Uit Bulletin Medezeggenschap nr. 3, oktober 2003 Werkgesprekken Functionerings- beoordelings- en loopbaangesprekken hebben gemeen dat het gaat om formele, gestructureerde gesprekken tussen leidinggevende en werknemer over diverse aspecten van het werk. In hun onderlinge samenhang aangeduid als de gesprekkencyclus hebben ze binnen het personeelsbeleid niet alleen de functie van werkgeversinstrument. Ook voor werknemers bieden deze gesprekken een uitgelezen kans om knelpunten en wensen rond werk en werkomgeving aan te kaarten. En om afspraken te maken over de wijze waarop de werkgever gaat investeren in hun loopbaan. Iedere werknemer heeft wel eens een goed gesprek met met zijn leidinggevende over het werk. De wederzijdse verwachtingen waarmee deze gesprekspartners zo'n gesprek aangaan zijn in grote mate van invloed op het verloop en het resultaat van het gesprek. Functionerings- en beoordelingsgesprekken, en meer recent loopbaangesprekken, kennen daarom elk hun eigen doel en spelregels. Deze spelregels zijn ondermeer bedoeld om de belangen en inbreng van beide gesprekspartners voldoende aan bod te laten komen. Gespreksdoelen verschillen per gesprek Het functioneringsgesprek beoogt het functioneren van de werknemer, diens directe leidinggevende en de omstandigheden van zijn of haar (huidige) werk te optimaliseren. Het gesprek gaat dus niet alleen om het functioneren van de werknemer zelf, maar bijvoorbeeld ook om de wijze waarop de leidinggevende leiding geeft. Daartoe mogen beide gesprekspartners wensen, ideeën of knelpunten aan de orde stellen die men ziet met betrekking tot het werk, de werkomgeving en de wederzijdse werkrelatie. Afspraken over hoe de werknemer en/of de leidinggevende de besproken zaken gaat aanpakken worden gezamenlijk vastgelegd in een gespreksverslag. Waar het functioneringsgesprek gericht is op de toekomst gaat het bij een beoordelingsgesprek vooral om terugblikken. Doel is dat de leidinggevende beoordeelt wat de werknemer presteert. Voor de werknemer kunnen hier gevolgen voor het verloop van zijn/haar loopbaan aan vastzitten. Omdat bij beoordeling het initiatief eenzijdig bij de werkgever ligt worden beoordelingsgesprekken vaak als een bedreiging gezien. Het niet voeren van deze gesprekken houdt het beoordelen van werknemers door de werkgever echter niet tegen. Door het vastleggen van een beoordelingsprocedure, waar een voorafgaand aan de beoordeling te voeren gesprek deel van uitmaakt, wordt de werknemer juist een zekere mate van bescherming geboden. Deze procedure die in overleg met de personeelsgeleding van de (g)mr moet worden vastgesteld geeft de werknemer specifieke rechten waarmee willekeur kan worden vooromen, bijvoorbeeld het recht op hoor en wederhoor en regels voor bezwaar en beroep. In een loopbaangesprek staat de ontwikkeling van de werknemer in zijn huidige functie centraal of op de langere termijn in een toekomstige functie. In alle sector-CAO’s staan inmiddels afspraken over professionele ontwikkeling van werknemers en over het persoonlijk ontwikkelingsplan (pop). Dit pop, en de middelen die daarbij beschikbaar worden gesteld, zijn het gespreksonderwerp bij een pop- of loopbaangesprek. In het plan leggen werknemer en leidinggevende samen vast hoe de werknemer zich op langere termijn gaat ontwikkelen in de huidige functie, of in een toekomstige functie. Uitgangspunt is dat met het pop de persoonlijke ontplooiing in het werk en de organisatiedoelen op evenwichtige wijze worden gecombineerd. Loopbanen hebben overigens hun ups en downs. Ook bij pop's en loopbaangesprekken zal de invloed van de levensfase, of ingrijpende gebeurtenissen merkbaar zijn in wissellende motivatie en ambities. Soms is een assessment een goed hulpmiddel, maar ook een stage of project kan bijdragen aan het maken van een goede loopbaankeus. Een cyclus van gesprekken De meeste scholen zijn al jaren bekend met functioneringsgesprekken. Of ze ook echt met zekere regelmaat plaatsvinden is misschien een ander verhaal, maar elke school heeft er wel een eigen regeling voor op papier staan. Met beoordelingsgesprekken ligt dat anders, die hebben leidinggevenden vaak alleen met nieuwe personeelsleden op het moment dat een vaste aanstelling aan de orde is. Aparte loopbaangesprekken zijn voor het onderwijs nog een vrij nieuw fenomeen. Vanwege de samenhang tussen de hiervoor genoemde gespreksvormen ligt het voor de hand ze als opeenvolgende gespreksdoelen in een cyclus onder te brengen. Toen het pop een nog onbekend fenomeen was in het onderwijs was de loopbaanontwikkeling een (vast) onderdeel van het functioneringsgesprek. Nu overwegen scholen het gesprek over de loopbaan een eigen plek te geven. Een opzet kan zijn om eens in de 4 jaar stil te staan bij de ontwikkeling in de huidige of een toekomstige functie van iedere werknemer. Met zijn leidinggevende onderzoekt deze hoe hij zijn individuele wensen en kwaliteiten kan combineren met de doelen van de organisatie of van zijn afdeling. De twee jaar daarna volgen