Hedendaagse filosofie * filosofie van het heden

advertisement
Hedendaagse filosofie – filosofie van het heden
•
2500 jaar filosofie – de lange weg van het denken
Oudheid:
Vroege oudheid (ca. 600 – 399 v. Chr.)
Klassieke oudheid (4e en 3e eeuw v. Chr.)
Late oudheid (2e eeuw v. Chr. – 2e eeuw n. Chr.)
Kerkvadertijdperk (2e eeuw n. Chr. – 5e eeuw n. Chr.)
Middeleeuwen:
Vroege Middeleeuwen (5e eeuw – 11e eeuw n. Chr.)
Hoge Middeleeuwen (12e en 13e eeuw n. Chr.)
Late Middeleeuwen (14e en 15e eeuw n. Chr.)
De weg van het denken

Nieuwe Tijd:
Renaissance (15e en 16e eeuw n. Chr.)
Verlichting (17e en 18e eeuw n. Chr.)
Filosofie van de 19e eeuw
Filosofie van de 20e en 21e eeuw
•
Een onderscheid:
• historische filosofie – systematische filosofie
Filosofische thema’s uit verleden en heden






de vraag of de materiële ervaringswereld de enige werkelijkheid is of
dat er boven de grenzen van het ervaarbare ook een niet-materiële
werkelijkheid bestaat;
de mogelijkheid van de menselijke kennis en de kenbaarheid van de
werkelijkheid;
de idee van een wetenschap en de mogelijkheden en grenzen van
wetenschappelijke kennis;
de ruimte-tijd – structuur van de materiële wereld en de kennis
omtrent de materie;
causaliteit, determinisme en vrijheid van de wil;
het lichaam-ziel – probleem;
Filosofische thema’s uit verleden en heden







wezen en identiteit van een persoon;
het bestaan van God;
het fundament voor een moraal, de idee van het
goede, van rechtvaardigheid en vrijheid;
de morele grondslagen van staat en maatschappij;
het esthetisch mooie en de basis voor ons
esthetisch aanvoelen;
de zin van het leven, het geluk en het idee van een
goed leven.
Filosofische thema’s voor deze cursus
Samenleving wagen.
 God denken.
 De taal bewaken.
 De economie alsmaar opvoeren.
 De kunst vergoddelijken.
 De opmerkzaamheid herwinnen.
 De nieuwe mens creëren.
 Aan de dood ontkomen.
 In de communicatie verdrinken.

Filosofie – een drievoudige zin van ‘logos’
Scientia

Logos
Ratio
Verbum
•
•
•
•
scientia: de dingen zijn op het ‘kunnen begrijpen’ gericht
ratio: een menselijk verstand kan zich de dingen ‘eigen’
maken
verbum: de begrijpbaarheid van de dingen is
communiceerbaar
Filosofie – een historische driedeling

Filosofie van het ‘zijn’
◦ Aristoteles ( 10 categorieën)

Filosofie van het ‘bewustzijn’
◦ Descartes: ‘Cogito, ergo sum.’ (‘Ik denk, dus ik ben.’)

Filosofie van de taal
◦ Wittgenstein: “Warüber man nicht sprechen kann,
darüber muss man schweigen.”
1e thema: de taal bewaken
Vraag: “Waarom de taal ‘bewaken’?”
 M. Heidegger: “Wij zijn de hoeders van het
‘zijn’!”


