Uittreksel Analyse A Inhoudsopgave Voorwoord ..................................................................................................................... 1 1. Functies en modellen ................................................................................................ 2 1.1 Vier manieren om een functie weer te geven .................................................... 2 1.2 Wiskundige modellen: een catalogus van essentiële functies ........................... 3 1.3 Nieuwe functies maken uit bestaande functies ................................................. 5 1.4 Grafische rekenmachines en computers........................................................... 5 2. Limieten en verhoudingsgetallen ............................................................................ 6 2.1 Raaklijn en snelheid ......................................................................................... 6 2.2 Limiet van een functie....................................................................................... 6 2.3 Rekenregels voor limieten ................................................................................ 7 2.4 Limieten gedefinieerd ....................................................................................... 8 2.5 Continuïteit ....................................................................................................... 9 2.6 Raaklijn, snelheid en andere verhoudingsgetallen .......................................... 10 3. Afgeleide functies .................................................................................................... 11 3.1 Afgeleiden ...................................................................................................... 11 3.2 De afgeleide functie ........................................................................................ 12 3.3 Regels voor differentiëren............................................................................... 13 3.4 Het differentiëren in toepassingen .................................................................. 14 3.5 Goniometrische functies differentiëren............................................................ 15 3.6 De kettingregel ............................................................................................... 17 3.7 Impliciet differentiëren .................................................................................... 17 3.8 Hogere afgeleiden .......................................................................................... 18 3.9 Snelheden die samenhangen ......................................................................... 18 3.10 Lineaire benaderingen en differentialen .......................................................... 18 4. Functies onderzoeken .......................................................................................... 19 4.1 Maxima en minima ......................................................................................... 19 4.2 De middelwaardestelling ................................................................................ 20 4.3 Hoe afgeleiden samenhangen met de vorm van een grafiek .......................... 21 4.4 Asymptoten .................................................................................................... 22 4.5 Tekenen van grafieken ................................................................................... 23 4.6 Plotten van grafieken ...................................................................................... 23 4.7 Optimaliseren ................................................................................................. 