functioneringsgesprekken, eventueel uitmondend in afspraken over coaching of tussentijdse aanpassing van eerdere afspraken, en ten slotte vindt een beoordelingsgesprek plaats. Bij deze beoordeling wordt de balans opgemaakt of de werknemer zich volgens de afspraak heeft ontwikkeld. Zo nee, dan bekijken werknemer en leidinggevende hoe de werknemer alsnog het gewenste resultaat kan bereiken. Tevens kan de uitkomst van de beoordeling aanleiding geven tot het nemen van voor de werknemer (on)aangename rechtspositionele maatregelen. De vormgeving van de gesprekkencyclus en de verschillende gespreksvormen kunnen het beste in één regeling worden beschreven. Zo'n regeling kan de gesprekspartners desgewenst tevens de ruimte bieden om samen te kiezen voor een combinatie van de verschillende gespreksvormen en -doelen. Zodat bijvoorbeeld tijdens het loopbaangesprek ook zaken zoals de wijze van leidinggeven (functioneringsgesprek) aan de orde kunnen komen. Of omdat er zich een aanleiding voordoet om de afspraken die in een pop of bij een vorig functioneringsgesprek zijn gemaakt tussentijds te evalueren, in welk geval het aspect beoordeling om de hoek komt kijken. Visie op ontwikkeling van werknemers Uiteraard heeft de (g)mr een belangrijke rol te spelen bij de vormgeving van de gesprekkencysclus. Niet alleen omdat de personeelsgeleding van de (g)mr volgens de WMO en de CAO instemmingsrecht heeft bij de vaststelling van zo'n regeling, maar vooral ook omdat de uitkomst van deze gesprekken zijn impact zal hebben op het door de werkgever te voeren beleid. Daarom is het voor (g)mr tevens relevant te weten wat de hoofdlijnen zijn die uit de functioneringsgesprekken naar voren zijn gekomen. Uiteraard gaat het om vertrouwelijke gesprekken, maar de (g)mr kan de schoolleiding best vragen naar wat ze hebben opgeleverd aan scholingswensen, klachten over de arbeidsomstandigheden, en andere belangrijke punten. En hebben de leidinggevenden behoefte aan een opfristraining of intervisie? Want feedback geven, open blijven luisteren, gevoelige onderwerpen aansnijden, het blijft een leven lang een kunst. Vaardigheden. Loopbaangesprekken voeren vereist weer een andere houding van de leidinggevende. Niet alleen zal hij goed moeten weten wat de organisatie of afdeling in de toekomst nodig heeft (bijvoorbeeld aan competenties of nieuwe functies), maar ook wat de organisatie kan bieden aan faciliteiten. Een gesprek over individuele ambities en kwaliteiten vraagt bovendien dat de leidinggevende afstand kan nemen van directe afdelingsbelangen zoals de personele bezetting. De (g)mr dient in de gaten te houden dat leidinggevende voordat zij aan pop- of loopbaangesprekken beginnen over de benodigde vaardigheden beschikken. Ook dienen zij door de organisatie in staat te zijn gesteld om voor de eenheid waaraan zij leiding geven (school/locatie/team of afdeling) een gedegen plan te schrijven, en dienen zij te beschikken over voldoende informatie (bestuursbreed) en faciliteiten om een loopbaangesprek aan te gaan. Speelruimte. Een ander aandachtpunt voor de (g)mr zijn de randvoorwaarden die er voor zorgen dat de gesprekkencyclus niet alleen een instrument is ten bate van de doelen die de werkgever voor ogen heeft. In welke mate stelt de werkgever bijvoorbeeld middelen in tijd, geld, en begeleiding beschikbaar voor scholings- en/of loopbaanwensen die mede of vooral van de werknemer zelf afkomstig zijn? En zijn die middelen er ook als het gaat om een loopbaanperspectief dat verder strekt dan de muren van de school? Dit soort speelruimte is vaak terug te vinden in een mobiliteitsplan, of bij reorganisaties in een sociaal plan. Maar los van het formatieve aspect gaat het hier vooral om de vraag welke visie de school heeft op ontwikkeling en employabilty van haar werknemers, en wat de school daar voor over heeft. Een financiële vertaling in de vorm van een persoonlijk ontwikkelingsbudget (pob) gekoppeld aan een persoonlijke ontwikkelingsrekening (por) nog niet. Wel groeit de overtuiging dat permanente scholing van werknemers een noodzaak is. Vinger aan de pols Nu professionele ontwikkeling en loopbaanperspectief mede vanwege de CAO een expliciet gespreksonderwerp gaan worden hebben werknemers een extra belang bij een goed ‘gefaciliteerde’ gesprekkencyclus. Veel (g)mr’en hebben een aardig inzicht in de praktijk van de in dit artikel genoemde gesprekken. Heeft iedereen met regelmaat een gesprek, of vallen bepaalde delen van de organisatie daarbuiten? En is het voor iedereen duidelijk waarom functionerings-, loopbaan- en beoordelingsgesprekken worden gehouden? Als men het nut die gesprekken niet ziet worden ze vooral als een lastige verplichting ervaren. Een zorgvuldige introductie en periodieke voorlichting is daarom eveneens een aandachtspunt. voor de (g)mr. En blijf als (g)mr ook na de eerste invoering de vinger aan de pols houden. Krijgt iedereen de kansen die geboden kunnen worden? Levert bijvoorbeeld het loopbaanbeleid op wat was beoogd? Is het de tijd- en geld-investering waard?