Vraag: “Zijn wij ook de hoeders van de taal?”
◦
◦
◦
◦
Het belang van de taal
Het verschillend taalgebruik
De retorica als de ‘kunst van de overtuiging’?!
Een modern voorbeeld: taal en terrorisme
Het belang van de taal
De mens als ‘homo symbolicum’
 De mens vormt zijn begrippen
 Het begrip als een ‘concept’
 Het begrip als een teken
 Andere benamingen voor het begrip:

◦ Intentio
◦ Verbum mentis (‘woord van de geest’)
◦ terminus
Het belang van de taal


Hoe leren wij een taal?
Een voorbeeld: Aurelius Augustinus
◦ “Ik was geen onmondig kind meer, ik was al een jongen die kon
praten. Dat kan ik me goed herinneren en later heb ik ook
gemerkt hoe ik heb leren praten. Dat hebben de volwassenen
mij niet geleerd met een soort woordenlijst zoals dat een poos
later wel ging met de letters. Nee, ik heb het mezelf geleerd met
het verstand dat u mij gegeven hebt, mijn God. Met allerlei
kreten, geluiden en gebaren probeerde ik duidelijk te maken wat
mijn hart voelde, om mijn zin te krijgen. Het lukte me niet alles
wat ik wilde kenbaar te maken, en ook niet aan wie ik wilde. Ik
begon mijn geheugen te gebruiken. Als volwassenen iets
noemden en naar iets wezen, keek ik en onthield ik het
woord dat ze dan gebruikten. Dat was kennelijk de
betekenis van zo’n gebaar.
Het belang van de taal (3)

“Eigenlijk is dat de natuurlijke woordenschat van alle
volkeren: de uitdrukking van je gezicht, je manier van
kijken, allerlei gebaren en je stem. Daarmee gaf je aan
wat er in je leeft, of je iets graag wilt hebben en
bewaren, of dat je het juist niet wilt en van je afzet.
Woorden krijgen hun eigen plaats in allerlei
zinnen. Als ik ze vaak hoorde, begon ik beter te
begrijpen wat ze betekenden. En met mijn mond
oefende ik die woorden tot ik er mijn verlangens mee
kon weergeven. Zo leerde ik communiceren met de
mensen om me heen door de tekens die we hebben
om elkaar te zeggen wat we willen.”
Het belang van de taal (4)

De relatie: ding – begrip – woord

Ding

Ding --------- denken -------- taal
paard --------- “paard” --------- ‘paard’; ‘horse’; ‘cheval’ etc.
De tekenrelaties tussen deze drie instanties:


begrip
woord
◦ Het begrip is logisch strikt aan het ding gebonden.
◦ Het begrip is conventioneel (op afspraak) aan het woord
gebonden.
Het verschillend taalgebruik

De ‘spreekhandelingen’ – ‘speech acts’

Voorbeeld: Een vader zegt tegen zijn dochter: “Jij hebt
vandaag nog geen piano geoefend.”
◦ descriptief (beschrijvend): informatie
◦ expressief (uitroepend): emotie, gevoel
◦ evocatief (oproepend): oproep, appél
◦ “Nederland is een mooi land.”
◦ “Morgen ochtend gaat de zon om 6 uur op.”
◦ “Neem a.u.b. het boek voor mij mee.”
Het verschillend taalgebruik (2)

Informatief en performatief gebruik

Voorbeeld: Paus Benedictus XVI:
◦ “Zo kunnen we nu zeggen: het christendom was niet enkel een
‘blijde boodschap’, een mededeling met een tot dan toe
ongekende inhoud. We zouden nu zeggen: de christelijke
boodschap was niet alleen ‘informatief’ maar ook
‘performatief’, dat wil zeggen: het evangelie is niet alleen een
mededeling wat betreft dingen die geweten kunnen worden; het
is een mededeling die dingen bewerkt en het leven verandert.”
(Benedictus XVI, Spe Salvi, nr. 2).
Het verschillend taalgebruik (3)

Informatie:

geeft het ‘wat’ van de uitspraken aan;
neutraal; zakelijk
onderhevig aan de tegenstelling van ‘minder – meer’ (kwantiteit);
als biologische en/of mentale activiteiten beantwoorden eraan:
kennen, herkennen, coderen, decoderen;




Performatie:

geeft het ‘hoe’ van de uitspraken weer;
heeft de intentie een reactie in vorm van woord en/of handeling op
te roepen;
op de emoties van een ander gericht (instemming; vreugde; angst;
woede; etc.);


Retorica: instrument of machtsmiddel ?






