Vergoeding van werkgerelateerd psychisch letsel

advertisement
‘Vergoeding van werkgerelateerd
psychisch letsel door de werkgever’
In hoeverre hebben werknemers recht op schadevergoeding van de
werkgever bij werkgerelateerde psychische schade?
Masterscriptie Auteur: V. Georgiev
Studentnummer: 10002198
Scriptiebegeleider: mr. A.V.T. de Bie
Datum: September 2015
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Probleemstelling en opzet
1.3 Cijfers omtrent psychisch letsel
3
3
4
5
Hoofdstuk 2 Soorten psychische ziekten
2.1 Inleiding
2.2 Psychische ziekten
2.2.1 Posttraumatische stress stoornis
2.2.2 Burn-out en overspannenheid
2.3 Conclusie
7
7
7
7
8
8
Hoofdstuk 3 Geschreven normen ten aanzien van psychisch letsel
3.1 Inleiding
3.2 Arbeidsomstandighedenwet
3.3 Arbobesluit
3.4 Arbeidstijdenwet
3.5 Cao’s
3.6 Conclusie
10
10
10
12
13
13
13
Hoofdstuk 4 Vergoeding van psychische schade door de werkgever
4.1 Inleiding
4.2 Werkgeversaansprakelijkheid en psychisch letsel op grond van artikel 7:658 BW
4.3 De zorgplicht en artikel 7:658 BW
4.4 Causaal verband en artikel 7:658 BW
4.6 Proportionele aansprakelijkheid
4.7 De verdeling van stelplicht en bewijslast in geval van psychisch letsel
4.8 Artikel 7:611 BW
4.10 Toerekening
4.11 Schade
4.11.1 Materiële schade
4.11.2 Immateriële schade
14
14
14
17
19
22
24
25
26
27
28
28
Hoofdstuk 5 Conclusie
29
Literatuurlijst
31
Jurisprudentie
34
2
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Psychische aandoeningen zijn tegenwoordig de belangrijkste oorzaak van
arbeidsongeschiktheid en verzuim. Slechte arbeidsomstandigheden kunnen
ervoor zorgen dat werknemers last krijgen van psychische klachten, zoals
bijvoorbeeld een burn-out of overspannenheid. Burn-out klachten zijn meteen
de grootste oorzaak van arbeidsongeschiktheid en ziekteverzuim. In 2012 had
bijna 13% van alle werknemers in Nederland burn-outklachten.1
In de grafiek op de volgende bladzijde ziet men het aantal nieuwe en beëindigde
arbeidsongeschiktheidsuitkeringen in 2011 naar uitkeringssoort. Er zijn twee
soorten WIA uitkeringen, namelijk de WGA uitkering en de IVA uitkering.
Werknemers die gedeeltelijk arbeidsongeschikt zijn, krijgen de Werkhervatting
Gedeeltelijk Arbeidsongeschikten (hierna: WGA) en werknemers die volledig
arbeidsongeschikt zijn de Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten
(hierna: IVA). De WAO uitkering is een arbeidsongeschiktheidsuitkering en is
een regeling die geldt voor werknemers die vóór 1 januari 2004 langdurig ziek
zijn geworden en arbeidsongeschikt zijn verklaard voor minimaal 15%.
Uit de grafiek op de volgende bladzijde blijkt dat een psychische stoornis de
meest voorkomende reden is voor een nieuwe arbeidsongeschiktheidsuitkering.
43% van alle nieuwe WGA uitkeringen en 17% van alle IVA uitkeringen in 2011
hebben psychische klachten als oorzaak. Omdat dit een grote maatschappelijke
kwestie is, met verstrekkende gevolgen voor de werknemer, wordt in deze
scriptie onderzocht wat de mogelijkheden zijn voor de werknemer om
werkgerelateerde schade (gedeeltelijk) vergoed te krijgen.
1
Douwes e.a. 2012, p. 8.
3
2
1.2 Probleemstelling en opzet
De probleemstelling die centraal staat in deze scriptie luidt: ‘In hoeverre hebben
werknemers recht op schadevergoeding van de werkgever bij werkgerelateerde
psychische schade?’
In paragraaf 1.3 worden de cijfers kenbaar gemaakt omtrent psychische schade.
Hoofdstuk 2 wordt gewijd aan de verschillende soorten werkgerelateerde
psychische schade.
In hoofdstuk 3 worden de geschreven normen genoemd, welke de werkgever
verplicht tot het voorkomen en bestrijden van psychisch letsel bij de werknemer.
Vervolgens wordt in hoofdstuk 4 kenbaar gemaakt hoe men psychische schade
vergoed kan krijgen op grond van artikel 7:611 BW en 7:658 BW.
Tot slot volgt de conclusie in hoofdstuk 5 met een antwoord op de
probleemstelling.
2
Douwes e.a. 2012, p. 44.
4
1.3 Cijfers omtrent psychisch letsel
Aan de hand van cijfers wordt nu een beeld geschetst van de omvang van de
problematiek in onze huidige maatschappij inzake werkgerelateerd psychisch
letsel. Werkgerelateerde psychische schade is tegenwoordig de meest
voorkomende beroepsziekte. Voornamelijk burn-out en overspannenheid komen
veelvuldig voor.3
19% van alle meldingen aan het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten
(NCvB) in 2012 inzake beroepsziekten waren werkgerelateerde, psychische
aandoeningen.4 Het exacte aantal kwam in 2012 uit op 1197 meldingen. Als men
de bouwsector niet meerekent, dan zijn 47% van de meldingen psychische
aandoeningen. Als men kijkt naar een populatieomvang van meer dan 20.000
werknemers, dan kwamen de meeste meldingen uit het onderwijs, defensie, en
‘vervoer en opslag.’ Indien men kijkt naar kleinere populaties, dan komen de
meeste meldingen uit de sectoren ‘informatie en communicatie’ en ‘kunst,
amusement en recreatie.’ De oorzaken van burn-out, overspannenheid en
depressie waren voornamelijk de problematische werkinhoud en problemen
tussen de werknemers onderling. In 2012 hielden 107 meldingen verband met
een Posttraumatische Stress Stoornis (PTSS). De meest voorkomende oorzaken
van PTSS waren agressie-incidenten en aanwezigheid bij ongevallen.
In de volgende twee grafieken ziet men dat de meeste meldingen bestaan uit
burn-out en overspannenheid, namelijk 915 meldingen van alle meldingen
(76%) in 2012. In de voorgaande jaren schommelde dit percentage tussen de
76% en 79%.
Aantal meldingen van 2009 t/m 2012 inzake burn-outs
en overspannenheid
1200
1000
800
Burn-out en
overspannenheid
600
400
200
0
2009
2010
2011
2012
Douwes e.a. 2012, p. 43.
Van der Molen e.a. 2013, p. 13-15.
5 Van der Molen e.a. 2013, p. 14.
3
4
5
5
Op de tweede plek van meest voorkomende werkgerelateerde, psychische
aandoeningen staat PTSS (zie volgende grafiek). In 2012 werden hier 107
meldingen van gedaan (9%). Dit percentage was in 2009, 2010 en 2011, 7% van
alle meldingen.
Na PTSS volgt depressie met 50 meldingen (4%). In de voorgaande jaren
schommelde dit percentage tussen de 5% en 7% van alle meldingen.
Aantal meldingen van 2009 t/m 2012 inzake depressie
en PTSS
120
100
80
Depressie
60
PTSS
40
20
0
2009
2010
2011
2012
6
De Kerncijfers beroepsziekten 2013 maakt ook een onderscheid tussen
meldingen van mannen en vrouwen. In 2012 was 53% van alle meldingen
afkomstig van mannen. Van deze mannen was eveneens 53% jonger dan 51 jaar.
Bij de vrouwen die een melding maakten, was maar liefst 69% jonger dan 51
jaar.7
Tot slot blijkt uit de Kerncijfers dat 19% van alle meldingen in 2012
werkgebonden psychische aandoeningen zijn. Er kan dus worden geconcludeerd
dat werkgerelateerde psychische aandoeningen een groot maatschappelijk
probleem is.
6
7
Van der Molen e.a. 2013, p. 14.
Van der Molen e.a. 2013, p. 15.
6
Hoofdstuk 2 Soorten psychische ziekten
2.1 Inleiding
Dit hoofdstuk zal ingaan op de medische aspecten van psychische ziekten. Ik zal
daarom de meest voorkomende psychische ziekten benoemen als gevolg van
werkgerelateerde factoren, zodat men goed in kan zien wat er wordt verstaan
onder werkgerelateerde psychische schade.
2.2 Psychische ziekten
Wanneer een Arbo-arts vaststelt dat een werknemer aan een beroepsziekte lijdt,
is hij verplicht dit aan het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten (NCvB) te
melden op grond van artikel 9 lid 2 Arbowet.
Het NCvB is een landelijk kennisinstituut welke gegevens verzamelt over
beroepsziekten om hiermee beleidsmakers en professionals te ondersteunen bij
het voorkomen van beroepsziekten en beperking van de gevolgen ervan.8 Met
het oog op deze meldingen van Arbo-artsen zijn voor een aantal beroepsziekten
registratierichtlijnen opgesteld door het NCvB. In deze richtlijnen kan men
informatie vinden over diagnostiek en meldingscriteria. Deze
registratierichtlijnen kunnen niet alleen door Arbo-artsen maar ook door andere
artsen en niet-medici gebruikt worden om te beoordelen of een werknemer lijdt
aan een beroepsziekte. De Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en
Bedrijfsgeneeskunde (NVAB)9 heeft een richtlijn opgesteld waarmee psychische
klachten kunnen worden gediagnostiseerd en behandeld, omdat veel
bedrijfsartsen worden geconfronteerd met werknemers die lijden aan deze
klachten. Deze richtlijn helpt bedrijfsartsen dus bij hun werk.
Aan de hand van deze registratierichtlijnen zal ik de meest voorkomende
werkgerelateerde psychische ziekten nader toelichten.
2.2.1 Posttraumatische stress stoornis
Een posttraumatische stress stoornis, oftewel PTSS, is een psychische ziekte
welke veroorzaakt wordt door een traumatische of schokkende gebeurtenis.10
Deze beroepsziekte kan men ook terugvinden in het overzicht van
beroepsziekten van het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten.11 Het is
volgens deze richtlijn belangrijk dat voor een diagnose PTSS de werknemer een
traumatische gebeurtenis heeft meegemaakt. Een dergelijke traumatische
ervaring is een gebeurtenis die een ernstige verwonding of zelfs een dreigende
dood met zich meebrengt. Tevens kan het een gebeurtenis zijn die een
bedreiging is voor de lichamelijke integriteit, zoals verkrachting.
Wanneer de klachten minimaal een maand bestaan, is sprake van PTSS.
Lindenbergh 2009, p. 34.
Van der Molen e.a. 2013, p. 25.
