde cultuur en was oppermachtig in Midden-Amerika. Hun hoofdstad had
meer dan 200.000 inwoners en was daarmee één van de grootste in de wereld. Cacaobonen
was hun betaalmiddel en priesters stonden in hoog aanzien, want die hadden contact met
de natuurgoden. De Azteken voerden veel oorlogen en offerden hun overwonnen vijanden
door het nog kloppende hart uit het lichaam te rukken. Dit was nodig om het leven aan
anderen door te geven.
De Azteken zagen Cortés eerst aan voor hun god Quetzalcotl. Deze zou volgens een legende
uit het oosten komen en had een behaard, geel gezicht. Cortés maakte de Azteken bang met
zijn wapens, paarden en honden. Vijanden van de Azteken vochten mee aan de zijde van
Cortés. In het rijk van de Azteken vonden de Spanjaarden veel goud en sierraden. Tijdens
een religieuze ceremonie ontstond er een gevecht tussen de Spanjaarden en de Azteken.
Hierbij sneuvelde de leider van de Azteken; Montezuma. In 1521 gaven de Azteken zich over.
Als beloning kregen de conquistadores grote landgoederen van koning Karel V, waarvan ze
de opbrengsten mochten houden. Er werkten lokale dwangarbeiders, die niet bestand
waren tegen het zware werk. Ook hadden ze geen weerstand tegen de ziektes die de
Spanjaarden overbrachten. Miljoenen mensen stierven hierdoor.
De Spaanse priester Bartolomé de Las Casas zette zich in voor de behandeling van de
inheemse bevolking en schreef er boeken over. Hierin stelde hij voor de mensen te sparen
en Afrikaanse slaven in te zetten voor het werk. Dit leidde tot nieuwe wetten: de
oorspronkelijke bewoners van Amerika kregen rechten en golden voor de Spaanse wet als
volwaardige mensen.
Karel V gaf de kolonie een eigen bestuur in 1530. Aan het hoofd kwam een onderkoning.
Deze leidde een uitgebreid ambtenarenapparaat. De samenleving werd ingedeeld naar
afkomst. De Spaanse of Europese afkomst stond bovenaan, dan de gemengde mensen en
dan de inheemsen, de slaven namen de laagste positie in.
Er ontstond een handelsdriehoek tussen Europa, Afrika en Amerika. Europa leverde aan
Afrika, die weer slaven leverden aan Europa die vervolgens naar Amerika gingen. En de
producten die zij verbouwden gingen weer naar Europa.
Wereldbeeld
Voorstelling van de werkelijkheid en van de wereld.
Factorijen
Nederzetting van waaruit handel werd gedreven met het moederland.
Conquistadores
Spaanse ontdekkingsreizigers die een groot deel van Amerika onder Spaans bestuur
brachten.
H5. Tijd van ontdekkers en hervormers
5.2 Een nieuw mens- en wereldbeeld
Onderzoeksvraag:
Hoe veranderden door Renaissance en humanisme de uitgangspunten van wetenschappers
en kunstenaars?
In de Middeleeuwen had het christelijke geloof het denken van wetenschappers en
kunstenaars beheerst. Door het Midden-Oosten en met Arabische wetenschappers bloeide
de belangstelling op voor andere verklaringen van de werkelijkheid dan de bijbelse.
Wetenschappers wilden net zoals in de Oudheid dingen om hen heen verklaren. Deze
nieuwe manier van denken heet het humanisme, want hierbij staat de mens centraal.
Er werd veel geëxperimenteerd, want ook al waren klassieke theorieën de basis, ze werden
niet kritiekloos gevolgd.
Arts Vesallus bestudeerde het werk van de Grieks-Romeinse arts Galenus uit de 2e eeuw.
Door zelf lichamelijke lichamen te onderzoeken ontdekte hij dat Galenus zich had gebaseerd
op de ontleding van dode dieren en daardoor verkeerde conclusies had getrokken.