De dagelijkse communicatie: informatie en performatie
gaan hand in hand.
De doelbewuste inzet van de taal: monoloog en dialoog
Democratie als voorwaarde voor ‘welsprekendheid’
Retorica: acceptatie van een ‘cultuur van rede en
tegenrede’
Plato: de ‘uitvinder’ van de ‘dialoog’
Aristoteles: de ‘uitvinder’ van de retorica
Retorica (2)

Aristoteles: de drie zuilen van de retorica
◦ ethos (de geloofwaardigheid van de spreker)
◦ logos (de draagkracht van de argumenten)
◦ pathos (het oproepen van gevoelens bij de
luisteraars)
Cicero’s (106 – 43 v. Chr.) voorkeur voor de pathos:
◦ “Niets is in de retorica belangrijker dan dat de
luisteraar de redenaar genegen is, en zelf zozeer
ontroerd en geschokt wordt, dat hij zich meer laat
leiden door de drang van het gemoed en door de
passies dan door oordeel en overweging.”
Retorica (3)

Nieuwe vormen van retorica in onze tijd
Overreden of overtuigen ?
 Retorica en digitale mediacultuur
 De drie zuilen ethos, logos, pathos zijn in beweging: een
bedreiging voor het rationaliteitsprincipe voor de
discours.

Retorica (4)

Nieuwe elementen:

voortdurende jacht naar persoonlijke aandacht;
oproepen van ‘gevoelde’ waarheden (‘truthiness’);
constante circulatie van ‘tweets’ en ‘soundbites’;
provocerende aanval op de retorische tegenstander;
ombuigen van het serieuze debat naar een persoonlijke
entertainment-show;
losmaken van concrete inhoud met gelijktijdige
verspreiding van (agressieve) metaboodschappen
(‘zuivering’; “Yes, we can.”; “I will do some very hard
stuff.”);
lanceren van beloften van ‘talloze mogelijkheden’;






Gevolgen van de ‘nieuwe retorica’





bewuste versluiering van inhoudelijke onderwerpen;
voortdurende oproep aan de luisteraars om een permanente
‘stand-by’-houding aan te nemen;
permanente aanwezigheid van ‘virtuele derden’ wil het
gevoel opwekken om zelf ‘deel uit te maken van een groter
geheel’ (groter gebeuren);
verminderde bereidheid en vermogen om argumentatief
voor een ‘zaak’ (visie, beleid, standpunt etc.) te vechten; het
bedenken van de argumenten en de adequate vragen
omtrent een thema is inspannender en tijdrovender dan de
ogenblikkelijke gevoelsreactie;
acceleratieproblematiek: nieuwe retorica wil stimuleren tot
een verwachtingspatroon van de ‘snelle reactie’ in politiek,
economie en maatschappij (vgl. ‘rapid reaction team’ in het
leger); probleem: het denken behoeft (soms) tijd en neemt
(terecht) de tijd;
Het traditionele rationaliteitsprincipe







Modus (wijze) van de rationele discours: ‘pro et contra’
argumentatie;
op de ‘zaak’ gerichte [‘zakelijke’] argumentatie;
onuitgesproken verwachtingspatroon van de rationele discours: het
standpunt van de betere argumenten moge winnen en wordt dan
ook aanvaard en toegepast;
afzien van persoonlijke aanvallen;
respectvolle houding ten opzichte van de tegenstander
door de argumenten van de tegenstander wordt het eigen
standpunt eventueel verrijkt of zelfs verbeterd (dialogisch van
elkaar leren);
>>> dit rationaliteitsprincipe wordt bedreigd !
Enkele vragen vanuit een bedreigde situatie




hoe komt het dat zakelijk onhoudbare beloften van een
politicus toch door velen worden geaccepteerd?
hoe komt het dat een eenvoudig appel van IS mensen
aantrekt om de oorlog in te trekken?
hoe komt het dat de persoonlijke aanval of belediging
van de retorische tegenstander steeds
vanzelfsprekender is geworden?
hoe komt het dat het aanspreken van de emotionaliteit
in plaats van de rationaliteit in vele gevallen meer kans
op succes maakt om de eigen boodschap over te
brengen?
Hoe communiceren wij ?

