Belangrijkste vragen over het onderhandelaarsakkoord

advertisement
Overzicht van de vragen antwoorden over Convenant Actieplan Leerkracht van Nederland
naar aanleiding van de gezamenlijke voorlichtingsbijeenkomsten van de PO-Raad en de
WvPO te Zwolle, Utrecht en Eindhoven.
Het budgettaire kader
V Is deze investeringsimpuls voldoende om de toenemende werkdruk als gevolg van het
lerarentekort en tekort aan schoolleiders weg te nemen?
A Nee, het onderhandelaarsakkoord over het Convenant moet uitdrukkelijk worden gezien als een stap
in de goede richting. Dit staat ook met zoveel worden in het Convenant: gesproken wordt over ‘een’
belangrijke stap in de verlaging van de werkdruk. De WvPO en de PO-raad zullen de komende jaren
druk blijven uitoefenen op ‘politiek Den Haag’, de Minister en de Staatssecretaris om extra in het
basisonderwijs te blijven investeren. Daarnaast zal moeten worden geïnvesteerd in het versterken van
de wervingskracht van de sector.
V Hoeveel ruimte had het PO om te onderhandelen?
A Het PO had een eigen budgettair kader. De Minister van Onderwijs had voor vier onderwijssectoren
(PO, VO, MBO en HBO) in totaal € 1,1 mld additionele middelen beschikbaar. Op voorhand had hij
beleidskeuzes gemaakt ten aanzien van de verdeling van deze middelen over deze vier sectoren. Eén
van de keuzes was om de sector VO, waar de problematiek van het lerarentekort het meest nijpend is,
de meeste middelen toe te kennen. In een overleg van de Minister met de voorzitters van de vier
werkgeversorganisaties is vervolgens besloten onderling niet te schuiven met de budgetten van de
sectoren.
V Om welk bedrag gaat het?
A Het bedrag voor een betere beloning bedraagt in 2009 in totaal € 122 mln en loopt op tot
€ 288 mln in 2020. Het oorspronkelijke voorstel om de carrièrelijnen van 18 naar 12 tredes in te
korten, hebben werkgevers beperkt tot 15 tredes. De middelen die daarmee werden vrijgespeeld,
konden worden toegevoegd aan de functiemix, waardoor het percentage van 28% kon worden
verhoogd naar 40%. Daarbij komt een investering van € 20 mln structureel ten behoeve van
ondersteunend personeel. Ook zijn voor het PO middelen gereserveerd binnen het budget voor het
landelijke scholingsfonds. Het totale bedrag voor het PO komt daarmee op ca. € 350 mln.
V Waarom is die betere beloning niet eenduidig geregeld voor alle functiecategorieën?
A In het Convenant staat het beroep van de leraar centraal, vanwege het (dreigend) lerarentekort.
Bekend is dat steeds minder jongeren voor dit beroep kiezen, onder andere vanwege het gebrek aan
carrièreperspectief. Het opplussen van salarissen kost in de regel veel geld; toelagen zijn doorgaans
goedkoper. Vanwege het beperkte budgettaire kader is ervoor gekozen vooral te investeren in meer
leraren in een LB-functie. Voor de directeuren is aansluiting gezocht bij de systematiek van het enkele
jaren geleden afgesloten Convenant beloning schoolleiders. Bij de Adjunct-directeuren is gekozen voor
het op termijn afschaffen van de AA-functie, omdat in de praktijk is gebleken dat een AA-functie
steeds moeilijker is in te vullen.
Scholingfonds
V Hoe valt een individueel trekkingsrecht van het scholingsfonds te rijmen met de
inspanningen van de werkgevers om scholing van hun werknemers te koppelen aan de
organisatiedoelstelling?
A Het landelijke scholingsfonds met individueel trekkingsrecht bestemd voor leraren die een hoger
kwalificatieniveau willen behalen, was de uitdrukkelijke wens van de Minister van Onderwijs.
Werkgevers hadden liever gezien dat de daarvoor gereserveerde middelen waren toegevoegd aan de
lumpsum, zodat zij binnen het scholingsbeleid van de instelling zelf keuzes hadden kunnen maken. Dit
bleek echter geen optie. Als winstpunt geldt dat deze subsidie zich niet alleen uitstrekt over de
opleidingskosten, maar ook over de vervangingskosten van de leraar, die met studieverlof is. De
planning van het studieverlof als zodanig is onderwerp van overleg tussen de leraar en zijn werkgever.
Professioneel statuut
V Hoe gaat het professioneel statuut er uit zien?
A Het professioneel statuut kan worden vergeleken met het managementstatuut. Het regelt de
verhouding leraar – schooldirecteur/werkgever. Hiertoe zal een modelstatuut met de hoofdlijnen
worden uitwerkt. Daarbij gaat het om het creëren van professionele ruimte voor de leraar in de
dagelijkse onderwijspraktijk, en wel passend binnen de beleidskaders van de school. Werkgevers
hebben afgesproken dat meer ruimte betekent dat over de invulling daarvan verantwoording zal
moeten worden afgelegd. Ook is afgesproken dat de monitoring hiervan door de onderwijsinspectie
beperkt blijft tot rapportage.
Meer loopbaanmogelijkheden voor leraren: de functiemix.