10 Vegter 2005, p. 73
11 NCvB 2011, p. 3.
8
9
7
Er is sprake van een Acute Stress Stoornis, oftewel ASS, wanneer de klachten
korter dan een maand bestaan.12
2.2.2 Burn-out en overspannenheid
Wanneer een werknemer al meer dan een jaar last heeft van emotionele
uitputting, distantie ten opzichte van werk en een verminderd gevoel van
competentie is sprake van een burn-out.13 Volgens het NCvB kunnen tevens de
volgende symptomen van burn-out voorkomen: concentratieproblemen,
vergeetachtigheid, interesseverlies, emotionele labiliteit, vermoeidheid,
slaapproblemen en prikkelbaarheid.14
Tevens zijn er werknemers die last hebben van overspannenheid door werk.
Deze werknemers hebben dezelfde symptomen als werknemers waarvan
vastgesteld is dat ze een burn-out hebben. Het grootste verschil tussen
overspannenheid en burn-out is dat werknemers met overspannenheid redelijk
snel herstellen. De meeste mensen die overspannen zijn, kunnen binnen een
paar weken weer aan de slag. Bij burn-out kan de uitputting soms wel tot vier
jaar duren, wat gepaard gaat met chronische klachten.
2.2.3 Beroepsgebonden depressie
Beroepsgebonden depressie kan worden veroorzaakt door belastende
psychische omstandigheden op het werk. Er is onderzocht dat de volgende
psychosociale factoren op het werk kunnen zorgen voor het ontstaan van
depressie: een te hoge werkdruk, slechte controle over werktempo, pesten en/of
discriminatie op het werk, het meemaken van stressvolle gebeurtenissen op het
werk, weinig sociale ondersteuning en het verrichten van werk dat niet bij de
persoonlijkheid past. Slechts van de laatste twee factoren is onderzocht dat deze
een bijdrage leveren aan het ontstaan van beroepsgebonden depressie.15 De
meest voorkomende symptomen van depressie zijn somberheid en geen plezier
meer beleven in het werk.
2.3 Conclusie
Uit de eerder vermelde genoemde psychische ziekten die veelvoorkomend zijn
bij werknemers en door het werk veroorzaakt kunnen worden, blijkt dat de
ziekten allemaal een gemeenschappelijk kenmerk hebben, namelijk stress.
Bij PTSS en ASS wordt de stress veroorzaakt door een traumatische gebeurtenis.
Een burn-out wordt onder andere veroorzaakt doordat de balans tussen stress
en het verwerkingsvermogen weg is. Ook een depressie kan ontstaan door
stressveroorzakende factoren.
NCvB 2011, p. 4.
Sorgdrager 2013, p. 17.
14 NCvB 2009, p. 3.
15 NCvB 2010, p. 3.
12
13
8
Wanneer de bovenstaande psychische ziekten hun oorzaak vinden in het werk
noemt men dit werkgerelateerde schade. De werknemers kunnen in geval van
deze schade de werkgever aansprakelijk stellen. Aangezien de werknemers door
deze psychische ziekten gedeeltelijk of geheel arbeidsongeschikt kunnen raken
en daardoor hun huidige functies niet meer kunnen uitoefenen of überhaupt
nooit meer kunnen werken, is sprake van een grote maatschappelijke kwestie.
9
Hoofdstuk 3 Geschreven normen ten aanzien van psychisch
letsel
3.1 Inleiding
In dit hoofdstuk worden de geschreven normen uit de wet en cao behandeld,
waaraan de werkgever moet voldoen, om de werknemer te beschermen tegen
werkgerelateerde psychische schade. Ik zal een selectie maken van de meest
voorkomende en belangrijkste verplichtingen die de werkgever heeft ten
opzichte van de werknemer.
3.2 Arbeidsomstandighedenwet
De arbeidsomstandighedenwet, kortweg Arbowet, is de belangrijkste wet als het
gaat om geschreven verplichtingen ten aanzien van het beschermen van
werknemers tegen psychische ziekten en andere ziekten.16 De Arbowet regelt
vele zaken omtrent een gezonde en veilige werkplek. Hiervoor zijn passende
arbeidsomstandigheden een belangrijke voorwaarde. Niet alleen de werkgever
maar ook de werknemer is verantwoordelijk voor die gezonde en veilige
werkplek. De werkgever is verplicht bij te dragen aan een veilige en gezonde
werkplek. Van de werknemer wordt tevens verwacht dat hij zijn
werkzaamheden op een veilige manier verricht. Hiermee zorgen de werkgever
en werknemer samen voor goede arbeidsomstandigheden zodat er gewerkt kan
worden zonder dat er psychische of fysieke schade opgelopen zal worden.
Artikel 3 van de Arbowet is een belangrijk artikel als het gaat om
werkgerelateerde psychische schade, zie hieronder:
Artikel 3
1. De werkgever zorgt voor de veiligheid en de gezondheid van de
werknemers inzake alle met de arbeid verbonden aspecten en voert
daartoe een beleid dat is gericht op zo goed mogelijke
arbeidsomstandigheden, waarbij hij, gelet op de stand van de wetenschap
en professionele dienstverlening, het volgende in acht neemt:
a. tenzij dit redelijkerwijs niet kan worden gevergd organiseert de
werkgever de arbeid zodanig dat daarvan geen nadelige invloed uitgaat
op de veiligheid en de gezondheid van de werknemer;
b. tenzij dit redelijkerwijs niet kan worden gevergd worden de gevaren en
risico's voor de veiligheid of de gezondheid van de werknemer zoveel
mogelijk in eerste aanleg bij de bron daarvan voorkomen of beperkt; naar
de mate waarin dergelijke gevaren en risico's niet bij de bron kunnen
worden voorkomen of beperkt, worden daartoe andere doeltreffende
maatregelen getroffen waarbij maatregelen gericht op collectieve
bescherming voorrang hebben boven maatregelen gericht op individuele
bescherming;
16
Vegter 2005 p. 52-53.
10
slechts indien redelijkerwijs niet kan worden gevergd dat maatregelen
worden getroffen die zijn gericht op individuele bescherming, worden
doeltreffende en passende persoonlijke beschermingsmiddelen aan de
werknemer ter beschikking gesteld;
c. de inrichting van de arbeidsplaatsen, de werkmethoden en de bij de
arbeid gebruikte arbeidsmiddelen alsmede de arbeidsinhoud worden
zoveel als redelijkerwijs kan worden gevergd aan de persoonlijke
eigenschappen van werknemers aangepast;
d. monotone en tempogebonden arbeid wordt, zoveel als redelijkerwijs
kan worden gevergd, vermeden dan wel, indien dat niet mogelijk is,
beperkt;
e. doeltreffende maatregelen worden getroffen op het gebied van de
eerste hulp bij ongevallen, de brandbestrijding en de evacuatie van
werknemers en andere aanwezige personen, en doeltreffende
verbindingen worden onderhouden met de desbetreffende externe
hulpverleningsorganisaties;
f. elke werknemer moet bij ernstig en onmiddellijk gevaar voor zijn eigen
veiligheid of die van anderen, rekening houdend met zijn technische
kennis en middelen, de nodige passende maatregelen kunnen nemen om
de gevolgen van een dergelijk gevaar te voorkomen, waarbij artikel 29,
eerste lid, derde zin, van overeenkomstige toepassing is.
2. De werkgever voert, binnen het algemeen
arbeidsomstandighedenbeleid, een beleid gericht op voorkoming en
indien dat niet mogelijk is beperking van psychosociale arbeidsbelasting.
3. Ter uitvoering van het eerste lid draagt de werkgever zorg voor een
goede verdeling van bevoegdheden en verantwoordelijkheden tussen de
bij de werkgever werkzame personen, waarbij hij rekening houdt met de
bekwaamheden van de werknemers.
4. De werkgever toetst het arbeidsomstandighedenbeleid regelmatig aan
de ervaringen die daarmee zijn opgedaan en past de maatregelen aan zo
dikwijls als de daarmee opgedane ervaring daartoe aanleiding geeft. 17
Dit artikel geeft een algemene verplichting aan de werkgever om te zorgen voor
een veilige en gezonde werkplek voor de werknemer door het werk zo veel
mogelijk aan te passen aan de persoonlijke eigenschappen van de werknemer.
Uit artikel 3 lid 1 sub c blijkt deze aanpassing aan de persoonlijke eigenschappen
van de werknemers. De memorie van toelichting op de Arbowet voegt hieraan
toe dat er met name gedoeld wordt op het zorgen voor voldoende evenwicht
tussen belasting en belastbaarheid in psychische en fysieke zin.18
Artikel 3 lid 1 sub d heeft ook betrekking op voorkoming van psychische schade.
Dit artikel duidt er namelijk op dat de werkgever monotone of tempogebonden
arbeid zoveel mogelijk moet beperken, dan wel moet vermijden. Uit de memorie
van toelichting en uit onderzoek blijkt dat monotoon werk demotiverend kan
werken en stress kan veroorzaken.19
In art. 3 Arbowet.
Kamerstukken II 1997/1998, 25879, 3, p. 37.
19 Kamerstukken II 1978/79, 14497, 5, p. 9.
17
18
11
Lid 2 van het bovenstaande artikel is het belangrijkste artikel inzake
bescherming van werknemers tegen psychische schade. Volgens dit lid is de
werkgever verplicht een beleid te voeren dat gericht is op voorkoming van
psychosociale arbeidsbelasting (PSA). Indien dit onmogelijk is dient de
werkgever deze PSA te beperken. De definitie van PSA is te vinden in artikel 1 lid
3 sub e van de Arbowet en is gedefinieerd als: de factoren seksuele intimidatie,
agressie en geweld, pesten en werkdruk, die stress veroorzaken in de
arbeidssituatie.20
De werkgever kan deze psychosociale arbeidsbelasting voorkomen of beperken
door het vastleggen van de risico’s die de arbeid voor de werknemers met zich
mee brengt in een risico-inventarisatie en –evaluatie (RI&E). Dit is geregeld in
artikel 5 Arbowet. Alle bedrijven worden door middel van deze inventarisatie en
evaluatie verplicht een onderzoek in te stellen naar de risico’s voor de
gezondheid en veiligheid van hun werknemers.21
Verder is artikel 8 van de Arbowet ook een bepaling welke ontstaan is mede met
het oog op geestelijk letsel van de werknemers. Dit artikel duidt erop dat de
werkgever een informatieverplichting heeft tegenover de werknemer over de
werkzaamheden en de bijbehorende risico’s, alsmede over maatregelen die
kunnen worden getroffen deze risico’s te beperken of in zijn geheel te
voorkomen. Dit doet de werkgever bij de eerste keer dat een werknemer aan zijn
werkzaamheden begint en wanneer er wijzigingen optreden of op andere
momenten wanneer voorlichting noodzakelijk is.22
Kortom, de Arbowet bevat belangrijke verplichtingen voor de werkgever. Echter
zijn deze verplichtingen wel algemeen van aard. In de volgende paragrafen
wordt er meer informatie gegeven over het Arbeidsomstandighedenbesluit en de
Arbeidsomstandighedenregeling (arboregeling). Deze regelingen zijn
uitwerkingen van de Arbowet.
