LERAAR LAGER ONDERWIJS

advertisement
LERAAR LAGER ONDERWIJS
Tiensevest 60 – 3000 Leuven – Tel. 016/30 11 72
LESVOORBEREIDINGSFORMULIER
Naam van de lesgever: ..........................................
School: ...................................................
Opleidingsjaar: 3 LL ..............................................
Klas: 1 B.............
Datum: 19 november 2004 .....................................
Titularis: .................................................
Aantal lln. : 18 .....
Lestijden: van 13.50 uur tot 14.40 uur
Leergebied: Wereldoriëntatie .................................
Domein:Natuur .......................................
Lesonderwerp: De bij ..................................................................................................................
Doelstelling en beginsituatie
Beginsituatie (relevante voorkennis, beleveniswereld van de leerlingen, voortaken, klasgewoonten,…):
-
De lln werken deze 2 weken rond het WO thema kriebelbeestjes.
Ze hebben het in de vorige lessen gehad over de verschillende beestjes in huis, het
lieveheersbeestje, de spin en de mier.
De lln kennen het verschil tussen insect en een spin.
De banken worden in een viertal groepjes gezet.
Doelstellingen:
-
De lln kunnen de levenscyclus van de bij kort omschrijven.
De lln kunnen de verschillende woonomstandigheden van de bij vertellen.
Aandachtspunten van de les:
-
De lkr houdt rekening met de tijdsbepaling.
Lkr zorgt ervoor dat al het materiaal tijdig aanwezig is.
1
Fasering
Leerinhouden
I: INLEIDING:
Vertelling:
Dag kindjes. Ik heb hier allerlei deeltjes van een beestje
gevonden in het bos. Kunnen jullie het terug in mekaar
5 min toveren?
Didactische werkvormen en leeractiviteiten
I: INLEIDING:
De leerkrachten hebben zich verkleed als de heksen
Kriekel en Krakel.
Heks vertelt:
De lkr deelt per groep de stukjes van de bij uit.
De lkr geeft de volgende opdracht:
- Steek de stukjes in mekaar en vertel wie je
getoverd hebt.
II: KERN:
1) Uitzicht:
Antwoord:
- Bij
3 min. Insect:
- Ze bestaat uit 3 delen (kop, borststuk, achterlijf).
- Ze heeft 6 pootjes.
- Ze heeft ook vleugels.( een spin niet)
2) Huis van de bij.
10
min.
De bijen wonen in een bijenkast. Zo een kast bestaat uit 2
delen. Alleen in het bovenste deel zit er honing.
In de onderkant van de kast zitten de baby’s en het
stuifmeel = is het gele poeder dat in bloemen zit. Dit
nemen de bijen mee in hun pootjes. Stuifmeel dient als
voedsel voor de bijen. Naast stuifmeel eten ze ook nectar.
Dit is een zoetig vocht dat bloemen afscheiden.
Leermiddelen
Stukjes van de bij.
II: KERN:
1) Uitzicht:
Lkr vraagt:
- Welk diertje heb je?
De lkr laat een groepje hun bijtje op het bord komen
hangen.
Lkr vraagt:
- Is het een insect of een spin? Waarom?
Bord + magneten.
2) Huis van de bij.
Lkr vraagt:
- Weten jullie waar de bijtjes wonen?
Lkr toont een bijenkast.
- Weet er iemand wat dit is?
Lkr vertelt en toont ondertussen de bijenkast + bloem.
Bloem + kast
Lkr laat de lln stuifmeelkorrels proeven.
Stuifmeelkorrels
2
Fasering
Leerinhouden
Delen van de kast:
- Deksel
- Bovenste deel met honing.
- Onderste deel met stuifmeel en baby’s.
- Bodem
Didactische werkvormen en leeractiviteiten
Leermiddelen
Lkr haalt de kast uit elkaar en laat de lln verwoorden
welke de grote delen zijn en wat de functie ervan is.
Bijen wonen niet altijd in een kast, ze kunnen ook in een
holle boomstam wonen of in een bijenkorf.
10
min.
10
min
3)Voeding van de bij:
3)Voeding van de bij:
De lln antwoorden:
Lkr vraagt:
- Stuifmeel en nectar.
- Wat aten de bijtjes ook alweer?
- Honing.
- Wat eten wij dat de bijtjes maken?