24 4.8 Toepassingen in de bedrijfseconomie ............................................................ 24 4.9 Nulpunten en een methode van Newton ......................................................... 25 4.10 Primitieve functies .......................................................................................... 25 Gebruik van de TI-89 bij Analyse A ............................................................................. 26 Voorwoord Dit is een uitgebreid uittreksel van hoofdstuk 1 t/m 4 van het boek Calculus 5e editie. Het bevat alle begrippen en formules, in de volgorde waarin die in het boek aan bod komen. Als er in de studiewijzer staat dat bewijzen gereproduceerd moeten worden, heb ik die in dit uittreksel opgenomen. In de bijlage staan enkele aanwijzingen voor het gebruik van de TI-89 bij deze module. Succes met de module Analyse A. Bert Kraai Uittreksel Analyse A 1. Functies en modellen 1.1 Vier manieren om een functie weer te geven Functie = het voorschrift dat aan ieder element x uit verzameling A (domein) precies 1 element f (x ) toekent uit verzameling B (bereik). Domein (domain) = verzameling van alle originelen. Onafhankelijke variabele (independent variable) = een element uit het domein. Bereik (range) = verzameling van alle afbeeldingen van functie f . Afhankelijke variabele (dependent variable) = een element uit het bereik. Mogelijkheden om uit te leggen wat een functie doet: Een machine voor het uitvoeren van een rekenkundige bewerking: Je typt een bepaalde waarde in x (input, origineel), kiest een bepaalde functie f (functievoorschrift) en krijgt een waarde f (x ) retour (output, afbeelding). Een pijlendiagram, waarbij elementen uit het domein m.b.v. pijlen worden verbonden met hun afbeelding uit het bereik. De 4 manieren om een functie weer te geven: 1. Verbaal: beschrijving 2. Numeriek: tabel met waarden 3. Visueel: grafiek 4. Algebraïsch formule. Als een functie op meer dan één manier kan worden afgebeeld, is het vaak zinvol om te schakelen tussen afbeeldingswijzen om meer inzicht in de functie te krijgen. Bepaalde type functies kunnen beter met de ene afbeeldingswijze weergegeven worden dan met de anderen, bijvoorbeeld: wetmatigheden formule onderzoeksresultaten tabel met waarden, grafiek staffeling beschrijving continue meetresultaten grafiek Verticale Lijn Test Functies kunnen weergegeven worden als een curve in een xy-assenstelsel. Maar niet elke curve in een xy-assenstelsel is de grafiek van een functie. Voor een grafiek van een functie geldt dat geen enkele vertikale lijn de curve meer dan 1 keer mag doorsnijden. Stuksgewijs gedefinieerde functie (piecewise defined function) Voor ieder deel van het domein geldt een aparte functie. Voorbeelden: x als x 0 f ( x) | x | x als x 0 x 2 4 x als x 0 x 4 g ( x) | x 2 4 x | 2 x 4 x als 0 x 4 Blz. 2 van 27 Uittreksel Analyse A Bepalen van de vergelijking van een rechte lijn (equation of a line) Als de richtingscoëfficiënt m is gegeven en één punt van de lijn is bekend ( x1 , y1 ) , dan is de vergelijking van de lijn op te stellen met behulp van: y mx b Punt ( x, y ) Punt ( x1 , y1 ) y1 mx1 b _ Aftrekken levert de formule y y1 m( x x1 ) . Omgekeerd is met deze formule ook de richtingscoëfficiënt (r.c.) m te berekenen als twee punten van een lijn ( x, y ) en ( x1 , y1 ) bekend zijn: m y y1 y . x x1 x Even en oneven functies (even and odd functions) Een functie is even als f ( x) f ( x) . Deze grafiek is gespiegeld in de y-as. Een functie is oneven als f ( x) f ( x) . Deze grafiek is gespiegeld in de oorsprong van het assenstelsel = 180o geroteerd ten opzichte van de oorsprong. Stijgende en dalende functies (increasing and decreasing functions) Een functie f is stijgend op een interval als f ( x1 ) f ( x2 ) voor elke x1 x2 in dat interval. De r.c. m is groter dan 0. Een functie f is dalend op een interval als f ( x1 ) f ( x2 ) voor elke x1 x2 in dat interval. De r.c. m is kleiner dan 0. 