3.3 Arbobesluit
In het Arbobesluit wordt de Arbowet uitgewerkt. Hierin kan men de verplichte
regels vinden om arbeidsrisico’s voor de werknemer zoveel mogelijk tegen te
gaan. Een voorbeeld van een artikel dat betrekking heeft tot voorkoming van
psychische schade is artikel 2.15 Arbobesluit. Het artikel behelst maatregelen ter
voorkoming of beperking van PSA. Dit artikel werkt de RI&E uit artikel 5
Arbowet uit met betrekking tot PSA en heeft tot doel dat de werkgever het PSAbeleid toepast op zijn eigen bedrijf.
Een concreter artikel met betrekking tot voorkoming van psychische schade is
artikel 5.9 Arbobesluit. Op grond van dit artikel wordt voorgeschreven dat in de
RI&E in artikel 5 Arbowet aandacht besteed moet worden aan de gevaren van
fysieke en psychische belasting als gevolg van arbeid aan een beeldscherm.
Hofsteenge & Van Drongelen 2006, p. 47.
Verbeek & Smits 2005, p. 79.
22 Kamerstukken II 1997/1998, 25879, 3, p. 35 (MvT).
20
21
12
Verder moeten er ook doeltreffende maatregelen worden genomen om deze
gevaren te beperken of te voorkomen.
3.4 Arbeidstijdenwet
Het doel van de Arbeidstijdenwet is hetzelfde als die van de Arbowet, namelijk
het zorgen voor het welzijn van de werknemer en een veilige en gezonde
werkplek. Deze wet regelt het maximum aantal uren dat een werknemer per dag
of periode toegestaan is te werken. Verder zijn er verschillende regelingen voor
pauzes of minimale rusttijden. Bovendien is deze wet in het leven geroepen om
de combinatie van werk en verantwoordelijkheden naast het werk van de
werknemers makkelijker te maken.23
3.5 Cao’s
Geschreven normen welke de werkgever verplichten de werknemer te
beschermen tegen psychische ziekte kan men tevens vinden in cao’s.24 Een cao is
een schriftelijke overeenkomst welke afgesloten wordt door één of meer
werkgevers, één of meer werkgeversorganisaties of één of meer
werknemersorganisaties.25 Hierin staan bepalingen over de
arbeidsvoorwaarden, zoals pensioen, werktijden en/of proeftijd. In de
Arbobalans van 2009 kan men zien dat Houtkoop een onderzoek heeft gedaan
naar de afspraken die gemaakt zijn in een steekproef van 115 cao’s uit de sector
Industrie.26 62% van alle 115 onderzochte cao’s welke van toepassing is op 52%
van de werknemers heeft minimaal één beding inzake de verbetering van de
arbeidsomstandigheden van de werknemer.27
Bovendien komen afspraken over psychosociale arbeidsbelasting in cao’s bijna
het meest voor met 50% van de 58 onderzochte cao’s.28
3.6 Conclusie
Kortom, er zijn erg veel geschreven normen ten aanzien van werkgerelateerde
psychische schade die algemeen van aard zijn. Een overkoepelende verplichting
die voortkomt uit deze normen is dat de werkgever moet zorgen voor goede
arbeidsomstandigheden en dus ook psychisch letsel van werknemers moet
voorkomen of beperken.
Vegter 2005, p. 56.
Vegter 2005 p. 59.
25 In artikel 1 lid 1 Wet CAO.
26 Hesselink e.a. 2009, p. 103
27 Houtkoop 2009, p. I.
28 Houtkoop 2009, p. III.
23
24
13
Hoofdstuk 4 Vergoeding van psychische schade door de
werkgever
4.1 Inleiding
Er zijn twee manieren om een werkgever aansprakelijk te stellen voor
werkgerelateerd psychisch letsel, namelijk via artikel 7:658 BW of artikel 7:611
BW. Artikel 7:658 BW bevat de regel inzake de zorgplicht van de werkgever voor
een veilige en gezonde werkplek. In artikel 7:611 BW kan men de norm vinden
van het goed werkgeverschap.
4.2 Werkgeversaansprakelijkheid en psychisch letsel op grond van artikel
7:658 BW
Artikel 7:658 BW luidt:
1.De werkgever is verplicht de lokalen, werktuigen en gereedschappen
waarin of waarmee hij de arbeid doet verrichten, op zodanige wijze in te
richten en te onderhouden alsmede voor het verrichten van de arbeid
zodanige maatregelen te treffen en aanwijzingen te verstrekken als
redelijkerwijs nodig is om te voorkomen dat de werknemer in de
uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt.
2.De werkgever is jegens de werknemer aansprakelijk voor de schade
die de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden lijdt, tenzij
hij aantoont dat hij de in lid 1 genoemde verplichtingen is nagekomen of
dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste
roekeloosheid van de werknemer.
3.Van de leden 1 en 2 en van hetgeen titel 3 van Boek 6, bepaalt over de
aansprakelijkheid van de werkgever kan niet ten nadele van de
werknemer worden afgeweken.
4.Hij die in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf arbeid laat
verrichten door een persoon met wie hij geen arbeidsovereenkomst
heeft, is overeenkomstig de leden 1 tot en met 3 aansprakelijk voor de
schade die deze persoon in de uitoefening van zijn werkzaamheden lijdt.
De kantonrechter is bevoegd kennis te nemen van vorderingen op grond
van de eerste zin van dit lid.29
De start van de discussie of artikel 7A:1638x (de voorloper van artikel 7:658
BW) als grondslag kan dienen voor psychische schade is begonnen met het
arrest Chubb Lips/Jansen in 1998.30 Dit arrest betreft de situatie van de
werknemer Jansen die psychische schade heeft opgelopen. De oorzaak hiervan is
volgens hem het handelen van een manager en te weinig begeleiding bij een
nieuw automatiseringssysteem. Nadat meneer Jansen twee jaar
29
30
In art. 7:658 BW.
HR 30 januari 1998, JAR 1998/82.
14
arbeidsongeschikt is geweest, is hij ontslagen door Chubb Lips. Meneer Jansen
heeft hierna vergoeding van materiële en immateriële schade gevorderd op
grond van artikel 7A:1638x en 7A:1639s BW (de voorloper van artikel 7:681
BW). De rechtbank heeft de vordering van meneer Jansen afgewezen. Volgens de
rechtbank kan artikel 7A:1638x meneer Jansen slechts bescherming bieden in
geval van lichamelijk letsel wat is ontstaan door verzuim van de werkgever om
te voldoen aan concrete veiligheidsvoorschriften. Echter bestaan die dergelijke
concrete veiligheidsvoorschriften ter voorkoming van psychische schade niet.
Toetsing aan zulke concrete voorschriften voor de werkgever is dus niet
mogelijk, waardoor artikel 7A:1638x niet kan worden toegepast. De vraag of
artikel 7A:1638x van toepassing is op psychische schade wordt door de Hoge
Raad niet beantwoord aangezien hiertegen geen cassatiemiddel was gericht. De
Hoge Raad heeft dus geen mogelijkheid gehad om in 1998, artikel 7:658 BW van
toepassing te achten bij psychische schade.
Echter heeft A-G Langemeijer in de conclusie van het arrest Chubb Lips/Jansen31
gesteld dat zowel artikel 7:658 BW als de parlementaire geschiedenis, de
beroepsziekten en arbeidsongevallen waartegen 7:658 BW bescherming biedt,
niet beperken tot gevallen met alleen lichamelijk letsel.
Hierna raakte de lagere rechtspraak vervolgens verdeeld. Sommige rechters
achtten een beroep op 7:658 BW in combinatie met psychisch letsel niet
mogelijk. Dit baseren ze op de wetsgeschiedenis32 en vanwege het feit dat de
zorgplicht uit artikel 7:658 BW ziet op lokalen, gereedschappen en werktuigen
en hoe hiermee om te gaan, en niet op het voorkomen van psychisch letsel.33
Andere rechters achtten een beroep op 7:658 BW in combinatie met psychisch
letsel wel mogelijk. Dit motiveren ze met het niet in kunnen zien waarom
psychisch letsel niet van toepassing is in combinatie met artikel 7:658 BW om de
enkele reden dat het niet fysiek is. Psychisch letsel is ook werkgerelateerde
gezondheidsschade.3435 Niet alleen de lagere rechtspraak maar ook de literatuur
was verdeeld over artikel 7:658 BW en psychisch letsel. Onder andere door
Hartlief werd aangevoerd dat artikel 7:658 BW niet van toepassing kon zijn bij
psychisch letsel door de beperkte invloed van de eigen schuld en de gunstige
bewijslastverdeling voor de werknemer.36 Hartlief had hierdoor een voorkeur
voor 7:611 BW. Zondag en Loonstra hadden dezelfde gedachtegang als Hartlief.37
Andere schrijvers daarentegen waren wel van mening dat artikel 7:658 BW van
toepassing is op psychisch letsel, enkel wanneer is voldaan aan de voorwaarden
van het artikel, namelijk dat er een verplichting is geschonden zoals in het artikel
vermeld wordt, er letsel is geleden en er een causaal verband bestaat tussen de
verrichte werkzaamheden en het letsel.3839 Verder kwam Lindenbergh nog met
HR 30 januari 1998, JAR 1998/82.
Ktr. Haarlem 18 juni 2003, ECLI:NL:RBHAA:2003:AM2850.
33 Ktr. Brielle 30 september 2003, JAR 2003/267.
34 Ktr. Hoorn 25 oktober 2004 JAR 2005/57.
35 Ktr. Utrecht 4 september 2002, JAR 2002, 220.
36 Hartlief, WPNR, 2001, p. 1067-1068.
37 Loonstra & Zondag 2004, p. 253-254.
38 Faure & Hartlief 2001, p. 19-30.
39 Waterman, Arbeid Integraal, 2000, p. 86-90.
31
32
15
een derde opvatting, namelijk dat het niet uitmaakt of men artikel 7:611 of 7:658
kiest, mits er rekening wordt gehouden met de soort aansprakelijkheid en de
soort schade bij de invulling van de vereisten voor aansprakelijkheid.40
In 2005 heeft de Hoge Raad in de zaak ABN AMRO/Nieuwenhuys eindelijk
geoordeeld dat noch de tekst van artikel 7:658 BW noch de geschiedenis van het
artikel dwingen tot de opvatting dat het artikel slechts betrekking heeft op
werkgerelateerde fysieke schade.41 In dit arrest heeft de Hoge Raad het zojuist
genoemde argument van A-G Langemeijer aangehaald. De werknemer
Nieuwenhuys was sinds 1969 in dienst bij de ABN AMRO Bank. Hij werkte
laatstelijk in een vestiging van de bank in Genève. In 1994 wilde hij met de VUT
gaan omdat zijn geestelijke weerstand verslechterde. Helaas voor Nieuwenhuys
werd dit verzoek afgewezen. In 1996 valt hij dan uit wegens ziekte. Op verzoek
van de bedrijfsarts werd door een psycholoog en een psychiater een medisch
rapport opgemaakt waaruit blijkt dat Nieuwenhuys een ernstige stressreactie
heeft gekregen. Aan de hand van dit rapport stelt hij dat hij arbeidsongeschikt is
geworden door slechte werkomstandigheden. Hij vordert daarom betaling van
schadevergoeding op grond van artikel 7:658 BW.