In zijn boek beschreef hij de anatomie van het menselijk lichaam en liet het illustreren met
gedetailleerde tekeningen. Vesallus was hoogleraar en lijfarts van Karel V.
Latijn was nog steeds de taal van de kerk en de wetenschap. Maar om klassieke bronnen te
kunnen lezen moest je ook Grieks kennen. De Nederlandse humanist Desiderius Erasmus
beheerste beide talen en ook nog Hebreeuws. Hij wilde een wetenschappelijk verantwoorde
Bijbelvertaling maken. Erasmus had namelijk veel taalfouten ontdekt in de Vulgaat, de
Latijnse vertaling van de Grieks en Hebreeuwse teksten.
Erasmus bracht de kerk in een lastige situatie; de kerk had hun regels gebaseerd op de
Vulgaat, maar deze klopte niet, maar klopten de regels dan nog wel? Hij zette de eerste stap
naar de kerk hervorming.
Kunstenaars gingen weer beelden of gebouwen maken in de stijl van de Oudheid. De
klassieke kunst beleefde een renaissance: een wedergeboorte. De periode heeft later die
naam gekregen, en deze begon al in de 13e eeuw.
Architecten en beeldend kunstenaars gebruikten erfgoed (gebouwen uit de oudheid) als
voorbeeld. Nieuwe gebouwen kregen zuilen en timpanen, en beeldhouwwerken leken wel
kopieën van klassieke beelden. Maar er was ook verschil: de gezichten keken niet meer
ernstig, maar lieten individuele trekken en emoties zien.
Bekende kunstenaars uit de Renaissance zijn: Michelangelo en Leonardo da Vinci. Zij worden
homo universales genoemd, dit betekend alleskunner, ze waren architect, kunstenaar en
wetenschapper. Florence was het centrum van de renaissance kunst.
Een Renaissance schilder uit Nederland was Lucas van Leyden. Hij reisde als jongeman door
Europa en was al vroeg beroemd. Door de ontmoeting met Albrecht Dürer ging hij mensen
schilderen.
Humanisme
Geestelijke beweging van 1400-1600 die zich richtte op de studie van de klassieke Oudheid.
Humanisten waren zelfstandige denkers die op een rationele manier de maatschappij
probeerden te verbeteren.
H5. Tijd van ontdekkers en hervormers
5.3 De kerkhervorming
Onderzoeksvraag:
Waardoor ontstond de kerkhervorming en welke gevolgen had ze voor de religieuze en
politieke situatie in Europa?
De kerk was oppermachtig in de middeleeuwen. In de Tijd van steden en staten hadden
mensen geprobeerd zich aan deze macht te ontrekken, maar de kerk had hen als ketters
bestreden. Ook monniken die hun eigen weg wilden volgen kregen daarvoor geen ruimte.
De paus stond boven aan de kerkelijke hiërarchie. Hij werd gezien als plaatsvervanger van
Christus op aarde. Hij trad ook op als wereldlijk leider, vocht oorlogen uit en had veel
politieke invloed. Hij woonde in een schitterend paleis en had een grote hofhouding. Dit
stond ver af van de soberheid die het christendom verkondigde en leidde dan ook tot veel
kritiek.
In het begin van de 15e eeuw bekritiseerde Johannes Hus de verkoop van kerkelijke ambten,
de corruptie en de handel in relieken en aflaten.
Preken hield hij in zijn volkstaal Tsjechisch en hierin verkondigde hij dat de kerk afstand
moest doen van alle macht en rijkdom, om te kunnen terugkeren naar de eenvoud die Jezus
Christus had verkondigd.
In 1415 werd Hus door de paus op de brandstapel veroordeeld tot ketter. Hij was ook een
voorloper van de kerkhervorming en een inspiratiebron voor Maarten Luther.