V Wordt in Fuwa PO een specifieke LB-functie opgenomen, waarin de complexiteit van deze
functie wordt beschreven?
A In Fuwa PO zal een voorbeeldfunctie LB worden opgenomen. Dit wordt een brede LB-functie, waarin
meerdere specialistische elementen zijn ondergebracht. De huidige voorbeeldfunctie seniorleraar
wordt hiertoe aangepast. Voor het speciaalonderwijs wordt in Fuwa PO een vergelijkbare
2
voorbeeldfunctie op LC-niveau beschreven. Zoals bekend zijn schoolbesturen vrij in het al dan niet
gebruik maken van voorbeeldfuncties. Het is uiteraard ook mogelijk zelf een functiebeschrijving te
maken. Deze dient dan wel te worden gewaardeerd volgens FUWA PO.
V Schoolbesturen zijn verplicht om op bestuursniveau 40% en op schoolniveau 30% in de
functie LB te benoemen. Geldt dat ook bij terugloop van het leerlingenaantal?
A Ja, maar er is ook enige ruimte. Het Convenant noemt 2 percentages: 40% op bestuursniveau en
30% op schoolniveau, bestaande LB-functies inbegrepen. Dit impliceert een bandbreedte, die per
school kan variëren van 35 – 45% Er zal nog worden uitgezocht of de regeling van het
Participatiefonds geen beletselen bevat om deze percentages te realiseren. Verder is het mogelijk om
met de PGMR af te spreken dat het aantal LC-functies budgettair neutraal worden omgeruild voor
meer LB-functies (basisonderwijs) respectievelijk LD- en LE-functies voor meer LC-functies (speciaal
onderwijs). Niet toegestaan is om LB- of LD/LE-functies in te ruilen voor OOP-functies.
V De definitie van de leraar als “degene die voor de helft of meer van de 930 lesuren per
schooljaar lesgeeft” sluit IB-ers zonder lesgevende taken uit. Klopt dat?
A Ja, dat klopt. De extra investering is expliciet bestemd voor het opwaarderen van de LB-functie en
deze meer onderscheidend te maken ten opzichte van de LA-functie. Overigens zonder dat dit leidt tot
een uitholling van de LA-functie. Waar het in de functiemix vooral om gaat is te komen tot
differentiatie in de taken van de leraar die voor de groep staat en niet om een mix met functies,
waarbij werknemers zijn vrij geroosterd van lesgevende taken. Schoolbesturen zijn uiteraard vrij om
uit de reguliere middelen andere LB-functies in hun functiegebouw op te nemen. Deze gerichtheid op
het lerarenberoep is overigens ook de reden dat het onderhandelaarsakkoord geen maatregelen bevat
voor OOP-ers.
V Werkgevers moeten bijdragen aan de realisatie van de functiemix, die oploopt tot 10% in
2014. Betekent dit dat de werkgeversbijdrage een voorwaarde is voor het verkrijgen van
extra middelen uit het Convenant?
A Nee, de werkgeversbijdrage is geen voorwaarde voor het verkrijgen van middelen uit het
Convenant. Deze worden in elk geval toegekend. Wel bepalend voor de toekenning is of op
sectorniveau de functiemix wordt behaald. Er zullen nadere afspraken worden gemaakt over de
daarbij te hanteren bandbreedte.
3
Bapo
V De bezuiniging van € 50 mln op de BAPO, die de Minister had voorgesteld, is van tafel
gegaan. Blijft nu alles bij het oude?
A Nee, werkgevers willen bij de onderhandelingen over de CAO PO per 1 januari 2009 samen met
werknemers kijken hoe de Baporegeling zo kan worden omgevormd dat alle leeftijdscohorten ervan
kunnen profiteren. Gezien de te verwachte tekorten op de onderwijsarbeidsmarkt is het juist wenselijk
om ouderen voor de groep te behouden in plaats van hen vrij te roosteren om Bapoverlof te genieten.
Om die reden was het van belang de € 50 mln die als bezuiniging moest worden ingeboekt voor de
sector te behouden en met het schrappen van die bezuiniging in te stemmen. Overigens heeft de
Minister vanwege het niet kunnen inboeken van de bezuinigingen op de Bapo het totale budget voor
alle sectoren met € 100 mln verlaagd naar € 1,0 mld.
Ingangsdata
V Wat is het tijdpad voor de verschillende maatregelen van het Akkoord?

Carrièrelijnen
Per 1 januari 2009: aantal tredes per schaal terug van 18 naar 17
Per 1 januari 2010: aantal tredes per schaal terug van 17 naar 16
Per 1 januari 2011: aantal tredes per schaal terug van 16 naar 15

Toelage schooldirecteuren van € 275 bruto p/m
Per 1 januari 2009 (toekenning van € 275 per school).

Schrappen AA-schaal voor adjuncten
Vanaf 1 augustus 2010

Functiemix
Start op 1 augustus 2010 (gefaseerde invoering).
Op 1 augustus 2014: realisatie van 40% LB-functies op bestuursniveau.

Scholingsfonds
Per 1 januari 2009

Loonkostensubsidie ondersteunend personeel basisonderwijs
1 mei 2008: publicatie van de regeling via CFI en het ministerie van Onderwijs
1 mei 2008: inwerkingtreding regeling
v.a. 15 mei t/m 30 juni 2008: aanvraagformulier beschikbaar + subsidieaanvragen.
augustus 2008: beslissing over de toekenning.
Utrecht, 29 april 2008
4
5
Download