ZINSDELEN Onthoud voor de juiste volgorde: PER | ONGELIJMEVOORBIJ
Leer jezelf aan om altijd deze volgorde aan te houden als je een zin ontleedt! Anders kan het bij lastige zinnen helemaal fout gaan. 0. Zinsdelen Woorden die steeds alleen staan en groepjes woorden die in een zin steeds bij elkaar staan, noemen we zinsdelen. Om te controleren of je met een zinsdeel te maken hebt, kun je proberen of je de woorden van volgorde kunt veranderen. 1. Persoonsvorm De pv is een werkwoord dat het volgende aangeeft: Het getal: verander het aantal in de zin, het werkwoord dat verandert is de pv; De tijd: verander de tijd in de zin, het werkwoord dat verandert is de pv. BONUS: maak de zin vragend, dan komt de pv vooraan in de zin. 2. Onderwerp Het onderwerp van de zin is degene die of datgene wat in de zin iets doet of is. Om daar achter te komen heb je de pv nodig. Vraag die je kunt stellen: Wie/wat +pv = ow 3. Gezegde 3a. Naamwoordelijk gezegde
Het naamwoordelijk gezegde: geeft aan wat het onderwerp is; is er alleen als er een koppelwerkwoord in de zin staat; bestaat uit twee delen: het werkwoordelijk deel van het naamwoordelijk gezegde = alle werkwoorden van het gezegde; het naamwoordelijk deel van het naamwoordelijk gezegde = de overige woorden van het gezegde. Vraag die je kunt stellen: Wat + ww.deel + ow = nm.gez 3b. Werkwoordelijk gezegde Het werkwoordelijk gezegde geeft aan wat het onderwerp doet = alle werkwoorden in de zin die bij het ow horen. 4. Lijdend voorwerp Het lijdend voorwerp ondergaat de handeling. Dat is dus iets anders dan de handeling doen, zoals het ow doet. Vraag die je kunt stellen: Wie/wat + gez. + ow = lv Staat er een naamwoordelijk gezegde in de zin? Dan staat er nooit een lijdend voorwerp in! 5. Meewerkend voorwerp Ondergaat niet de handeling maar speelt er wel een rol in. Voor de mv kun je altijd aan/ voor zetten of weghalen. Vraag die je kunt stellen: aan/voor wie + gez. + ow + lv = mv 6. Voorzetselvoorwerp Een voorzetselvoorwerp begint altijd met een vast voorzetsel; komt voor bij werkwoorden met een vast voorzetsel; is nooit letterlijk. 7. Bijwoordelijke bepaling Een bijwoordelijke bepaling zegt iets over het gezegde; geeft antwoord op vragen als: waar? waarom? wanneer? waarmee? waarheen? hoe? is het enige zinsdeel dat meer dan één keer in een zin kan voorkomen.