speech - Europa.eu

advertisement
SPEECH/06/507
Peter Mandelson
EU-commissaris voor Handel
De concurrentiepositie van Europa in
de wereld
Churchill-lezing: Auswärtige Amt, Berlijn
Berlijn, 18 september 2006, 11.30 uur
EU-commissaris voor handel, Peter Mandelson, kondigt in deze toespraak aan dat
de Europese Commissie zich bij haar evaluatie van het EU-handelsbeleid in oktober
zal concentreren op de toegankelijkheid van Europa voor invoer en dat zij zich
"actiever" zal inzetten voor de openstelling van markten en een eerlijke behandeling
van Europese bedrijven in het buitenland, met name in de grote opkomende
markten van Brazilië en in Azië.
Tijdens de jaarlijkse Churchill-lezing, op 18 september 2006 in Berlijn, heeft
commissaris Mandelson verklaard dat het handelsbeleid een integraal deel moet
zijn van de EU-strategie voor economische hervorming: "Handel is de drijfveer voor
economische verandering. Ons huidige handelsbeleid vormt het punt waar ons
intern en extern beleid samenkomen. Naarmate de scheidslijn tussen onze interne
en externe maatregelen door de mondialisering vervaagt, moeten we de
instrumenten van het EU-handelsbeleid aan de nieuwe uitdagingen aanpassen,
zodat meer banen en kansen kunnen worden geschapen en onze partners op onze
gerechtvaardigde verzoek op hun beurt hun markt openstellen, waarvan zij ook zelf
de voordelen zullen ondervinden…. we hebben een sterke, open economie nodig
om de belastingbasis te behouden waarmee we het sociale model, dat een integraal
deel vormt van het Europese leven, moeten betalen. En handel vormt de grondslag
voor een concurrerende economie".
Commissaris Mandelson zegt verder dat een centraal argument bij de evaluatie van
het handelsbeleid in oktober zal zijn dat de Europese Unie moet voortbouwen op
haar inzet voor een multilateraal handelssysteem in het kader van de WTO, en een
nieuwe generatie bilaterale vrijhandelsakkoorden met belangrijke groeimarkten
moet sluiten. Hoewel Europa volgens hem een uitstekende concurrentiepositie
heeft op de mondiale exportmarkten, verliezen de Europese bedrijven terrein op het
gebied van hightechproducten en de snelst groeiende markten. "Onze bedrijven
doen het goed in landen waar de vraag gelijk blijft, maar in snel groeiende regio's,
vooral in Azië, zou het beter kunnen."
Hij stelt verder: "De WTO moet de basis blijven voor mondiale liberalisering. Europa
zal het multilateralisme niet vaarwel zeggen. Dat neemt echter niet weg dat we
verder moeten gaan dan de huidige bilaterale vrijhandelsakkoorden van de EU en
ons sterk moeten maken voor nieuwe vrijhandelsakkoorden met groeimarkten, met
name in Azië, zodat deze meer worden opengesteld en eerlijker
handelsvoorwaarden gaan gelden.
Hij wijst er met nadruk op dat vrijhandelsakkoorden kunnen voortbouwen op de
multilaterale liberalisering in het kader van de WTO, door zich ook te richten op
gebieden als diensten, overheidsopdrachten, het concurrentiebeleid en
harmonisatie van de regelgeving. Dit zijn gebieden die direct verband houden met
belangrijke sterke punten van het EU-handelsbeleid die nog niet ten volle aan bod
komen in WTO-regels en -normen.
Hij stelt ook dat de EU nieuwe initiatieven zal voorstellen om
intellectuele-eigendomsrechten beter te beschermen, de instrumenten van de EU
voor de bescherming van haar handel, zoals antidumpingmaatregelen, te evalueren
en eventueel te hervormen en de EU-handelsstrategie ten opzichte van China
grondig te herijken.
Het strategiedocument 'Europa als wereldspeler' zal op 4 oktober 2006 door de
Europese Commissie worden aangenomen.
2
Het drama en de triomf van Europa
"Ik zou tot u willen spreken over het drama van Europa". Zo begon Winston
Churchill zijn beroemde rede in Zürich, morgen zestig jaar geleden. Churchill sprak
over en tot een verwoest continent. "Europeanen", zei hij, "kijken met verbijstering
naar hun verwoeste steden en huizen en speuren de duistere horizon af naar
nieuwe gevaren".