Omdat volgens de kantonrechter onvoldoende is aangetoond dat de
arbeidsongeschiktheid van Nieuwenhuys ontstaan is door de slechte
werkomstandigheden bij ABN AMRO, heeft de kantonrechter de vordering
afgewezen. Het Gerechtshof heeft echter bepaald dat ABN AMRO wel
aansprakelijk is. Dit komt doordat er een strakker beleid was ingevoerd in de
periode dat Nieuwenhuys arbeidsongeschikt werd.
Omdat ABN AMRO op grond van artikel 7:658 onvoldoende duidelijk heeft
gemaakt dat zij haar zorgplicht is nagekomen, acht het hof de bank aansprakelijk
voor de schade van Nieuwenhuys.
ABN AMRO heeft in cassatie aangevoerd dat 7:658 BW niet van toepassing is
aangezien er sprake is van psychisch letsel. De Hoge Raad heeft hierbij het eerste
cassatiemiddel van ABN AMRO verworpen en meent dat uit de tekst van artikel
7:658 BW en de parlementaire geschiedenis van het artikel, niet blijkt dat er
aanwijzingen zijn dat artikel 7:658 BW slechts geldt bij fysieke schade. Omdat de
werkgever degene is die bepaalt waar, wanneer en hoe de werknemer moet
werken, heeft de werkgever een verhoogde aansprakelijkheid. Dit is niet anders
wanneer er sprake is van psychisch letsel. Voor de toepassing van artikel 7:658
BW is wel vereist dat het moet gaan om zowel werkgerelateerde risico’s als een
schending door de werkgever van een norm als in die bepaling bedoeld. Tevens
moet er een causaal verband zijn tussen het psychisch letsel en de
werkzaamheden.
Het tweede cassatiemiddel is wel gegrond volgens de Hoge Raad. Het Hof zou te
weinig aandacht hebben besteed aan de volgende stellingen van ABN AMRO,
namelijk dat Nieuwenhuys reeds medische klachten had, dat hij mede door zijn
40
41
Lindenbergh, AV&S, 2003, p. 20-22.
HR 11 maart 2005, ECLI:NL:HR:2005:AR6657.
16
leeftijd minder aankon en dat hij vervolgens vanuit zichzelf zijn
arbeidsovereenkomst met ABN AMRO heeft beëindigd.
Als deze stellingen allemaal waar zijn, dan kan het gevolg zijn dat de conclusie
van het Hof, dat ABN AMRO tekort is geschoten in haar zorgplicht en
Nieuwenhuys arbeidsongeschikt is geworden door het werk, geen stand houden.
Het Hof had dus zeker aandacht moeten besteden aan deze stellingen.42
Tot slot heeft de Hoge Raad geconcludeerd dat artikel 7:658 BW ook betrekking
heeft of psychisch letsel. Volgens de Hoge Raad is het soort schade, fysiek of
psychisch, niet bepalend maar of er een zorgplicht is geschonden zoals in lid 2
van het artikel is omschreven.
4.3 De zorgplicht en artikel 7:658 BW
De geschreven normen waarop gewezen is in hoofdstuk 3 geven invulling aan de
zorgplicht. Deze normen geven aan, aan welke verplichtingen de werkgever
moet voldoen in verschillende concrete gevallen. Ten aanzien van de
kenbaarheid van gevaren is het belangrijk om te weten dat de zorgplicht van de
werkgever niet alleen van toepassing is op de gevaren die hij daadwerkelijk kent,
maar ook voor gevaren die hij behoort te kennen. Dit noemt men het vereiste
dat het risico voor de werkgever kenbaar moet zijn.
In jurisprudentie kan men vinden welke omstandigheden van invloed zijn op
deze kenbaarheid en wanneer werkgevers voldaan hebben aan hun zorgplicht.
Het Hof Den Bosch oordeelde op 25 januari 2011 over de grenzen van dit
kenbaarheidsvereiste.43 De werkgever was hierbij niet aansprakelijk voor de
schade van de werknemer als gevolg van stressklachten. De werknemer stelde
dat hij aan zijn leidinggevende heeft laten weten dat zijn werk hem te zwaar is.
De werknemer kon echter niet bewijzen of deze stressklachten daadwerkelijk
direct zijn gemeld bij de werkgever. Hierdoor hebben de kantonrechter en het
hof geoordeeld dat de werkgever niet aansprakelijk was. Tevens stelde de
werknemer dat aangezien hij de Arbo-arts heeft geïnformeerd over zijn
stressklachten, de werkgever hier ook van op de hoogte had moeten zijn. De
Arbo-arts heeft zich aan zijn geheimhoudingsplicht gehouden waardoor hij de
werkgever niets kon melden. Dit acht het hof juist. Ook was de rechter van
mening dat de werkgever niet uit eigen initiatief had hoeven ingrijpen, omdat
nergens uit bleek dat de werknemer klachten had. De werknemer had gesteld
dat aan het kenbaarheidsvereiste was voldaan omdat de werkgever via de Arboarts aan informatie kon komen dat de werknemer klachten had. Dit ging dus niet
op. De rechter meende dat er sprake was van een te vergaande toerekening van
wetenschap. Er was dus niet voldaan aan het kenbaarheidsvereiste en er is dus
geen sprake geweest van schending van de zorgplicht van de werkgever.
42
43
Vegter, TVP 2005, afl. 02.
Hof Den Bosch 25 januari 2011, ECLI:NL:GHSHE:2011:BP7413.
17
Uit het voorgaande arrest blijkt dat in gevallen van psychische schade bij een
werknemer niet snel aangenomen wordt dat de werkgever zijn zorgplicht heeft
geschonden. Hier bestaan uiteraard uitzonderingen op.
Het Hof ’s-Hertogenbosch heeft in zijn arrest van 25 augustus 2009 schending
van de zorgplicht van de werkgever aangenomen.44 Een accountant maakte
jarenlang stelselmatig een aanzienlijk aantal overuren waardoor de maximale
werktijden uit de Arbeidstijdenwet jarenlang werden overschreden. Als gevolg
van een burn-out raakte de werknemer arbeidsongeschikt. Hij stelt zijn
werkgever daarvoor aansprakelijk. Het verweer van de werkgever dat de
accountant de burn-out niet heeft opgelopen in de uitoefening van zijn
werkzaamheden heeft het Hof verworpen. Met name gelet op de duur en de
omvang van het door de werknemer verrichte overwerk heeft de werkgever
haar verweer onvoldoende onderbouwd. Verder is ook niets gesteld over de
genetische aanleg of van buitenaf komende oorzaken, die voor rekening van de
werknemer zouden komen. Volgens het Hof is de werkgever zijn zorgplicht niet
nagekomen. Wanneer de werknemer jarenlang stelselmatig overwerkt zonder
dat de werknemer klaagt, wordt van de werkgever pro-actief handelen verwacht.
In het arrest van 9 november 201045 heeft het Hof wederom geoordeeld dat de
werkgever niet aan zijn zorgplicht heeft voldaan. De werkneemster stelde dat
een te hoge werkdruk de oorzaak was van haar burn-out. De werkgever stelde
echter dat het psychisch letsel wordt veroorzaakt door haar persoonlijke
eigenschappen. De werkneemster had karaktereigenschappen die een verhoogde
kans hebben op het ontstaan van een burn-out. Dit zijn bijvoorbeeld: veel werk
op zich nemen, slecht kunnen delegeren, perfectionisme, etc. Volgens het Hof had
de werkgever nu juist een zorgplicht door beter op te letten op de werkneemster
aangezien de werkgever op de hoogte was van haar persoonlijke eigenschappen.
De werkgever is aansprakelijk gesteld voor de schade geleden door de
werkneemster in de uitoefening van haar werkzaamheden op grond van artikel
7:658 lid 2 BW.
Verder heeft het Hof ’s-Gravenhage in 2009 geoordeeld dat ook sprake was van
schending van de zorgplicht van de werkgever met betrekking tot een begeleider
van verstandelijk gehandicapten.46
In dit arrest had de begeleider jarenlang last van agressieproblemen. Het Hof had
geoordeeld dat er sprake was van causaal verband tussen het psychisch letsel en
de werkzaamheden van de werknemer. Er was een kenbare situatie voor de
werkgever dat de begeleider zo nu en dan te maken zou hebben met agressie. De
werkgever dient volgens het Hof : ‘’de arbeid zodanig te organiseren, de
arbeidsplaatsen zodanig in te richten en zodanige werkmethoden toe te passen
dat daarvan geen nadelige invloed zou uitgaan op de veiligheid en de gezondheid
van de werkneemster.’’ Onvoldoende is gebleken van de invulling van de net
genoemde verplichtingen.
45
Hof ’s-Hertogenbosch 25 augustus 2009, ECLI:NL:GHSHE:2009:BK0617.
Hof ’s-Hertogenbosch 9 november 2010, ECLI:NL:GHSHE:2010:BO4408.
46
Hof ’s-Gravenhage 26 mei 2009, ECLI:NL:GHSGR:2009:BJ3482.
44
18
4.4 Causaal verband en artikel 7:658 BW
Wanneer een werknemer zijn werkgever aansprakelijk stelt voor zijn psychisch
letsel op grond van 7:658 BW, dan dient de werknemer te stellen dat hij schade
heeft geleden (en bij betwisting te bewijzen). Dit kan de werknemer doen door
medische bewijzen te overhandigen. Verder zal hij moeten bewijzen dat de
schade ontstaan is in de uitoefening van zijn werkzaamheden (causaal verband).
De werknemer moet met feitelijke gegevens aantonen dat het psychisch letsel
werkgerelateerd is. Het Hof Den Haag heeft in zijn arrest van 16 februari 200747
aangegeven dat de werknemer door middel van feiten en omstandigheden met
betrekking tot zijn werksituatie zal moeten bewijzen dat hij het psychisch letsel
opgelopen heeft door werk en dat dit niet door iets anders is ontstaan. Dit is een
zware bewijslast aangezien de bewijslast bij psychisch letsel erg ingewikkeld is
door de meerdere oorzaken die vaak meespelen. Dit betekent dus dat, wanneer
de werknemer enkel medische stukken bezit welke gericht zijn op hem als
persoon, dit niet voldoende is. De stukken dienen gericht te zijn op de
werksituatie om causaal verband aan te kunnen nemen.