De communicatievierkant:
De communicatievierkant
niveau van de zakelijke inhoud: informatie over deze
wereld > waarheid.
 niveau van de relatie: verhouding van de spreker in
richting van de luisteraar(s): waardering, minachting,
kritiek, lof, (niet) serieus nemen etc. > acceptatie.
 niveau van de zelfmededeling: iets van de eigen
persoonlijkheid wordt met de boodschap meegegeven,
bij voorbeeld karaktereigenschappen, houdingen etc. >
waarachtigheid.
 Appel: oproep om iets te bereiken, uit te voeren etc. >
werkzaamheid; effectiviteit.

De vier tongen en de vier oren

De spreker praat met ‘vier tongen’ en de luisteraar
luistert met ‘vier oren’:
◦
◦
◦
◦
Het zakelijke oor
Het zelfmededeling-oor
Het relatie-oor
Het appel-oor
◦ Beiden (spreker en luisteraar) hebben het in de hand de
communicatie te sturen;
◦ >>> Opdracht en taak: de taal bewaken !!!
Taal als machtsmiddel: “Make Amerika great again”




Zakelijk niveau: wat betekent ‘groot zijn.” >
zakelijke inhoud blijft diffus;
Relatie-niveau: de ‘gevoelde’ waarheid: Amerika is
klein, van geen betekenis, vernederd,
minderwaardig etc. >> gevoelens: teleurstelling,
woede, gekrenkte trots;
Appel-niveau: “Geef Amerika de plaats die het
toekomt!” - “Maak er zelf deel van uit!”
Zelfmededeling-niveau: “Ik lijd met jullie mee.” –
“Maar ik kan het veranderen!”
Taal als machtsmiddel of….

Twee kenmerken van de taal:

taal wil iets werkelijks in deze wereld kenbaar maken, zij is
gericht op dat wat wij ‘waarheid’ noemen;
vervolgens is taal gekenmerkt door haar mededelingenkarakter;
zij wil steeds iets voor iemand kenbaar maken.


Twee corrumperingsmogelijkheden van de taal:
◦ Desinteresse aan de ‘waarheid’;
◦ Met de taal niet meer iets ‘zeggen’, maar met de taal alleen nog
maar iets ‘bedoelen’ (‘bezwecken’);
◦ >>> Plato: de sofist is de maker van een fictieve werkelijkheid !
Handvaten tegen de taalcorruptie
grotere alertheid in het eigen taalgebruik;
 de eigen ‘vier tongen’ en de ‘vier oren’ beter in de gaten
houden;
 de redevoeringen, de statements, de losse uitspraken
steeds ook bevragen op hun ‘waarheidsgehalte’, wil
zeggen niet alleen vragen of het klopt wat iemand zegt,
maar ook of iemand met vele mooie woorden ook wel
‘iets’ te zeggen heeft;
 op het appel niet alleen met enthousiasme en
verbijstering reageren, maar met eigen voorstellen en
eigen appel;

Taal en terrorisme
De dialoog als ‘vierde’ waarde !?
 De afwijzing van de dialoog door het kalifaat
 Een tekst van IS uit januari 2015:

◦ “Alles heeft zijn tijd, een tijd om te leven en een tijd om te
sterven; een tijd om te wenen en een tijd om te lachen; een tijd
om lief te hebben en een tijd om te haten. Nu is de tijd gekomen
om te handelen, de tijd om de religie bij te staan: met de taal,
met het hart, met de ledematen, met de pen en met het zwaard.”
• Het appel als nieuw retorisch instrument voor kalifaat,
populistische bewegingen en D. Trump.
Download