Taal met Kerstmis Werkwoordelijk gezegde Het werkwoordelijk gezegde bestaat uit alle werkwoorden in een zin. De persoonsvorm is ook een werkwoord. Er kan 1 werkwoord in de zin staan maar ook meerdere. Soms lijkt een woord een werkwoord, maar is het eigenlijk een zelfstandig naamwoord. Er staat dan vaak een lidwoord voor. Opdracht: Zoek het werkwoordelijk gezegde op in de zin. Onderstreep het gezegde met groen. 1. Ik heb de kerstballen van zolder opgehaald. 2. Mijn moeder koopt een nieuwe piek voor de kerstboom. 3. Wil jij de kerststerren ophangen. 4. De Kerstman heeft mooie rendieren. 5. Hij geeft de daklozen met Kerstmis een onderdak. 6. Wij hebben een prachtige verlichting opgehangen. 7. De meester vertelde een mooi kerstverhaal. 8. Peter wilde meteen met zijn kerstcadeau gaan spelen. 9. Zal het gaan sneeuwen met de kerstdagen? 10. Zijn de oliebollen al in de frituurpan gedaan?