Uit het arrest Dooms/Dow Benelux48 bleek dat het nog moeilijker werd het
causaal verband tussen psychisch letsel en werk te bewijzen. Het argument uit
Nieuwenhuis/ABN AMRO49 is hierbij verduidelijkt. Wanneer er sprake is van een
normale werksituatie en de werknemer alsnog niet tegen de werkdruk kan, kan
men niet zonder meer oordelen dat zijn psychisch letsel ontstaan is door het
werk. In dergelijke situaties kan niet van de werkgever worden verwacht dat hij
hiertegen maatregelen treft. Dit is bevestigd door de Hoge Raad in 2009.50 De
werknemer moet naast medische stukken, een onderzoek naar de werksituatie
overleggen. Volgens het onderzoek moet blijken dat er bijzondere
omstandigheden waren welke aantonen dat de werksituatie van de werknemer
wezenlijk verschilde met die van de rest van de werknemers en dat er een
causaal verband bestaat tussen het werk en het psychisch letsel.
Deze bijzondere omstandigheden kunnen bijvoorbeeld zijn dat de werknemer
extra taken toebedeeld heeft gekregen naast zijn reguliere werk, dat er
problemen spelen op de afdeling of dat de werkgever niet ingrijpt terwijl hij
weet dat de werknemer problemen heeft.
Dergelijke omstandigheden hebben niet alleen betrekking op de causale relatie
tussen werk en ziekte, maar ook op het niet nakomen van verplichtingen van de
werkgever. Eigenlijk voert de werknemer aan dat hij geen gehoor heeft gekregen
op zijn klachten als gevolg van extra problemen op het werk. In feite meent de
werknemer dat de werkgever niet aan zijn zorgplicht heeft voldaan. Om dus het
causaal verband te bewijzen is de werknemer verplicht het een en ander te
stellen inzake de zorgverplichtingen van de werkgever en de schending ervan.51
47
48
Hof ’s-Gravenhage 16 februari 2007, ECLI:NL:GHSGR:2007:BA0761.
Hof ’s-Gravenhage 27 april 2007, ECLI:NL:GHSGR:2007:BA6359.
Hof ’s-Gravenhage 16 februari 2007, ECLI:NL:GHSGR:2007:BA0761.
HR 3 april 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH2619.
51 Vegter 2005, p. 113.
49
50
19
De beantwoording van de vraag of er een causaal verband is tussen de
psychische klachten en het werk en welke omstandigheden daarbij komen kijken
kan men ook vinden in jurisprudentie. Het Hof Den Haag heeft in een arrest uit
200952 de vraag beantwoord of er sprake was van een causaal verband tussen
het psychisch letsel en de werkzaamheden van een begeleidster van
gehandicapten. Vanwege het multicausale karakter van psychische ziekten, zijn
er gevallen waarbij de ziekte niet of niet volledig aan de werksituatie is toe te
rekenen. Het Hof oordeelde dat er geen sprake was van causaal verband omdat
de precieze oorzaak en het causaal verband nog niet beoordeeld zouden zijn
door een onafhankelijke arts. Hoewel er bewijs is van een psychiater en een
verzekeringsarts dat duidt op causaal verband, oordeelt het hof dat dit nog niet
voldoende is. Het Hof Amsterdam bevestigt in zijn arrest van 29 september
201153 de stelling dat een rapport van een deskundige onvoldoende
ondersteuning is voor de stelling dat de klachten van een werknemer
veroorzaakt zijn in de uitoefening van zijn werkzaamheden.
Men merkt dat het causaal verband tussen psychisch letsel en de
werkzaamheden niet snel wordt aangenomen. Er zijn echter gevallen waarin het
Hof wel causaal verband heeft aangenomen. Het Hof ’s-Gravenhage heeft dit in
2011 gedaan.54 De werkgever heeft in deze zaak HSK groep ingeschakeld. Dit is
een landelijke organisatie voor psychische zorg. De werkneemster is in
behandeling gegaan bij deze organisatie naar aanleiding van de rapportage van
HSK groep. Hieruit blijkt dat de werkneemster een burn-out heeft opgelopen in
de uitoefening van haar werkzaamheden door hoge werkdruk. Het Hof is met de
rechtbank eens dat op basis van de rapportage van HSK groep er met een
voldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat het psychisch letsel
van de werkneemster in uitoefening van haar werkzaamheden is ontstaan. Het
benoemen van nieuwe deskundigen was in deze zaak dus niet van belang.
4.5 De omkeringsregel en psychisch letsel
Het bewijzen van een causaal verband tussen de uitvoering van de
werkzaamheden en psychische schade is erg lastig. In zulke gevallen kan de
omkeringsregel de werknemer helpen. De geschreven jurisprudentie voor deze
regel is voornamelijk voor het werken met gevaarlijke stoffen.
Normaal gesproken zal de werknemer het causaal verband moeten bewijzen
tussen de schade en de werkzaamheden op grond van artikel 7:658 BW. De
omkeringsregel bij beroepsziekten is voor het eerst toegepast door de Hoge
Raad in het arrest Unilever/Dikmans.55 Volgens de Hoge Raad blijkt het
volgende: “wanneer een werknemer bij zijn werk is blootgesteld aan voor de
gezondheid gevaarlijke stoffen, het door de werknemer te bewijzen oorzakelijk
verband aangenomen moet worden indien de werkgever heeft nagelaten de
maatregelen te treffen die redelijkerwijs nodig zijn om te voorkomen dat de
Hof ’s-Gravenhage 26 mei 2009, ECLI:NL:GHSGR:2009:BJ3482.
Hof Amsterdam 20 september 2011, ECLI:NL:GHAMS:2011:BW7220.
54 Hof ’s-Gravenhage 27 september 2011, ECLI:BL:GHSGR:2011:BU2798.
52
53
55
HR 17 november 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA8369.
20
werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt, en dat derhalve
ook in zoverre op Unilever reeds thans de plicht rust nader aan te geven of en zo ja
welke maatregelen zij in dit opzicht heeft getroffen.”56 Dit wordt de
omkeringsregel genoemd. De werknemer moet alleen bewijzen dat hij is
blootgesteld aan gevaarlijke stoffen tijdens zijn werk. Indien hij dit kan bewijzen,
heeft hij voldaan aan zijn bewijslast en zal de werkgever moeten bewijzen dat hij
aan zijn zorgplicht heeft voldaan en voldoende maatregelen heeft getroffen om
de veiligheid van de werknemers te vergroten of dat de schade ook zonder de
normschending zou zijn ontstaan. Het causale verband tussen het tekortschieten
van de werkgever en de schade van de werknemer wordt aangenomen wanneer
de werkgever niet aan kan tonen dat hij aan zijn zorgplicht heeft voldaan en
daardoor de kans, dat de werknemer kan worden blootgesteld aan gevaarlijke
stoffen, is vergroot.
In het arrest Havermans/Luyckx57 wordt de omkeringsregel uit het arrest
Unilever/Dikmans nader uitgewerkt. Volgens de Hoge Raad is de werknemer in
beginsel verplicht om te bewijzen dat hij schade heeft geleden door zijn werk op
grond van artikel 7:658 BW. Echter overwoog de Hoge Raad dat voor toepassing
van de omkeringsregel nodig is: “dat de werknemer niet alleen stelt en zonodig
bewijst dat hij gedurende zijn werkzaamheden is blootgesteld aan voor de
gezondheid gevaarlijke stoffen, maar ook dat hij stelt en zonodig aannemelijk
maakt dat hij lijdt aan een ziekte of aan gezondheidsklachten welke door die
blootstelling kunnen zijn veroorzaakt.”58
De werknemer moet dus aannemelijk maken dat de blootstelling aan de
gevaarlijke stoffen heeft kunnen leiden tot de ziekte of gezondheidsklachten. Het
is niet meer voldoende wanneer enkel sprake is van blootstelling aan de
schadelijke stoffen.
De Hoge Raad spreekt in de twee hiervoor genoemde arresten steeds over
werknemers die worden blootgesteld aan voor de gezondheid gevaarlijke
stoffen. Het arrest Landskroon/BAM laat zien dat de arbeidsrechtelijke
omkeringsregel niet alleen van toepassing is op gezondheidsklachten welke
veroorzaakt zijn door blootstelling aan gevaarlijke stoffen. Deze zaak betrof een
werknemer die stelde dat hij lage rugklachten heeft gekregen als gevolg van zijn
werkzaamheden. Dit zijn gezondheidsklachten welke niet kunnen worden
veroorzaakt door blootstelling aan gevaarlijke stoffen. De Hoge Raad heeft in
deze zaak de arbeidsrechtelijke omkeringsregel niet reeds afgedaan op de enkele
grond dat de klachten van de werknemer niet waren veroorzaakt door
blootstelling aan voor de gezondheid gevaarlijke stoffen. Dit was voor de
literatuur een aanleiding om de regel meermaals aan te nemen in gevallen
waarbij geen sprake is van blootstelling aan gevaarlijke stoffen.59 In het arrest
Unilever/Dikmans en Havermans/Luyckx werd gesproken over werknemers die
blootgesteld werden aan voor de gezondheid gevaarlijke stoffen. Na deze
HR 17 november 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA8369, r.o. 4.2.
HR 23 juni 2006, ECLI:NL:HR:2006:AW6166.
58 HR 23 juni 2006, ECLI:NL:HR:2006:AW6166, r.o. 3.4.2.
59 Zie de noot onder HR 9 januari 2009, ECLI:NL:HR:2009:BF8875 van Tjong Tjin Tai en
en de noot onder Hof Amsterdam 19 april 2011, ECLI:NL:GHAMS:2011:BT7387 van
M.S.A. Vegter.
56
57
21
arresten werd in Lansink/Ritsma60 en SVB/Van de Wege61 door de Hoge Raad
gesproken over voor de gezondheid gevaarlijke omstandigheden bij de
toepassing van de arbeidsrechtelijke omkeringsregel. Verder is door de Hoge
Raad een zekere ondergrens geformuleerd alvorens de omkeringsregel kan
worden toegepast. Tot slot blijkt uit SVB/Van de Wege dat de Hoge Raad eisen
stelt aan de inhoud van het deskundigenrapport ter onderbouwing van het
causaal verband tussen de werkzaamheden en de door de werknemer geleden
schade. Men ziet dus dat er een ontwikkeling zit in de jurisprudentie. Er is
namelijk geen jurisprudentie omtrent de omkeringsregel in combinatie met
psychisch letsel. Wel kan men stellen dat het toepassingsbereik van de
arbeidsrechtelijke omkeringsregel in de jurisprudentie verruimd is van voor de
gezondheid gevaarlijke stoffen naar voor de gezondheid gevaarlijke
omstandigheden. Men zou dus kunnen concluderen dat de arbeidsrechtelijke
omkeringsregel, vanwege deze verruiming, ook van toepassing zou kunnen zijn
op psychisch letsel.