Die donkere dagen liggen ver achter ons. En we weten waaraan we dat te danken
hebben. In zijn rede sprak Churchill over de politieke visie die het naoorlogse
Europa heeft bepaald. Deze toespraak laat op dramatische wijze zien wat wij als
Europeanen in zes decennia aan wederopbouw en verzoening bereikt hebben.
Men vergeet gemakkelijk hoe onwaarschijnlijk deze visie van Europa toen moet
hebben geleken. "De wederopstand van de Europese familie moet zijn gebaseerd
op een partnerschap tussen Frankrijk en Duitsland", vertelde hij zijn toehoorders.
"Een wederopleving van Europa is onmogelijk zonder de geestelijke grootheid van
Duitsland."
Dat was in 1946. Frankrijk was nauwelijks een jaar bevrijd van de Duitse bezetting.
Duitsland zelf was verwoest en zou spoedig door de Koude Oorlog worden
verdeeld. Mensen die toen de leeftijd hadden die ik nu heb en die op die dag naar
Churchill luisterden, hadden twee wereldoorlogen meegemaakt. Het idee van een
partnerschap tussen Duitsland en Frankrijk moet zo ongeveer een hersenspinsel
hebben geleken. Toch kunnen we na zestig jaar geduldige samenwerking, na de
wederopbouw en hereniging van Duitsland en een efficiënte "Frans-Duitse motor"
van een vreedzame Europese triomf spreken.
Een veranderende wereld
Churchill zag de Europese Unie als een middel om Europa tegen broederoorlogen
te beschermen. In 2006 is die vredeswinst voor ons bijna een vanzelfsprekendheid
geworden. Ten dele komt dat omdat we vergeten zijn wat een Europese oorlog is
en ten dele omdat vele uitdagingen waarvoor we ons gesteld zien meer op
mondiaal dan op Europees niveau spelen.
Ik wil hier wat verder op deze uitdagingen ingaan. Op de rol van de EU bij de
toenemende mondialisering en op ons antwoord op die mondialisering.
De huidige veranderingen in de economische en politieke orde in de wereld doen in
betekenis niet onder voor het einde van de Koude Oorlog. Dat einde werd
gesymboliseerd door de val van de Berlijnse muur. Nu staat vermoedelijk de skyline
van Shangai, Mumbai en Kuala Lumpur symbool.
Mondiale economische integratie is geen nieuw fenomeen. Ook in het verleden
hebben economieën zich tot reusachtige mondiale exportmachines omgevormd –
Groot-Brittannië, Duitsland, de VS. Maar de verandering nu is sneller, ingrijpender
en breder. En het potentiële effect ervan op de politiek, de samenleving en het
milieu is ongekend.
In de afgelopen vijftien jaar heeft een groep opkomende economieën – met name
China en India, maar ook Brazilië en andere landen – een spectaculaire
ontwikkeling doorgemaakt. Twintig jaar geleden deden we nagenoeg geen zaken
met China – onze handel met dat land was statistisch te verwaarlozen. Nu is China
onze grootste leverancier van industrieproducten.
3
De huidige verandering geeft de wereldhandel een geheel ander aanzien. Europese
ondernemingen besteden steeds meer complexe productiebewerkingen en diensten
uit, waardoor de toeleveringsketens steeds langer worden en zich over de hele
wereld uitstrekken. Het is lang niet altijd meer zo dat een Europees product een in
Europa vervaardigd product is. Er wordt veel gepraat over goedkope uitvoer uit
China, maar meestal is die uitvoer afkomstig van niet-Chinese bedrijven of hun
partners en dochterondernemingen in China. De producten worden dan door
Europese ondernemingen ingevoerd, die deze aan Europese consumenten
doorverkopen.
Deze verandering in de wereldeconomie is vooral ook een kans. Een kans voor
groei en een drijfveer voor ontwikkeling in de armere landen, waarbij dan weer
nieuwe markten ontstaan. Honderden miljoenen mensen in ontwikkelingslanden zijn
hierdoor al uit de armoede geholpen. En Europeanen hebben honderden miljarden
euro's bespaard door goedkopere goederen, een goedkopere industriële input en
een lagere inflatie, waarbij het bespaarde geld weer elders in de economie kon
worden geïnvesteerd. Daardoor zijn er meer banen bijgekomen dan verdwenen,
ook in Europa.
Tegelijk echter neemt de concurrentie op het gebied van markten en grondstoffen
toe. Daardoor komen de hulpbronnen in de wereld, en niet in de laatste plaats ons
klimaat, enorm onder druk te staan. Ook raken traditionele industrieën en beroepen
hierdoor in de knel, met name in de Europese industriële sectoren met geringe
toegevoegde waarde.