Erasmus bleef het katholicisme altijd trouw. Hij wilde dat de kerk zich zelf zou verbeteren en
zuiveren.
Maarten Luther was opgeleid tot jurist en theoloog. In 1517 publiceerde hij 95 stellingen
tegen de misstanden in de kerk. Door de uitgevonden drukpers konden zijn ideeën snel
verspreiden. Luther richtte zich tegen de aflatenverkoop en verwierp de luxe van de
kerkgebouwen en het wereldlijke leven van de hoge geestelijken. Hij had ook veel kritiek op
priesters, ze hadden nauwelijks een opleiding en begrepen het Latijn van de bijbel niet.
Luther wilde een kerkhervorming of reformatie: de fouten herstellen.
Hij vond dat de mens alleen door genade van God gered kon worden. Ook zou een mens niet
tot geloof kunnen komen door goede werken, maar door God.
Hij wilde de rol van priester kleiner maken, omdat de mens zelf aan God verantwoording
schuldig was.
Ook gebruikte hij de eigen volkstaal bij zijn preken, want een gelovige had genoeg aan de
bijbel. Hij vertaalde de bijbel in het Duits, en voorzag elk bijbelboek van een inleiding.
Luther bekritiseerde ook de joodse eredienst. Dit kwam door zijn afkeer voor rituelen en
tradities, dit leidde af van echt geloven.
In 1543 keerde hij zich met een pamflet tegen de joden. Hierin noemde hij ze lui en op geld
belust, en eiste de vernietiging van hun huizen, scholen en synagogen.
In 1518 begon de paus een ketterproces tegen Luther. Hij hoefde niet op de brandstapel,
maar de paus deed hem in de kerkelijke ban. Karel V was het met de paus eens.
Luthers volgelingen zagen zich gedwongen om eigen kerkgemeentes te stichten. Hierbij
kregen ze steun van verschillende vorsten in het Duitse Rijk. Er kwam een kerksplitsing.
In Duitsland leidde dit in 1524 tot de Boerenoorlog. Boeren en lage adel kwamen in opstand
en eisten, op grond van Luthers ideeën, herstel van vrijheden die hen waren afgenomen
door de vorsten. Met geweld werd de opstand gesmoord.
Luther steunde de opstanden niet, hij vond dat het volk in geloofszaken moest luisteren naar
zijn vorst.
Steeds meer steden en vorsten in het Duitse rijk gingen over tot het lutheranisme. Behalve
geloof speelde minder edele motieven ook een rol. Men kon de bezittingen van de kerk en
kloosters onteigenen om de lutherse gemeenten op te bouwen.
Het ontstaan van de lutherse kerk leidde tot een oorlog tegen Karel V en de roomskatholieke vorsten.
In 1555 kwam op initiatief van Ferdinand en tegen Karels zin de Ausburgse Religievrede tot
stand. Daarbij werden het protestantisme en het rooms-katholicisme gelijkgesteld.
De onderdanen in elk gebied in het rijk moesten het geloof van hun vorst aannemen of
verhuizen naar een ander gebied. Karel V zag dit als nederlaag en trad af als keizer.
In Frankrijk kregen de ideeën van Calvijn veel aanhang. Hij had de opvatting die bekend staat
als predestinatie: al voor de geboorte staat vast of iemand na zijn dood in de hemel zal
komen.
De taal van de geestelijke is de taal van de leraar: hij moet in begrijpelijke taal het geloof en
de bijbel uitleggen in de preek.
Ook vond hij dat er niets mocht zijn in de kerk wat zou afleiden van het geloof (beelden). Hij
stelde regels op voor een nieuwe organisatie in de kerk. Vertegenwoordigers van een
kerkgemeente bestuurden zelf hun kerkgemeente. Er was een gemeenschappelijke
vergadering van vertegenwoordigers van alle kerkgemeentes. Er zou geen paus aan het
hoofd staan. Ook zei hij dat als een vorst zich niet aan de regels hield dat het volk hem dan
mocht afzetten. Hierdoor kwamen de Nederlanders in opstand tegen Filips II.