1.2 Wiskundige modellen: een catalogus van essentiële functies Met een wiskundig model (vaak één of meer functies) beschrijft men een situatie uit de werkelijkheid. Doel van het model is om inzicht te krijgen in de situatie en om voorspellingen te kunnen doen over zijn toekomstig gedrag. Het proces van modelleren bestaat uit de volgende stappen: 1. Selecteren van een situatie (probleem) uit de werkelijkheid. 2. Formuleren van een wiskundig model door het identificeren van de onafhankelijke en de afhankelijke variabelen. 3. Opstellen van een hypothese van de werkelijkheid. 4. Toetsen van deze hypothese aan de werkelijkheid. Een wiskundig model is een vereenvoudigde weergave van de werkelijkheid met als doel wiskundige berekeningen mogelijk te maken, die nauwkeurig genoeg zijn om betrouwbare conclusies te trekken. Blz. 3 van 27 Uittreksel Analyse A Soorten functies Algebraïsche Kenmerken Samengestelde functie uit lineaire, polynome en rationale functies. Bevat operatoren. P (x ) Veeltermen (polynomials) y a n x n a n 1 x n 1 ... a 1 x 1 a 0 Kwadratische functies Eerstegraads (lineair) Tweedegraads (quadratic) Vorm: rechte lijn als a>0 stijgend als a<0 dalend Vorm: parabool als a>0 dalparabool als a<0 bergparabool Wortel (root) Reciproke (reciprocal) = omgekeerd evenredige Rationale y ax b y ax 2 bx c y ax 3 bx 2 cx d Derdegraads (cubic) Machtsfuncties (power) Formule Slechts 1 term uit de kwadratische functie is aanwezig. Vorm: zelfde als de betreffende term. Vorm: als kwadratische functie met term n , maar dan gespiegeld in de lijn y x . Domein x = [0, ) Vorm: hyperbool met de assen als asymptoten y ax b quotiënt van 2 veeltermfuncties P( x) Q( x) stijgend als a > 0 en g > 1 dalend als a > 0 en 0<g<1 y ag x 1 n yx n x y x 1 1 x Transcedente Exponentiële Logaritmische Goniometrische y a log( x) periodiek sinus, cosinus en tangens (trigonometric) … (Not Named) … Interpolatie (intrapolation) = schatten van een waarde die tussen de gemeten waarden ligt. Extrapolatie (extrapolation) = schatten van een waarde die buiten de gemeten waarden ligt. Blz. 4 van 27 Uittreksel Analyse A 1.3 Nieuwe functies maken uit bestaande functies Als het functievoorschrift verandert, verandert de grafiek. In sommige gevallen is het effect van de verandering in de grafiek te voorspellen. Uit bestaande functies kunnen op 3 manieren nieuwe functies worden gemaakt: 1. Met transformaties (translaties, uittrekken, krimpen of spiegelen) 2. Door het combineren van bestaande functies ( f g ) 3. Door het samenstellen van bestaande functies ( f g ) Translaties bij c>0 y y y y f ( x) c f ( x) c f ( x c) f ( x c) Uittrekken, inkrimpen en spiegelen bij c>1 y cf (x) f ( x) y c y f (cx) x y f c y f (x) y f ( x) Actie Schuif grafiek van y f (x) met c units omhoog Schuif grafiek van y f (x) met c units omlaag Schuif grafiek van y f (x) met c units naar rechts Schuif grafiek van y f (x) met c units naar links Actie Trek de grafiek van y f (x) in verticale richting uit met factor c Krimp de grafiek van y f (x) in verticale richting in met factor c Krimp grafiek van y f (x) in horizontale richting in met factor c Trek de grafiek van y f (x) in horizontale richting uit met factor c Spiegel de grafiek van y f (x) in de x -as Spiegel de grafiek van y f (x) in de y -as Functies f en g combineren met domein A resp. B ( f g )( x) ( f g )( x) ( fg )( x) f (x) g Functies f en g combineren tot samengestelde functie ( f g )( x) Equivalent met f ( x) g ( x) f ( x) g ( x) f ( x) * g ( x) f ( x) g ( x) Equivalent met f ( g ( x)) Nieuwe domein A B A B A B x { A B | g ( x) 0} Nieuwe domein Alle waarden van x in het domein van g (x ) waarvan de afbeelding ligt in het domein van f (x ) 1.4 Grafische rekenmachines en computers Zie bijlage. Blz. 5 van 27 Uittreksel Analyse A 2. Limieten en verhoudingsgetallen 2.1 Raaklijn en snelheid Een Raaklijn (tangent) is een lijn die de curve raakt in een gegeven punt. De richtingscoëfficiënt van de raaklijn is gelijk aan die van de curve in het gegeven punt. De richtingscoëfficiënt (r.c.) m van een raaklijn is te bepalen door de limiet te berekenen van de r.c. van de snijlijnen met het gegeven punt: lim mPQ m . QP De r.c. m is te benaderen door de punten P en Q in te vullen als ( x, y ) en ( x1 , y1 ) in de punthellingvorm van de raaklijn: y y1 m( x x1 ) . 2.2 Limiet van een functie lim f ( x) L is een tweezijdige limiet. x a De limiet van f (x ) is gelijk aan L , als x van links of rechts nadert tot a maar niet gelijk wordt aan a . Met andere woorden: f (x ) nadert L als x nadert tot a . lim f ( x) L is een linkszijdige limiet: x nadert vanaf links (negatief) tot a . xa lim f ( x) L rechtszijdige limiet: x nadert vanaf rechts (positief) tot a . xa Derhalve is lim f ( x) L als geldt dat lim f ( x) L en lim f ( x) L . x a xa xa Oneindige limieten (infinitiy limits) lim f ( x) of betekent dat f (x) oneindig groot cq. klein wordt als we de x maar xa dicht genoeg nadert tot a maar niet gelijk wordt aan a . De lijn x a wordt in dit geval een verticale asymptoot genoemd. Blz. 6 van 27 Uittreksel Analyse A 2.3 Rekenregels voor limieten Als de limieten lim f ( x ) en lim g ( x) bestaan, dan geldt: x a x a 1. lim [ f ( x) g ( x)] lim f ( x) lim g ( x) x a x a x a 2. lim [ f ( x) g ( x)] lim f ( x) lim g ( x) x a x a x a 3. lim [cf ( x)] c lim f ( x) xa waarbij c een constante is xa 4. lim [ f ( x) * g ( x)] lim f ( x) * lim g ( x) xa xa x a lim f ( x) 5. lim xa f ( x) x a als lim g ( x) 0 xa g ( x) lim g ( x) xa 6. lim [ f ( x)] [lim f ( x)] n waarbij n een positief geheel getal is 7. lim c c waarbij c een constante is n x a xa xa 8. lim x a xa 9. lim x n a n waarbij n een positief geheel getal is x a 10. lim n x a 11. lim xa n x n a waarbij n een positief geheel getal is. f ( x) n lim f ( x) Als n een even getal is, nemen we aan dat a 0 , anders bestaat de limiet niet. waarbij n een positief geheel getal is xa Als n een even getal is, nemen we aan dat f ( x) 0 Directe substitutieregel Als f een veelterm (polynomial) of rationale functie is en a is element van het domein van f dan geldt: lim f ( x) f (a ) . Deze functies zijn continu bij a . xa Bij voorbeeld 6 op bladzijde 86 wordt de worteltruc gebruikt: a b a b a b * 1 a b a b a b Stellingen 1. lim f ( x) L als geldt lim f ( x) L lim f ( x) . x a x a xa 2. Als f ( x) g ( x) als x dichtbij a is maar niet gelijk aan a en de limieten van f en g bestaan beide als x nadert tot a dan geldt lim f ( x) lim g ( x) xa x a 3. Als f ( x) g ( x) h( x) als x dichtbij a is maar niet gelijk aan a en lim f ( x) lim h( x) L dan geldt dat lim g ( x) L . (insluitstelling) x a xa xa Blz. 7 van 27 Uittreksel Analyse A 2.4 Limieten gedefinieerd = (absolute) fouttolerantie (error tolerance) van f (x) tot de limietwaarde L . = (absolute) afstand van x tot a . Definitie van een limiet Gegeven is een functie f die is gedefinieerd op een open interval dat het getal a bevat, behalve mogelijk het getal a zelf. We kunnen nu zeggen dat de limiet van f (x ) als x het getal a nadert gelijk is aan L , geschreven als lim f ( x) L , als geldt dat voor elk getal 0 er een getal 0 is xa zodanig dat | f ( x) L | wanneer 0 | x a | . Andersom geldt dus ook: Als 0 | x a | dan