Bovenal leidt de verandering echter tot angst en bezorgdheid. Angst voor
verandering is waarschijnlijk het meest typische kenmerk van de moderne
Europese politiek. Angst ligt aan elk groot debat ten grondslag – of het nu gaat over
immigratie, handel of sociale hervorming. En de politieke verleiding om aan die
angst toe te geven wordt steeds groter. De openheid die de basis vormt voor onze
economie, onze samenleving en onze waarden, staat onder druk. We kunnen een
steeds feller debat verwachten over de keuze tussen openheid en isolatie, tussen
engagement en afzondering, tussen optimisme en pessimisme.
Afzondering is geen optie. We kunnen ons niet onder de dekens verstoppen en
wachten tot de storm voorbij is. We hebben een sterke, open economie nodig om
de belastingbasis te behouden waarmee we het sociale model, dat een integraal
deel vormt van het Europese leven, moeten betalen. Sterke economieën op
wereldschaal zijn economieën die open en concurrerend zijn. En de grondslag voor
een concurrerende economie is de handel.
Een positieve agenda is de enige levensvatbare strategie. We moeten een
evenwicht vinden tussen economische groei en een duurzaam milieubeleid. We
moeten het roer overnemen van de pessimisten en een positieve politieke houding
ten opzichte van de mondialisering aannemen, met als uitgangspunt dat
verandering niet schadelijk hoeft te zijn maar ook voordelen kan bieden, en dat we
de mondialisering door ons gemeenschappelijk optreden vorm kunnen geven.
De Europese Unie als antwoord op de mondialisering.
Europa beschikt in dit verband al over een doeltreffend instrument: de Europese
Unie. De belangrijkste verdienste van de Europese interne markt – met 450 miljoen
consumenten nummer één in de wereld – is dat Europese bedrijven beter
voorbereid zijn op de wereldmarkt en er beter kunnen concurreren. Daarom moeten
we de interne markt niet ondermijnen maar versterken, enerzijds door verdere
integratie en anderzijds door verdere uitbreiding.
4
Europa is 's werelds grootste exporteur van industrieproducten en diensten.
Duitsland, met zijn gediversifieerde middenstandsstructuur en investeringen in
innovatie en producten met hoge toegevoegde waarde, is de grootste exporteur van
Europa. In vele sectoren staat Europa nog altijd voor innovatie, klasse en uitstekend
design.
Maar dat betekent niet dat alles koek en ei is in onze Unie. Onze instellingen
hebben zich goed door de uitbreiding geslagen. Maar ze zijn beter geëigend voor
het afgelopen decennium dan voor de toekomst. Het instrumentarium van een EU
van twaalf lidstaten is niet geschikt voor een EU van vijfentwintig, en binnenkort
zevenentwintig, lidstaten. De behoefte aan een nieuw institutioneel akkoord kan niet
los worden gezien van de algemenere uitdagingen waarvoor Europa zich gesteld
ziet. We moeten beter uitgerust zijn met verbeterde regels. Het Duitse
voorzitterschap van de EU volgend jaar zal er in belangrijke mate toe kunnen
bijdragen dat op dit punt vooruitgang wordt geboekt.
Net als de instellingen moeten worden hervormd, zo moeten ook de economische
grondslagen voor ons succes worden gemoderniseerd. We investeren niet genoeg
in onderzoek en ontwikkeling of in onderwijs. We verliezen terrein op het gebied van
de meest geavanceerde hightechproducten. Onze bedrijven doen het goed in
landen waar de vraag gelijk blijft, maar in snel groeiende regio's, vooral in Azië, zou
het beter kunnen.
We weten wat er gedaan moet worden. We weten dat Europa niet een race naar de
bodem maar een race naar de top voor zich heeft. Dat betekent diversificatie,
specialisatie, innovatie en investering in onderwijs en onderzoek. Dat betekent dat
we ervoor moeten zorgen dat onze interne regels beter zijn afgestemd op de
internationale uitdagingen. Dat betekent ook, zoals ik al heb gezegd, een sterkere
interne markt. Onze prioriteiten moeten beter tot uiting komen in onze bestedingen
als Europese Unie en het is de taak van de Commissie daarbij voor te gaan en
hiervoor ideeën aan te reiken.