Aanhangers van Calvijn werden in Frankrijk hugenoten genoemd. Uiteindelijk vaardigde in
1598 de Franse koning het Edict van Nantes uit. Daarbij kreeg elke Fransman het recht op
gewetensvrijheid. Hugenoten kregen volledige burgerrechten en mocht hun godsdienst
oefeningen behouden.
De rooms-katholieke kerk verdedigde zich tegen de hervorming met een aantal maatregelen
die samen de contrareformatie worden genoemd. Het Concilie van Trente bevestigde het
absolute gezag van de paus. De Vulgaat bleef de officiële bijbel. Alle tradities (rituelen,
aflaten, relieken en heiligenverering) bleven bestaan. De mis bleef in het Latijn. Wel werd de
priester opleiding verbeterd.
De rooms-katholieke kerk bleef hard optreden tegen de hervormers. Ze werden als ketters
beschouwd en vervolgd.
De kerkelijke rechtbank, de Inquisitie, onderwierp mensen die van ketterij werden verdacht
aan strenge verhoringen en martelingen. Na een aldus afgedwongen bekentenis volgde vaak
de dood op de brandstapel.
Ketter
Iemand die bewust afwijkt van de opvattingen van de rooms-katholieke kerk.
Katholicisme
De grootste stroming in het christendom. Voor christenen die zich verenigen onder de
bisschop van Rome, de paus, wordt de term rooms-katholiek gebruikt.
Kerkhervorming of reformatie
Protestbeweging tegen misstanden en tegen de manier van geloven in de rooms-katholieke
kerk.
Protestantisme
Verzamelnaam voor verschillende christelijke geloofsrichtingen die ontstonden door de
reformatie.
Inquisitie
Kerkelijke rechtbank die niet-katholieken (ketters) opspoorde en veroordeelde.
H5. Tijd van ontdekkers en hervormers
5.4 Uit de opstand een Republiek geboren
Onderzoeksvraag
Welke bestuurlijke, godsdienstige en economische oorzaken waren bij de Opstand in de
Nederlanden het belangrijkst, en wat waren de gevolgen?
De zeventien gewesten waarover Karel V heer was, de Nederlanden, vormden geen eenheid.
Er waren verschillen in taal, wetten en gewoontes, maar ook was er een groot economisch
verschil.
Karel V wilde dit veranderen door centralisatie. Bij benoemingen voor belangrijke functies
zou kwaliteit nu voor afkomst gaan. Ook zouden in elk gewest dezelfde regels gelden en de
ouder priveleges moesten verdwijnen.
Karel vestigde in Brussel een centraal bestuur met drie raden. De raad van Financiën regelde
de verzoeken om geld aan de Staten Generaal en het innen van belastingen. De raad State
gaf politieke adviezen en de Geheime Raad stelde nieuwe wetten en regels op. Elk gewest
had zijn eigen stadhouder, een plaatsvervanger van en contactpersoon tussen de landsheer
en het gebied. Elk gebied kende gewestelijke staten. Hierin overlegden de edelen en
stadsbestuurders van een gewest, en in enkele gewesten ook geestelijken, over
gemeenschappelijke zaken. In de Staten Generaal bespraken gewestelijke
vertegenwoordigers Karels beden (verzoeken om geld).
Karel V eiste dat al zijn onderdanen katholiek waren en bleven. Dit zou de eenheid
versterken. Hij vaardigde in 1550 een wet (plakkaat) uit tegen hervormingsgezinden. Daarin
stond dat elke ketter de doodstraf riskeerde. De inquisitie ondernam doelgerichte acties om
ketters op te sporen en te veroordelen. De wet werd al snel het bloedplakkaat genoemd
door de vele vervolgingen. Filips II volgde zijn vader op als heer der Nederlanden. Hij was
streng katholiek opgevoed. En hij geloofde dat de Koninklijke macht door God aan hem
geschonken was. Dit maakte hem tot verdediger van het katholieke geloof, hij was
voorstander van de contrareformatie.