4.6 Proportionele aansprakelijkheid
Een goed voorbeeld van jurisprudentie omtrent de proportionele
aansprakelijkheid is de uitspraak Nefalit/Karamus van de Hoge Raad in 2006.62
Hier ging het om Karamus, de werknemer die werkzaam was bij de fabriek van
zijn werkgever Nefalit. Hij is hierbij jarenlang blootgesteld aan asbest. Bijna 20
jaar nadat hij gestopt is met werken voor Nefalit wordt longkanker vastgesteld
bij Karamus. Hij overlijdt na drie jaar ten gevolge van longkanker. De
erfgenamen stellen de werkgever aansprakelijk voor de oorzaak van de ziekte en
het overlijden van Karamus, omdat Nefalit te weinig maatregelen zou hebben
genomen tegen de blootstelling van asbest. De werkgever meent dat er
inderdaad een blootstelling van asbest op het werk voorkwam maar dat dit niet
de oorzaak is van de longkanker. De werkgever stelt namelijk dat de longkanker
is ontstaan doordat Karamus al bijna 30 jaar heeft gerookt. Wie is er nu
aansprakelijk? Het is algemeen bekend dat asbest en roken beide een oorzaak
kunnen zijn van longkanker.
Tot aan het arrest Nefalit/Karamus in 2006 gold het “alles of niets” principe.
Omdat in een zaak zoals het bovenstaande omtrent asbest en roken de absolute
zekerheid bijna nooit is vast te stellen, heeft de Hoge Raad bepaald dat voor een
bewezenverklaring van het causaal verband in het civiele recht geen absolute
zekerheid maar een redelijke mate van zekerheid is vereist. De bewijslast van
het causaal verband rust hierbij op de werknemer. Indien de werknemer slaagt
in het bewijs dan krijgt hij alles maar indien hij niet of niet helemaal slaagt in zijn
bewijs zal hij niets kunnen krijgen. Dit werd onredelijk geacht en daarom heeft
de Hoge Raad in het arrest Nefalit/Karamus63 het leerstuk van de proportionele
HR 7 juni 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ1721.
HR 7 juni 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ1717.
62 HR 31 maart 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU6092.
60
61
Al Mansouri, Juridische actualiteiten belicht door CMS Derks Star Busmann
februari 2008, p. 12.
63
22
aansprakelijkheid aanvaard.
De werknemer kan echter, in gevallen zoals netgenoemd, ten eerste een beroep
doen op de omkeringsregel. Wanneer de werknemer is blootgesteld aan asbest,
dan kan dit leiden tot longkanker. Volgens de hoofdregel kan hij aanspraak
maken op de omkeringsregel. De werkgever zal tegenbewijs leveren. Een
deskundige heeft onderzocht dat er een kans is van 45% dat de longkanker
helemaal niks te maken heeft met de asbestblootstelling. De kans is dus bijna de
helft dat de longkanker niet is ontstaan door de normschending van de
werkgever. De werkgever heeft dus twijfel gezaaid over het gestelde van de
werknemer. De werknemer heeft in dit geval dus niks aan de omkeringsregel. Dit
betekent dus dat de volle bewijslast op de werknemer zal rusten. Dit zal hem niet
lukken aangezien er 45% kans is op dat de longkanker veroorzaakt is door
hemzelf, namelijk het roken. Zijn vordering zal dan worden afgewezen.
Volgens de Hoge Raad gaat dit echter te ver. Er is in casu sprake van een hele
ernstige normschending van de werkgever. Tevens is er sprake van hele ernstige
schade, de werknemer is namelijk overleden. In zulke ernstige gevallen mag de
proportionele aansprakelijkheid worden toegepast, aangezien men de regel opzij
zet dat de werknemer alles moet bewijzen. Nu neemt men welbewust de kans op
de koop toe dat men iemand veroordeelt voor iets dat hij niet heeft veroorzaakt.
De proportionele aansprakelijkheid wordt toegepast wanneer niet duidelijk is
wat de schade heeft veroorzaakt. Dit kunnen factoren zijn bij de werknemer
en/of factoren bij de werkgever. Proportionele aansprakelijkheid moet zeer
terughoudend worden toegepast aangezien men iemand aansprakelijk kan
houden voor schade die hij misschien niet heeft veroorzaakt. In de zaak van
Nefalit/Karamus berekende een deskundige de kans dat de werknemer de
longkanker heeft gekregen door de blootstelling aan asbest. Dit percentage werd
vastgesteld op 55%. De kantonrechter en het Hof hebben de werkgever
veroordeeld tot 55% van de schade van de werknemer. De Hoge Raad heeft het
beroep van de werkgever in cassatie verworpen. De Hoge Raad meende dat de
longkanker van de werknemer kon zijn veroorzaakt door zowel het roken als de
blootstelling aan asbest tijdens het werk. Medisch gezien is het niet mogelijk om
te onderzoeken in hoeverre de longkanker door deze omstandigheden ontstaan
is, of dat sprake is van een andere oorzaak, zoals veroudering of een genetische
afwijking. Deze factoren kunnen niet allemaal aan de werknemer verweten
worden. Toch komen ze in verhouding tot de werkgever voor risico van de
werknemer. Daarom meent de Hoge Raad dat het onaanvaardbaar is dat de
werkgever aansprakelijk is voor de volledige schade van de werknemer, terwijl
het causale verband onzeker is. De werkgever werd hierbij aansprakelijk gesteld
voor een percentage van de schade dat gelijk is aan de grootte van de kans dat de
schade is ontstaan door het tekortschieten van de werkgever.
Het is duidelijk dat de zaak Nefalit/Karamus slechts fysieke klachten betreft. De
vraag is echter of proportionele aansprakelijkheid toegepast kan worden op
psychische klachten. De Hoge Raad sluit niet uit dat het bovenstaande ook van
toepassing is op psychische schade. Wanneer het wel mogelijk is, komen er een
aantal praktische problemen bij kijken. Denk hier bijvoorbeeld aan het vinden
van een deskundige die in staat is om vast te stellen hoe groot de kans is dat de
23
schade (in zijn geheel of gedeeltelijk) is veroorzaakt door de verrichte
werkzaamheden. Bovendien moet het psychische privéleven van de werknemer
onder de loep worden genomen, wat wellicht niet gewenst is door de
werknemer.
4.7 De verdeling van stelplicht en bewijslast in geval van psychisch letsel
Nu is de vraag of de klassieke bewijslastverdeling uit artikel 7:658 BW ook geldt
bij psychisch letsel. Dit is namelijk niet geregeld in het arrest ABN
AMRO/Nieuwenhuys. Hartlief heeft wel kenbaar gemaakt dat de gunstige
verdeling van stelplicht en bewijslast van artikel 7:658 BW alleen geldt voor
fysiek letsel en niet voor psychisch letsel.64 Psychisch letsel kan meerdere
oorzaken hebben en het letsel kan per individu anders uitpakken vanwege zijn
kwetsbaarheid, belastbaarheid of andere persoonlijke omstandigheden.
Psychisch letsel is dus vaak onvoorzienbaar. Door deze kenmerken leidt Vegter
af dat werknemers die hun werkgever aansprakelijk stellen op grond van 7:658
BW voor psychisch letsel, voornamelijk al een zwaardere stelplicht en bewijslast
hebben in vergelijking met werknemers die hun werkgever aansprakelijk stellen
voor fysiek letsel.65
De werkgever moet echter bewijzen dat hij aan zijn zorgplicht heeft voldaan op
grond van 7:658 lid 2 BW door voor veilige en gezonde arbeidsomstandigheden
te zorgen. Nu rest nog de vraag of de werknemer naast de stelplicht en bewijslast
van de schade en het causale verband ook stelplicht heeft over het niet nakomen
van de zorgplicht door de werkgever. Hartlief meent dat de werknemer niet kan
volstaan met het enkel aangeven dat de werkgever zijn zorgplicht niet heeft
nagekomen, maar dat hij deze stelling ook zou moeten onderbouwen.66 Giesen
was het hiermee eens omdat het aansprakelijk stellen op grond van artikel 7:658
BW een schuldaansprakelijkheid behelst. De werknemer zou daarom moeten
onderbouwen wat de tekortkoming is van de werkgever.67 Klaassen meent
echter dat het voldoende is wanneer de werknemer stelt dat hij schade heeft
geleden tijdens werk. Enkel wanneer de werkgever tijdens de procedure
aanvoert dat hij zijn zorgplicht niet heeft geschonden, moet de werknemer zijn
verweer motiveren.68 Ook Lindenbergh is het hier mee eens op grond van het
arrest Fransen/Stichting Pasteurziekenhuis.6970 In dit arrest meent de Hoge Raad
dat de bewijslast in artikel 7:658 BW omgekeerd is en dat, wanneer de
werkneemster de schade zou hebben geleden tijdens het werk, het ziekenhuis
aansprakelijk is voor de schade, tenzij het ziekenhuis kon bewijzen dat ze aan
Hartlief, WPNR, 2001, p. 1067-1068.
Vegter 2005, p. 103.
66 Hartlief 1997, p. 502.
64
65
67
Giesen 2001, p. 169.
Klaassen, Sociaal Recht 1997, p. 283.
Lindenbergh, A&V 2000, p. 52.
70 HR 10 december 1999, ECLI:NL:HR:1999:AA3837.
68
69
24
haar zorgplicht heeft voldaan of dat sprake zou zijn van opzet of bewuste
roekeloosheid aan de kant van Fransen.
Tot slot is de arbeidsrechtelijke omkeringsregel van invloed op de verdeling van
de stelplicht. Normaal moet de werkgever bewijzen dat er geen sprake is van een
normschending. Bij beroepsziektes is het juist de werknemer die moet bewijzen
dat hij blootgesteld is aan voor de gezondheid gevaarlijke omstandigheden. In de
praktijk is het zo dat er dan vrijwel altijd sprake is van een normschending door
de werkgever.
4.8 Artikel 7:611 BW
Op grond van artikel 7:611 BW moeten de werkgever en de werknemer zich
beiden als een goed werkgever en werknemer gedragen. Artikel 7:611 BW luidt
als volgt:
De werkgever en de werknemer zijn verplicht zich als een goed werkgever
en een goed werknemer te gedragen.71
Een belangrijke zaak omtrent de toepassing van artikel 7:611 BW in gevallen van
psychische schade betreft het arrest Nuts/Hofman. 72 In deze zaak krijgt meneer
Hofman, na 25 jaar in dienst geweest te zijn bij werkgever Nuts, te horen dat zijn
werkgever kritiek heeft op het functioneren van meneer Hofman. Dit komt
volgens meneer Hofman onverwachts aan. Door dit nieuws heeft meneer
Hofman psychische schade opgelopen wat heeft geleid tot
arbeidsongeschiktheid. De werkgever weigert vervolgens, na vele verzoeken van
meneer Hofman, om zijn kritiek toe te lichten. Hofman’s arbeidsongeschiktheid
verergert hierdoor. Meneer Hofman vordert vergoeding van zijn schade die hij
heeft geleden door de handelswijze van de werkgever.