Ook moeten de sociale stelsels van Europa worden gemoderniseerd – ze moeten
worden aangepast aan een flexibeler, gevarieerder en langere loopbaan. Degenen
die bij de mondialisering aan het kortste eind trekken, moeten worden geholpen
door moderne bijstandsregelingen en onderwijs- en scholingssystemen. Op een
continent met een solide traditie van sociale bescherming is dat niet alleen nodig
voor de sociale rechtvaardigheid, maar ook om het politieke debat voor verandering
te winnen. We moeten daarbij echter de werknemers beschermen, niet individuele
banen of bedrijven, en we mogen onvermijdelijke veranderingen niet tegenhouden.
Anders dreigt stagnatie.
De WTO en Doha
Er is hierbij zowel een interne als een externe dimensie. Naast onze hervormingen
in Europa moeten we ook invloed uitoefenen op de krachten die buiten de Unie de
verandering sturen. Hervorming en een afwijzing van protectionisme op het
thuisfront moeten vergezeld gaan van een actieve inzet voor een open en eerlijk
handelssysteem op mondiaal niveau.
5
Het belangrijkste instrument om ervoor te zorgen dat de mondialisering billijke
voorwaarden voor iedereen schept, is het multilaterale handelssysteem en de
Doha-ronde. Het multilaterale systeem is de doeltreffendste en eerlijkste manier om
de handel uit te breiden en te beheersen. Het geeft de zwakkeren meer inspraak en
stelt de handel in dienst van de ontwikkeling. Door internationale regels is het voor
bedrijven gemakkelijker zaken te doen en ontstaat een multiplicatoreffect. Het
multilaterale
handelssysteem
vormt
de
basis
voor
alle
bilaterale
handelsbetrekkingen van Europa.
Europa zal het multilateralisme niet vaarwel zeggen. Daarom zijn wij bereid een
grote bijdrage te leveren – groter dan anderen – om de lopende ronde tot een
succes te maken. En daarom is het voor mij zo'n punt van zorg dat de
onderhandelingen in juli zijn afgebroken.
Een punt van zorg, want het gaat hierbij niet alleen om een gemiste kans voor groei
in de wereld en voor ontwikkeling. Dat is op zich al ernstig genoeg. Er bestaat
echter ook het risico dat een van de belangrijkste pijlers van het multilaterale
systeem ernstig wordt ondermijnd tenzij we de onderhandelingen snel weer vlot
trekken.
De Europese Unie heeft een centrale rol gespeeld bij de vooruitgang in de
onderhandelingen. Onze eensgezindheid en flexibiliteit waren ongeëvenaard. We
hebben het voortouw genomen bij compromissen die nodig waren om de discussie
op moeilijke momenten op gang te houden.
Niettemin bevinden we ons nu in een impasse. Natuurlijk zijn er vele stukjes nodig
voor een gezamenlijk slotakkoord. Op het ogenblik heeft de Verenigde Staten
echter het cruciale stukje in handen, namelijk de toezegging om de landbouwwet uit
2002 aanzienlijk te wijzigen en deze qua inhoud en reikwijdte op één lijn te brengen
met de hervorming die Europa sinds 2003 bezig is in te voeren. Ik heb begrip voor
de politieke factoren die de handelingsruimte van de Verenigde Staten beperken en
ik snap dat het voor hen belangrijk is dat anderen ook voldoende bijdragen. De EU
en VS hebben beide enorm belang bij deze ronde. Niemand verwacht dat de
landbouwwet volledig wordt teruggedraaid of wordt herschreven. Maar er is een
reële stap in de goede richting nodig om de onderhandelingen weer vlot te trekken.
Afgezien van de VS en de toezeggingen van de rest van ons op het gebied van de
landbouw is het natuurlijk ook nodig dat de G20-landen met een verreikender
aanbod voor de beperking van de rechten op industrieproducten komen, zodat
buitenlandse exporteurs werkelijk toegang tot nieuwe markten krijgen. We moeten
hierover constructief samenwerken. We moeten elkaar helpen vooruitgang te
boeken – als partners die hetzelfde doel nastreven.
De grote uitdagingen voor Europa
Om groei en werkgelegenheid in de EU te bereiken en ervoor te zorgen dat de
economische verandering zo veel mogelijk aan allen ten goede komt, kunnen we bij
ons streven naar opheffing van de vele handelsbelemmeringen van de 21e eeuw
voortbouwen op het werk van de WTO. We moeten daartoe welvaart en
capaciteitsopbouw door middel van bestaande en verbeterde programma's opnieuw
als onze doelstellingen onderschrijven en onze betrokkenheid verder vergroten
naarmate onze economische macht toeneemt. Op die manier zullen we ons wat ons
internationale concurrentievermogen betreft op de toekomst en niet op het verleden
richten.