Hij verliet Brussel om te gaan besturen vanuit Madrid. In de Nederlanden heersten er toen
grote religieuze en bestuurlijke spanningen.
Willem van Oranje was luthers opgevoed. Karel V haalde hem als jongen naar het hof om
hem voor te bereiden op zijn bestuurlijke taken. Zijn opleiding stond in het teken van het
katholicisme. Met Filips II werd de verstandshouding steeds slechter. Filips gebruikte vooral
de diensten van zijn Spaanse adviseurs en zag zijn positie voortdurend bedreigd. Ook was
het karakter van beide mannen anders: Filips was vroom katholiek en leefde sober terwijl
Willem juist levenslustig en uitbundig was. Ook sprak Filips alleen Spaans. Zijn vertrek naar
Madrid maakte het bestuur nog ingewikkelder. Filips stelde zijn halfzus Margaretha van
Parma aan als landvoogdes. Daarmee stonden Willem en zijn medebestuurders nog meer
buitenspel. Willem trouwde met de lutherse dochter van de hertog van Saksen. Willems
loyaliteit veranderde in opstandigheid. Zijn doel was het beëindigen van de
kettervervolgingen en het herstel van de oude bestuurlijke rechten.
De felle kettervervolgingen leidden in 1566 tot het Smeekschrift der Edelen. Deze lage adel
vroeg Maragretha om de ketters minder hard aan te pakken en met de Staten Generaal te
gaan praten over de financiële en godsdienstige problemen.
Berlaymont, een van de adviseurs van de landvoogdes zei: het zijn maar bedelaars (Ce ne
sont que des gueux). Hieruit is het woord geuzen ontstaan als erenaam voor de
opstandelingen. Margaretha gaf toe aan het Smeekschrift. Gevluchte hervormden keerden
terug. Filips vond nog steeds dat de ketterij onderdrukt moest worden.
De religieuze opstand groeide. Tijdens hagenpreken kwamen steeds meer mensen.
Opgezweept door de hagenpreken drongen de hervormers de kerken en kloosters binnen en
vernielden alle religieuze versieringen. Verering van beelden was afgoderij, dat stond in de
bijbel. De Beeldenstorm raasde in enkele weken over de Nederlanden. De beeldenstormers
waren vaak aangezet door predikanten en kregen soms hulp van hogere kringen. Ook
verniel- en roofzucht zetten de beeldenstormers aan tot vernielen.
Grotere steden konden door een soort godsdienstvrede de orde herstellen. Filips vond hun
optreden en die van Margaretha te zwak en verving de landvoogdes door de hertog van
Alva. Deze liet de aanstichters van de Beeldenstorm straffen door de Raad der Beroerten.
Deze liet 1100 mensen ter dood veroordelen en nog een 9000 mensen verbannen. 60.000
mensen vluchtten uit de Nederlanden.
Grote onrust bracht de tiende penning: een belasting van tien procent bestemd voor de
Spaanse soldaten.
Willem van Oranje was ook gevlucht maar verzette zich tegen Alva. Hij formeerde een leger.
Zijn broers deden met huurlingen een aanval bij Heiligerlee in het noorden, terwijl hij zelf
met een leger de Maas overstak om het hart van de Nederlanden te bevrijden. Deze acties
leverden niets op.
Vier jaar later in 1572 kreeg de strijd een wending toen watergeuzen bij toeval Den Briel
innamen. Andere Hollandse steden sloten zich aan bij de opstandelingen. De militaire
opstand kreeg een politiek karakter toen de Staten van Holland in Dordrecht bijeenkwamen.
Ook dit was een soort van opstand want normaal kon Filips dit alleen doen.