De rechtbank oordeelde dat Nuts niet heeft mogen wachten met een reactie op
de brief van meneer Hofman en dat daardoor zijn klachten zijn verergerd. De
rechtbank kende Hofman daarom de schadevergoeding toe. De Hoge Raad is het
eens met de uitspraak van de rechtbank. Hij heeft geoordeeld dat de werkgever
had kunnen voorzien dat de psychische problemen van meneer Hofman mede
zijn ontstaan uit het feit dat de werkgever niet fatsoenlijk heeft gereageerd.
Daarbij is het belangrijk om te weten dat de werkgever bekend is met het feit dat
meneer Hofman psychisch kwetsbaar is. Dit oordeel van de Hoge Raad is dus een
voorbeeld dat artikel 7:611 BW als grondslag kan dienen voor de
schadevergoeding van psychisch letsel.73
In het arrest ABN AMRO/Nieuwenhuys74 heeft de Hoge Raad bevestigd dat
artikel 7:658 BW betrekking heeft op zowel fysiek als psychisch letsel. Wanneer
niet aan de eisen van 7:658 BW voldaan kan worden, is er een mogelijkheid dat
artikel 7:611 BW de grondslag kan zijn. Dit kan van toepassing zijn in gevallen
In art. 7:611 BW.
HR 1 juli 1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC1032.
73 HR 1 juli 1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC1032.
74 HR 11 maart 2005, ECLI:NL:HR:2005:AR6657.
71
72
25
wanneer de werkgever geen invloed heeft op de arbeidsomstandigheden maar
zijn werknemer wel blootgesteld heeft aan een bijzonder risico. Het goed
werkgeverschap strekt niet primair tot bescherming van de werknemer tegen
letsel, maar vormt wel een basis voor de gevallen waarin de werkgever de
algemene verplichting heeft om in zijn verhouding tot de werknemer zorgvuldig
te handelen. Denk hierbij aan gevallen waarin artikel 7:658 BW niet van
toepassing is, zoals aansprakelijkheid voor schade in niet-werkgerelateerde
gevallen. Voorbeelden van zulke gevallen zijn bijvoorbeeld letsel dat ontstaan is
door een verkeersongeval van een werknemer7576 of letsel dat is toegebracht in
de privé-sfeer.77 Hierbij moet de werknemer door de werkgever blootgesteld zijn
aan een bijzonder risico wat kenbaar was voor de werkgever. Artikel 7:611 BW
is dus geschikt voor werknemers die letsel oplopen buiten de werkplek in
arbeidsomstandigheden waar de werkgever weinig tot geen invloed op heeft.
Tevens moet sprake zijn van een voor de werkgever kenbaar bijzonder risico
waaraan de werknemer is blootgesteld.
Al met al kan artikel 7:611 BW van toepassing zijn bij psychische schade van de
werknemer wanneer er geen beroep kan worden gedaan op artikel 7:658 BW.
4.9 De verschillen tussen artikel 7:611 BW en artikel 7:658 BW
De toepassing van 7:658 BW kent voor de werknemer een gunstiger processueel
regime dan artikel 7:611 BW. De werknemer heeft op grond van artikel 7:658
BW een gunstiger bewijslastverdeling in vergelijking met dat van artikel 7:611
BW. Wanneer een werknemer schade heeft geleden tijdens werk, behoeft hij
alleen te stellen en te bewijzen dat hij deze schade heeft geleden in de
uitoefening van de werkzaamheden. De werkgever moet hierna aantonen of hij
zijn zorgplicht op grond van artikel 7:658 lid 2 BW is nagekomen. Kan hij dit niet,
dan is hij aansprakelijk voor de schade van de werknemer, tenzij hij kan
bewijzen dat er geen causaal verband is tussen de niet nakoming van de
zorgplicht en de schade van de werknemer. Dit wordt omkering van bewijslast
genoemd en kan men niet terugvinden in artikel 7:611 BW. De bewijslast bij
artikel 7:611 BW rust volledig op de werknemer. Hij moet dan aantonen dat zijn
werkgever zich niet heeft gedragen als een goed werkgever.
Verder is een belangrijk verschil dat bij artikel 7:611 BW de gewone eigen schuld
regeling van artikel 6:101 BW van toepassing is. Bij artikel 7:658 BW
daarentegen beperkt het eigen schuld verweer zich tot opzet en bewuste
roekeloosheid.
4.10 Toerekening
Wanneer het causaal verband tussen het werk en het psychisch letsel vaststaat
en de werkgever verweren heeft aangevoerd die niet slagen, komt de vraag aan
de orde of bepaalde schade of schadeposten aan de aansprakelijke partij kunnen
HR 12 januari 2001, ECLI:NL:HR:2001:AA9434.
HR 9 augustus 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE2113.
77 HR 22 januari 1999, ECLI:NL:HR:1999:AD2996.
75
76
26
worden toegerekend. Voor de vraag of bepaalde schade kan worden toegerekend
op grond van artikel 6:98 BW is vaststelling van het causale verband tussen
schade en werk dus een vereiste.
Uit het arrest HR Nieuwenhuys/ABN AMRO78 bleek dat er geen onderscheid
gemaakt moet worden tussen fysiek en psychisch letsel. Hetzelfde geldt bij
toerekening. Belangrijke elementen bij de vraag van toerekening zijn het soort
norm dat geschonden is en de aard van de schade. Deze opsomming is niet
limitatief. De rechter zal de elementen moeten afwegen naar de omstandigheden
van het geval.79 Er zijn een aantal arresten waarbij veiligheidsnormen,
verkeersnormen of normen welke strekken tot voorkoming van letsel, zijn
geschonden en de schade volledig werd toegekend aan de aansprakelijke partij.
Ook wanneer de schade ontstaan was door een predispositie van het
slachtoffer.80 De Hoge Raad heeft kenbaar gemaakt dat wanneer er sprake is van
schending van een veiligheids- of verkeersverplichting, er rekening moet worden
gehouden met ernstige gevolgen, ongeacht hoe en wanneer deze zich in bepaalde
gevallen voordoen. Tevens valt buiten de normale lijn der verwachting liggende
schade hieronder.81 Bij artikel 7:658 BW dient alle schade vergoed te worden,
inclusief de schade die buiten de normale lijn der verwachting ligt. Dit komt
doordat artikel 7:658 BW een veiligheidsnorm is. Dit kan ook bij artikel 7:611
BW maar is niet zo vanzelfsprekend als bij artikel 7:658 BW. Bij 7:611 BW wordt
de vergoeding bepaald op grond van redelijkheid en billijkheid, welke een
algemene norm is.
In voorgaande paragrafen is uiteengezet dat niet alleen het soort norm dat
geschonden is, maar ook de aard van de psychische schade van belang is.
Psychisch letsel is letselschade en wordt in de regel ruimer toegerekend dan bij
andere vormen van schade. Ten eerste vanwege het ingrijpende karakter van
letselschade en ten tweede doordat de gesteldheid van het slachtoffer geen rol
zou moeten spelen bij de toerekening van schade. Wanneer gevolgen van
predisposities een rol zouden spelen bij de toerekening, dan zouden alleen de
sterkere slachtoffers beschermd worden welke minder kwetsbaar zijn.82
Uitgangspunt in het aansprakelijkheidsrecht is dat letselschade concreet wordt
begroot. Hierbij wordt gekeken naar de gesteldheid van het slachtoffer. Ook
hierdoor wordt ruime toerekening van letselschade gerechtvaardigd. Al met al
ziet men dat er genoeg redenen zijn om bij de toerekening, psychisch letsel niet
anders te behandelen dan fysiek letsel.
4.11 Schade
Indien aan de hand van artikel 7:658 BW dan wel 7:611 BW aansprakelijkheid
kan worden vastgesteld, kan de werknemer in aanmerking komen voor
78
79
HR 11 maart 2005, ECLI:NL:HR:2005:AR6657.
Nieuwenhuis, Stolker en Valk 2009, art. 98 boek 6 aant. 2.
Hartlief 1995, p. 27-49.
HR 2 november 1979, ECLI:NL:HR:1979:AB7349.
82 Vegter 2005, blz. 125.
80
81
27
schadevergoeding volgens de wettelijke regels inzake schadevergoeding op
grond van artikel 6:95 BW, 6:96 BW en 6:106 BW. Schadevergoedingsrecht heeft
als uitgangspunt dat diegene die schade heeft geleden in de positie moet worden
gesteld waarin hij zou zijn geweest zonder dat hij schade had opgelopen. Dit kan
men doen door het verschil tussen de werkelijke situatie en de hypothetische
situatie te compenseren met een schadevergoeding.83
4.11.1 Materiële schade
Een werknemer die psychische schade oploopt krijgt te maken met dezelfde
schadeposten als een werknemer die fysiek letsel oploopt. Denk hierbij aan
buitengerechtelijke kosten, derving van inkomsten en medische kosten. Echter
heeft een werknemer geen recht op schadevergoeding wanneer hij reeds een
vergoeding krijgt via bijvoorbeeld socialezekerheidswetgeving.
4.11.2 Immateriële schade
Bij immateriële schade moet men denken aan nadeel dat niet uit
vermogensschade bestaat, zoals geleden pijn en verdriet. De vergoeding voor
immateriële schade noemt men smartengeld. Het psychisch letsel valt onder de
noemer aantasting in de persoon welke men kan vinden in artikel 6:106 lid 1 sub
b BW. Op grond van het arrest van de Hoge Raad 19 december 200384 blijkt dat
voor vergoeding van immateriële schade door psychisch letsel sprake moet zijn
van een erkend psychiatrisch ziektebeeld. Dit ziet men in de volgende stelling
van de Hoge Raad: "De partij die zich op aantasting van de persoon beroept, zal
voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in
verband met de omstandigheden van het geval een psychische beschadiging is
ontstaan waartoe nodig is dat naar objectieve maatstaven het bestaan van
geestelijk letsel is of had kunnen zijn vastgesteld."85
Lindenbergh, AV&S 2003, p. 24.
HR 19 december 2003, ECLI:NL:HR:2003:AL7053.
85 HR 19 december 2003, ECLI:NL:HR:2003:AL7053.
83
84
28
Hoofdstuk 5 Conclusie
Werkgerelateerde psychische aandoeningen, zoals burn-out en
overspannenheid, zijn momenteel een groot maatschappelijk probleem in
Nederland. Deze aandoeningen zijn namelijk de belangrijkste oorzaak van
arbeidsongeschiktheid en verzuim.
In deze scriptie staat de volgende probleemstelling centraal: ‘In hoeverre hebben
werknemers recht op schadevergoeding van de werkgever bij werkgerelateerde
psychische schade?’ Het antwoord hierop wordt hieronder samenvattend
toegelicht.