6
De belangrijkste opkomende economieën volgen elk hun eigen weg. Elk moet aan
zijn eigen uitdagingen het hoofd bieden. Maar snelle integratie in het
wereldhandelssysteem houdt voor al deze landen de mogelijkheid van vooruitgang
in. Ze komen ook in een fase waarin er– terecht – meer van hen verwacht wordt.
China is waarschijnlijk de grootste uitdaging en tegelijk ook kans voor Europa in
verband met de economische mondialisering – de bron van een groot deel van de
wereldgroei en ook van de concurrentiedruk waaraan we zijn blootgesteld. Intern
ziet China zich voor enorme uitdagingen gesteld bij zijn pogingen zijn groei in stand
te houden, de dringende sociale problemen in het land op te lossen en aan de
groeiverwachtingen van de wereld te voldoen. We moeten China helpen aan deze
uitdagingen het hoofd te bieden en volledig in de wereldeconomie te integreren.
Anders zal de geschiedenis ons ongelijk geven.
We kunnen dat echter alleen op basis van wederkerigheid doen. We kunnen het
politieke debat voor openheid alleen winnen als duidelijk is dat China op zijn beurt
doet wat ervan verlangd wordt. Dat het handelsbelemmeringen wegneemt en zijn
markt geleidelijk voor anderen openstelt. Dat het de bescherming van intellectuele
eigendom verbetert. Dat het niet toegeeft aan de druk van een economisch
nationalisme dat van een China-eerst-optiek uitgaat. En dat het vorderingen maakt
op het gebied van bestuur, aansprakelijkheid, transparantie en eerbiediging van de
mensenrechten. Het huidige beeld is gemengd. De Europese Commissie zal dieper
hierop ingaan in haar China-strategie die zij vóór eind oktober zal voorleggen.
Europa moet dus haar betrokkenheid bij China en andere opkomende economieën
vergroten. We moeten kansen scheppen voor het Europese bedrijfsleven en helpen
de mondiale liberaliseringsdynamiek in stand te houden. Hervormers in de
opkomende economieën die de buitenlandse handel als drukmiddel willen
gebruiken om positieve veranderingen in hun land teweeg te brengen, moeten
worden gesteund. Die steun is gewoon nodig omdat de Europeanen van degenen
met wie zij handel drijven dezelfde openheid verwachten als zij zelf bieden.
Die openheid is niet meer een kwestie van douanetarieven alleen. De ernstigste
belemmeringen voor de Europese handel bevinden zich steeds vaker binnen de
grenzen,
in
het
land zelf.
Een ontoereikende bescherming
van
intellectuele-eigendomsrechten en octrooien. Markten die gesloten zijn voor
diensten en investeringen. Oneerlijke staatssteun die tot prijs- en
concurrentieverstoringen leidt. Markten voor overheidsopdrachten die in
tegenstelling tot die in Europa gesloten blijven voor eerlijke concurrentie.
We moeten ook kijken naar de instrumenten waarover we beschikken om oneerlijke
handel te bestrijden. Om meer steun voor eerlijke handel te krijgen, moeten we alle
gevallen van oneerlijke handel aanpakken. Maar door verschuivingen in de
wereldeconomie rijzen er een aantal lastige problemen in verband met de aanpak
van handelsverstoringen. Om banen te behouden en concurrerend te blijven,
besteden veel Europese producenten productiebewerkingen uit. Fabrikanten in de
Unie ondervinden steeds meer concurrentie van Europese distributeurs die buiten
de EU produceren. We kunnen alleen op deze veranderingen inspelen, als we erop
kunnen vertrouwen dat onze handelsbeschermingsinstrumenten en het gebruik dat
we ervan maken aan de nieuwe mondiale realiteit zijn aangepast.
Mijn ervaring in de afgelopen maanden wijst erop dat Europa verlamd kan raken
door tegenstrijdige belangen, tenzij we erin slagen overeenstemming over het
gebruik van deze noodzakelijke instrumenten te bereiken.