Op deze bijeenkomst werd besloten dat het gereformeerde geloof het officiële geloof zou
worden in de Nederlanden. Willem van Oranje werd aangesteld als stadhouder van Holland
en Zeeland.
Filips en Alva kozen voor de aanval. Het Spaanse leger werd ingezet om belangrijke steden te
veroveren, omdat deze vaak strategisch lagen: wie zo’n stad had ingenomen, beheerste vaak
ook het omringende gebied. Steden die werden aangevallen kregen te maken met
beschietingen en uithongering. Wanneer de soldaten hun soldij niet ontvingen plunderden
zij het omringende platteland.
Mechelen, Zutphen en Naarden werden door de Spanjaarden veroverd. Maar ook Haarlem
die na lang verdedigen zich moest overgeven door hongersnood. De Spanjaarden dreigden in
Haarlem met plundering, maar dit werd afgekocht door een grote som geld. Dit geld
voorkwam de dood van 2000 soldaten.
Na de overwinning van Alva bij Haarlem nam zijn geluk af. De dijken bij Alkmaar werden
doorstoken, zodat de Spaanse loopgraven onderwater liepen. Alva probeerde ook Leiden te
veroveren, als dit lukte zou de opstand mislukt zijn. Maar leiden doorstond het Spaanse
beleg. Het Spaanse leger trok weg uit Holland.
In 1576 veroverden de Spanjaarden Antwerpen en vermoorden zo’n 7000 Antwerpenaren.
Er werden hiervan tekeningen en pamfletten verspreid als propaganda tegen de
Spanjaarden.
In de pacificatie van Gent werd afgesproken om muitende soldaten samen te bestrijden.
In een aantal plaatsen ontnamen de protestanten de rooms-katholieken hun rechten.
Hierdoor kon de Spaanse landvoogd enkele zuidelijke gewesten terugbrengen in het
katholieke kamp. Deze gewesten sloten de Unie van Atrecht. De opstandige noordelijke
gewesten vormen in 1579 de Unie van Utrecht. Ze gingen samenwerken op militair en
economisch gebied. Het calvinisme kreeg een bevoorrechte positie. Uit de unie van Utrecht
zou later de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden ontstaan.
Filips strafte Willem van Oranje. Iedereen mocht hem doden en zou daarvoor worden
beloond.
Willem verdedigde de opstand met de Apologie, in dit stuk zijn opvattingen van Calvijn te
herkennen.
In 1581 zetten de Staten-Generaal Filips II af. Calvijns principe werd in praktijk gebracht. De
Staten gaven uitleg in de Acte van Verlatinghe.
In 1584 werd Willem vermoord door Balthasar Gerards. Oranje kreeg een praalgraf in de
Oude Kerk in Delft. Later werd hij ‘vader des vaderlands’ genoemd.
Na zijn dood probeerden de Noord-Nederlanders een nieuwe leider te vinden. Toen dat niet
lukte besloot de Staten Generaal om zelf het bestuur te regelen en hieruit ontstond de
Republiek der Zeven verenigde Nederlanden in 1587.
Pas bij de Vrede van Münster zou Spanje de onafhankelijkheid van de Republiek erkennen.
Gewestelijke staten
Vertegenwoordigers van adel, steden en geestelijkheid uit één gewest. Zij bespraken de
bede (verzoek om betalingen) van de landsheer en eisten als ruil priveleges.
Staten-Generaal
Vertegenwoordigers (adel, geestelijken en steden) uit Nederlandse gewesten die
gezamenlijk de beden van de landsheer bespraken.
Acte van Verlatinghe
Plakkaat uit 1581 waarin een aantal gewesten Filips II niet meer erkende als hun heerser.
Vrede van Münster
Verdrag ut 1648 waarmee Spanje de Republiek erkende als een zelfstandige staat. Hiermee
kwam officieel een einde aan de opstand.
Download