Werknemers in Nederland kunnen schade die zij hebben opgelopen tijdens de
uitoefening van hun werkzaamheden, verhalen op de werkgever op grond van
artikel 7:611 BW en 7:658 BW. Artikel 7:611 BW is geschikt voor gevallen
waarin artikel 7:658 BW niet van toepassing is. Denk hierbij aan werknemers die
letsel oplopen buiten de werkplek in arbeidsomstandigheden waar de werkgever
weinig tot geen invloed op heeft. Artikel 7:658 BW heeft betrekking op zowel
psychisch als fysiek letsel welke de werknemer lijdt in de uitoefening van zijn
werkzaamheden. Dit heeft de Hoge Raad in 2005 bevestigd in het arrest ABN
AMRO/Nieuwenhuys.
Om aanspraak te kunnen maken op schadevergoeding via de weg van artikel
7:658 BW is vereist dat er sprake is van psychisch letsel. Dit kan een werknemer
aantonen door middel van medische bewijzen van een psychiater.
Vervolgens moet de werknemer door middel van feiten en omstandigheden het
causale verband bewijzen. Dit houdt in dat hij aan moet tonen dat hij psychische
schade heeft opgelopen in de uitoefening van zijn werkzaamheden. Doordat er
vaak vele andere oorzaken kunnen meespelen is deze bewijslast erg ingewikkeld
en daardoor wordt dit causale verband niet snel aangenomen. Enkel medische
stukken gericht op de werknemer is dus niet voldoende. De stukken dienen
gericht te zijn op de werksituatie zelf om het causale verband aan te kunnen
tonen. Dit kunnen stukken zijn van bijvoorbeeld de arbeidsinspectie. Wanneer
niet duidelijk is wat de schade heeft veroorzaakt, kan proportionele
aansprakelijkheid een oplossing zijn.
De werkgever is aansprakelijk voor de psychische schade van de werknemer bij
het voldoen aan de bovenstaande vereisten. Echter kan de werkgever op een
aantal manieren ontsnappen aan zijn aansprakelijkheid. Ten eerste kan de
werkgever aantonen dat hij wel voldaan heeft aan zijn zorgplicht van artikel
7:658 lid 1. Het gevaar van psychische schade van de werknemer door het werk
moet kenbaar zijn geweest voor de werkgever. Hierbij is het belangrijk dat deze
kenbaarheid van gevaren van de werkgever niet alleen strekt tot gevaren die de
werkgever daadwerkelijk kent maar ook voor gevaren die hij behoort te kennen.
Ten tweede kan de werkgever aanvoeren dat er geen sprake is van een causaal
verband tussen de schade van de werknemer en de door hem geschonden
zorgplicht.
29
Tot slot kan de werkgever aantonen dat de geleden psychische schade door de
werknemer ontstaan is door opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer
op grond van artikel 7:658 lid 2 BW. De bewijslast rust hierbij op de werkgever.
Wanneer vaststaat dat er een causaal verband is tussen het psychisch letsel van
de werknemer en de uitoefening van zijn werkzaamheden en het verweer van de
werkgever niet slaagt, dan dient aan te worden getoond dat de schade
toegerekend kan worden aan de werkgever op grond van artikel 6:98 BW. Dit
kan immers alleen wanneer sprake is van een verband tussen de schade en de
gebeurtenis waarop de aansprakelijkheid van de werkgever berust.
De werknemer kan, wanneer aansprakelijkheid is vastgesteld op grond van
artikel 7:658 BW of 7:611 BW, in aanmerking komen voor schadevergoeding.
Hiervoor zijn de wettelijke regels van toepassing inzake schadevergoeding op
grond van artikel 6:95 BW, 6:96 BW en 6:106 BW.
30
Literatuurlijst
Al Mansouri 2008
A. Al Mansouri, ‘Proportionele aansprakelijkheid bij onzekere oorzaken’,
Juridische actualiteiten belicht door CMS Derks Star Busmann februari 2008, p.
12.
Douwes e.a. 2012
M. Douwes e.a., Arbobalans 2012. Kwaliteit van de arbeid, effecten en maatregelen
in Nederland, Leiden: TNO 2012.
Faure & Hartlief 2001
M. Faure & T. Hartlief, Schade door arbeidsongevallen en nieuwe beroepsziekten,
Den Haag: Boom Juridische Uitgevers 2001.
Giesen 2001
I. Giesen, ‘Bewijs en aansprakelijkheid’, Den Haag: BJu 2001.
Hartlief 1995
T. Hartlief, ‘Causaliteit. Over de grenzen aan de toerekening bij letselschade’,
Lelystad: Koninklijke Vermande 1995.
Hartlief 1997
T. Hartlief, ‘Van art. 7A:1638x naar art. 7:658 BW’, in: S.C.J.J. Kortmann (red.),
‘Onderneming en 5 jaar nieuw Burgerlijk Recht’, Serie Onderneming en Recht deel
7, Deventer: W.E.J. Tjeenk Willink 1997.
Hartlief 2001
T. Hartlief, ‘Stress en de verhouding tussen art. 7:658 en 7:611 BW’, WPNR 2001,
p. 1067-1068.
Hesselink e.a. 2009
J.H. Hesselink e.a., Arbobalans 2009, Kwaliteit van de arbeid, effecten en
maatregelen in Nederland, Hoofddorp: TNO Kwaliteit van Leven 2009.
Klaassen 1997
C.J.M. Klaassen, ‘Een nieuw arbeidsongevallenrecht?’, Sociaal Recht 1997, p. 283.
Klaassen 2007
C.J.M. Klaassen, ‘Proportionele aansprakelijkheid: een goede of een kwade kans?’,
NJB 2007, p. 1357.
Lindenbergh 2000
S.D. Lindenbergh, ‘Aansprakelijkheid werkgever, onmiddellijke werking art.
7:658 BW, stelplicht en bewijslast’, A&V 2000, p. 52.
31
Lindenbergh 2003
S.D. Lindenbergh, ‘Aansprakelijkheid van de werkgever voor psychische schade’,
AV&S 2003, p. 20-22.
Lindenbergh 2009
S.D. Lindenbergh, Arbeidsongevallen en beroepsziekten, monografieën
privaatrecht, Deventer: Kluwer BV 2009.
Loonstra & Zondag 2004
C.J. Loonstra & W.A. Zondag, Arbeidsrechtelijke themata, Den Haag: Boom
Juridische Uitgevers 2004.
NCvB 2009
Nederlands Centrum voor Beroepsziekten (NCvB), Registratierichtlijn E002 Beroepsgebonden overspanning/burn-out,
Amsterdam: Coronel Instituut voor
Arbeid en Gezondheid, UvA, AMC 2009.
NCvB 2010
Nederlands Centrum voor Beroepsziekten (NCvB) Registratierichtlijn E003 –
Beroepsgebonden depressie, Amsterdam: Coronel Instituut voor Arbeid en
Gezondheid, UvA, AMC 2010.
NCvB 2011
Nederlands Centrum voor Beroepsziekten (NCvB), Registratierichtlijn E001 –
Traumatische stress stoornissen (TSS),
Amsterdam: Coronel Instituut voor
Arbeid en Gezondheid, UvA, AMC 2011.
Nieuwenhuis, Stolker en Valk 2009
J.H. Nieuwenhuis, C.J.J.M. Stolker en W.L. Valk, ‘Tekst en Commentaar Burgerlijk
Wetboek,’, Deventer: Kluwer 2009
Sorgdrager 2013
B. Sorgdrager, Psychische beroepsziekten hoeven niet tot blijvende schade te
leiden, Den Haag: BJu 2013.
Van der Molen e.a. 2013
H. van der Molen e.a., Kerncijfers beroepsziekten 2013, Amsterdam: NCvB 2013.
Vegter 2004
M.S.A. Vegter, ‘Predispositie en eigen schuld bij RSI en andere multicausale
ziekten’, TVP 2004, p. 76.
Vegter 2005
M.S.A. Vegter, ‘Aansprakelijkheid voor psychisch letsel op de voet van artikel
7:658 BW: Hoge Raad 11 maart 2005, LJN AR6657, JAR 2005, 84’, TVP 2005, afl.
02.
32
Vegter 2005
M.S.A. Vegter, Vergoeding van psychisch letsel door de werkgever, Den Haag: Sdu
Uitgevers 2005.
Verbeek & Smits 2005
J.H.A.M. Verbeek & P.B.A. Smits, Inleiding in de bedrijfsgezondheidszorg, De
aanpak van problemen met werk en gezondheid, Houten: Bohn Stafleu van
Loghum 2005.
Waterman 2003
Y.R.K. Waterman, ‘De aansprakelijkheid van de werkgever voor psychische
schade van de werknemer’, Arbeid Integraal 2003, p. 1067-1068.
33
Jurisprudentie
Hoge Raad der Nederlanden
HR 2 november 1979, ECLI:NL:HR:1979:AB7349.
HR 1 juli 1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC1032.
HR 13 januari 1995, ECLI:NL:HR:1995:ZC1608.
HR 30 januari 1998, JAR 1998/82.
HR 22 januari 1999, ECLI:NL:HR:1999:AD2996.
HR 10 december 1999, ECLI:NL:HR:1999:AA3837.
HR 17 november 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA8369.
HR 12 januari 2001, ECLI:NL:HR:2001:AA9434.
HR 9 augustus 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE2113.
HR 19 december 2003, ECLI:NL:HR:2003:AL7053.
HR 11 maart 2005, ECLI:NL:HR:2005:AR6657.
HR 31 maart 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU6092.
HR 23 juni 2006, ECLI:NL:HR:2006:AW6166.
HR 9 januari 2009, ECLI:NL:HR:2009:BF8875.
HR 3 april 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH2619.
HR 7 juni 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ1721.
HR 7 juni 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ1717.
Gerechtshof
Hof ’s-Gravenhage 16 februari 2007, ECLI:NL:GHSGR:2007:BA0761.
Hof ’s-Gravenhage 27 april 2007, ECLI:NL:GHSGR:2007:BA6359.
Hof ’s-Gravenhage 26 mei 2009, ECLI:NL:GHSGR:2009:BJ3482.
Hof ’s-Hertogenbosch 25 augustus 2009, ECLI:NL:GHSHE:2009:BK0617.
Hof ’s-Hertogenbosch 9 november 2010, ECLI:NL:GHSHE:2010:BO4408.
Hof ‘s-Hertogenbosch 25 januari 2011, ECLI:NL:GHSHE:2011:BP7413.
Hof Amsterdam 19 april 2011, ECLI:NL:GHAMS:2011:BT7387.
Hof Amsterdam 20 september 2011, ECLI:NL:GHAMS:2011:BW7220.
Hof ’s-Gravenhage 27 september 2011, ECLI:BL:GHSGR:2011:BU2798.
Kantonrechter
Ktr. Utrecht 4 september 2002, JAR 2002, 220.
Ktr. Haarlem 18 juni 2003, ECLI:NL:RBHAA:2003:AM2850.
Ktr. Brielle 30 september 2003, JAR 2003/267.
Ktr. Hoorn 25 oktober 2004 JAR 2005/57.
34
Download