7
Het extern concurrentievermogen
Handel is de drijfveer voor economische verandering. Ons huidige handelsbeleid is
het punt waar ons intern en extern beleid samenkomen. Naarmate de scheidslijn
tussen onze interne en externe maatregelen vervaagt, moeten we de instrumenten
van het EU-handelsbeleid aan de nieuwe uitdagingen aanpassen, zodat meer
banen en kansen kunnen worden geschapen en onze partners op ons
gerechtvaardigd verzoek op hun beurt hun markt openstellen, waarvan zij ook zelf
de voordelen zullen ondervinden.
Begin oktober zal ik de Europese Commissie, de lidstaten en het Europees
Parlement voorstellen onze strategie betreffende ons extern concurrentievermogen
met het oog op de veranderende wereldeconomie te vernieuwen. Wat bedoelen we
met de externe aspecten van het concurrentievermogen? We bedoelen daarmee
dat concurrerende Europese bedrijven, gesteund door het juiste interne beleid,
toegang moeten hebben tot de wereldmarkt en er veilig zaken moeten kunnen
doen. Dat is ons doel. Zowel een concurrentievoordeel als een afzetmarkt zijn
vereist om succes te hebben.
De WTO moet de basis blijven voor mondiale liberalisering. Dat zal de kern van
onze strategie blijven. Dat neemt echter niet weg dat we verder moeten gaan dan
de huidige bilaterale vrijhandelsakkoorden van de EU en ons sterk moeten maken
voor nieuwe vrijhandelsakkoorden met groeimarkten, met name in Azië, zodat deze
markten meer worden opengesteld en er onder eerlijker voorwaarden handel kan
worden gedreven.
In de komende maanden zullen we uiteenzetten hoe we onze instrumenten zullen
aanpassen en vernieuwen om markten verder open te stellen. Daarbij zullen we ons
vermogen aanscherpen om nieuwe handelsbelemmeringen op belangrijke markten
en in belangrijke sectoren op te sporen en te verwijderen, of het daarbij nu gaat om
concurrentieregels, overheidsopdrachten, intellectuele-eigendomsrechten of
beperkingen van de handel in energiegoederen. Ook zullen we het klimaat niet uit
het oog verliezen, want groei kan alleen duurzaam zijn als de toenemende
problemen in verband met de klimaatverandering worden aangepakt.
Naast deze nieuwe agenda voor economische mondialisering moeten we ervoor
zorgen dat onze meest fundamentele handelsrelatie, die een hoeksteen van de
wereldeconomie is, namelijk onze betrekkingen met de VS, wordt versterkt door
een steeds grotere convergentie van de regels. We moeten blijven streven naar
stabilisatie van het Europese werelddeel door onze handelsbanden met
nabijgelegen landen, met name Rusland en Oekraïne, nauwer aan te halen. En
bovenal moeten we ervoor zorgen dat de handel in dienst van de ontwikkeling blijft
staan – door vooruitgang in verband met de ontwikkelingsdimensie van het Dohaoverleg of door economische partnerschapsovereenkomsten tussen de EU en
staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan. Op deze manier kan de
mondialisering op lange termijn een nuttig effect hebben en voor billijkheid zorgen.
Dit is een ambitieuze agenda, die nauwe samenwerking tussen de Commissie, de
lidstaten, het Europese bedrijfsleven en het maatschappelijk middenveld vereist.
We zullen niet alles bereiken. We moeten echter op duidelijker en realistische wijze
onze koers bepalen, zodat onze lidstaten en alle Europese burgers het gevoel
hebben dat zij ertoe doen, en we moeten hun angst voor het veranderende
economische landschap in de wereld wegnemen.
8
Conclusie
En daarmee ben ik weer terug bij het begin. Ik heb het vandaag gehad over enkele
van de grootste uitdagingen waarvoor Europa zich gesteld ziet. Maar ik heb er ook
op gewezen dat we de middelen om die uitdagingen aan te kunnen al grotendeels
in handen hebben. Bovenal beschikken we over iets waarover Winston Churchill
alleen maar kon dromen – de Europese Unie.
Als overtuigd Europeaan – zowel instinctief als uit ervaring – geloof ik dat elke
diagnose van de staat van Europa moet worden afgewogen tegen de visie van
september 1946. Met onze Unie kunnen we ons gelukkig prijzen –zij is een van de
beste redenen om onze toekomst met vertrouwen tegemoet te zien.
Het is onze taak om de visie van Churchill, een gemeenschappelijke Europese
toekomst, aan te passen aan het huidige mondiale tijdperk. Dat verlangen onze
burgers van ons en dat moeten we samen bereiken.
9
Download