- De ‘haalbij’ vliegt naar buiten op zoek naar
- Hoe maken ze dat?
bloemen. Uit de bloemen haalt ze nectar. Ze
brengt de nectar mee naar de kast en geeft hem
aan de ‘huisbij’. Deze bij bewaart de nectar in
een speciaal maag. Dan wordt de nectar weer
doorgegeven aan een andere bij die hetzelfde
doet. Zo gaat het vele malen na elkaar, van de
ene bijenmaag naar de andere. Uiteindelijk wordt
de honing opgeslagen in de raten. Daar wordt de
honing bewaard tot het winter wordt. Zo hebben
de bijtjes in de winter ook lekker eten.
Lkr laat de lln een beetje honing proeven.
4) Geboortecyclus:
De lln antwoorden:
- Raten.
- Zijn 6-hoekige huisjes waar de bijen hun honing
en stuifmeel bewaren. Ze dekken die gaatjes toe
met een laagje was. = lijkt op een kaars.
Honing + lepeltjes
4) Geboortecyclus:
lkr vraagt:
- Wat zit er in de kast?
- Wat zijn raten?
Raat +was
3
Fasering
Leerinhouden
Didactische werkvormen en leeractiviteiten
Leermiddelen
De lkr toont een raat en was.
De lkr geeft per groepje de verschillende prenten van de
ontwikkelingsstadia.
De lln moeten deze in de juiste volgorde leggen.
Prent 1: de eitjes:
In het midden van de raten worden de eitjes gelegd. Deze
staan rechtop en zijn heel klein.
De lln hangen hun prentjes op het bord en vertellen wat
ze zien.
Lkr toont poster van geboortecyclus. En geeft indien
nodig verdere uitleg bij elk stadia.
Poster
Prent 2: Larven:
3 dagen na het leggen van de eitjes komen er larven uit.
Het zijn net wormpjes. De larven worden verzorgd, ze
krijgen voedsel van de andere bijen.Nog eens 5 dagen later
maken de bijtjes de gaatjes dicht met een laagje was.
Prent 3: De pop:
De larven veranderen in een pop. Ze lijken steeds meer op
een echte bij.
Prent 4: uit de pop:
3 weken later barst de pop open. De bijtjes komen uit hun
cel en beginnen meteen te werken. Ze ruimen hun eigen
celletje op.
Prent 5: De bij:
De bij is volledig af. En werkt mee in het nest.
5) Themaboekje:
Zie themaboekje
5 min
5) Themaboekje:
De lln nemen hun themaboekje. De werkblaadjes worden Themaboekje
ingevuld.
4
Fasering
Leerinhouden
III: SLOT:
Stellingen:
- Ik kom uit een eitje.
- Ik eet blaadjes.
- Ik woon alleen.
- Als ik bang ben, kan ik steken.
7 min
- Ik haal de blaadjes van de bloemen.
- Ik eet nectar en stuifmeel.
- We wonen in een bloem.
- Van nectar maken we honing.
- Ik kan niet vliegen.
Didactische werkvormen en leeractiviteiten
Leermiddelen
III: SLOT:
Quiz: Waar of niet-waar:
De lkr zegt enkele stellingen. De lln werken in hun
Rode en groene
groepjes en steken een groen kaartje op indien de stelling kaartjes
waar is en een rood indien ze niet waar is.
De lln vullen het agenda in.
Agenda
5
Situering in de eindtermen/leerplannen:
Leerplannen OVSG: Wereldoriëntatie: Natuur:
P 7 e.v.: nr: 1: De leerlingen beleven de natuur al spelend.
Nr. 3: De leerlingen zijn zich bewust van veranderingen in de natuur.
Nr. 6: De leerlingen zien duidelijke overeenkomsten en verschillen in het dierenrijk (uiterlijk, woonplaats,
voedsel, ...).
Nr. 12: De leerlingen herkennen en benoemen een aantal veelvoorkomende dieren uit de omgeving.
Nr. 21: De leerlingen kunnen van dieren, in een besproken biotoop, zeggen wat ze eten.
p. 41 e.v.: nr. 4: De leerlingen tonen een experimentele en explorerende aanpak om meer te weten te komen over
de eigen leefomgeving.
Nr. 20: De leerlingen kunnen gericht waarnemen met al hun zintuigen en hun waarnemingen op een
systematische wijze noteren
Gebruikte handboeken:
-
Bijen doen alles samen, Paul Starosta, Casterman, Maastricht, 1995
Bij hoort erbij, Ad Plomp, De Inktvis, 1999
De wereld van de bijen, B. en R. Darchen, Westland, Schoten, 1994
Honingbijen…, A. Van Hoorde e.a., Uitgegeven door de Koninklijke Vlaamse
Imkersbond, 1994
Bordschema:
Prenten
6
Download