is | f ( x) L | . In omgangstaal: lim f ( x) L betekent dat we de waarden van f (x ) de waarde L net xa zo dicht kunnen laten naderen als we willen door een x -waarde te kiezen die dicht genoeg bij a ligt (maar niet gelijk is aan a ). x ligt dan in het open interval (a , a ) , waarbij geldt dat de grenswaarden niet meedoen en x a . f (x ) ligt in het open interval ( L , L ) . Bewijzen met behulp van de definitie van de limiet: Stap 1 Schat de waarde van door analyse van de vraagstelling. Dit komt neer op het substitueren van f (x ) , L en a in de definitie van de limiet en het herschrijven van de ongelijkheid | f ( x) L | , totdat hierin een term | x a | ontstaat. Definieer nu de relatie tussen en . Stap 2 Bewijs dat de gevonden waarde van de juiste is. Dit komt neer op het herschrijven van | f ( x) L | , totdat hierin de term | x a | ontstaat. Omdat geldt dat | x a | , is nu de relatie tussen | f ( x) L | en aan te geven. Met behulp van de relatie tussen en kunnen we dit terug rekenen naar . Zie voorbeeld 2 op bladzijde 95/96. Definitie van linkszijdige limiet lim f ( x) L als voor elk getal 0 er een getal 0 is zodanig dat xa | f ( x) L | wanneer a x a . Definitie van rechtzijdige limiet lim f ( x) L als voor elk getal 0 er een getal 0 is zodanig dat xa | f ( x) L | wanneer a x a . Definitie van een oneindige limiet lim f ( x) als voor elk positief getal M er een getal 0 is zodanig dat xa f ( x) M wanneer 0 | x a | . lim f ( x) - als voor elk negatief getal N er een getal 0 is zodanig dat xa f ( x) N wanneer 0 | x a | . Blz. 8 van 27 Uittreksel Analyse A 2.5 1 Continuïteit Een functie f is continu bij een getal a als lim f ( x) f (a) . xa Bij continuïteit wordt aan de volgende 3 voorwaarden voldaan: 1. f (a ) bestaat (oftewel: a is element van het domein van f ) 2. lim f ( x ) bestaat x a 3. lim f ( x) f (a) . xa 2 Simpeler gezegd: de lijn van de grafiek loopt door bij x a . Een functie f is continu van rechts bij een getal a als lim f ( x) f (a ) . xa Een functie f is continu van links bij een getal a als lim f ( x) f (a ) . xa 3 Een functie f is continu op een interval als het continu is voor ieder getal in dit interval. Als niet aan deze 3 voorwaarden wordt voldaan, is sprake van discontinuïteit. Simpel gezegd: de lijn van de grafiek wordt onderbroken, je moet je pen van het papier halen. Specifieke vormen van discontinuïteit: 1. oneindige discontinuïteit (infinity): lim f ( x) xa 2. sprongdiscontinuïteit (jump): de grafiek springt van de ene functiewaarde naar de andere. Soms is de discontinuïteit ophefbaar door het functievoorschrift iets te wijzigen. 4 5, 6, 7 Als f en g continu zijn bij getal a dan zijn de volgende functies eveneens continu bij a : 1. f g 2. f g 3. cf ( c is een constante) 4. fg 5. f / g als g (a ) 0 Verder geldt: a) Elke veelterm (polynomial) functie is continu op |R = (, ) P( x) c n x n c n 1 x n ... c 1 x 1 c 0 . b) Elke rationale functie is continu op het interval waarop het is gedefinieerd. f ( x) P( x) Q( x) c) Wortelfuncties zijn continu op hun domein. d) Goniometrische functies zijn continu op hun domein. 8 Als f continu is bij b en lim g ( x ) b , dan is lim f ( g ( x)) f (b) . x b x b Met andere woorden: lim f ( g ( x)) f (lim g ( x)) x b x b Blz. 9 van 27 Uittreksel Analyse A 9 Als f continu is bij a en f is continu bij g (a ) , dan is de samengestelde functie f g gegeven door ( f g )( x) = f ( g ( x)) continu bij a . Oftwel: een continue functie van een continue functie is een continue functie. 10 Stel dat f continu is op het gesloten interval [ a, b] en dat N een willekeurig getal is tussen f (a ) en f (b ) , waarbij f (a ) f (b ) . Dan bestaat er een getal c in interval (a, b) zodanig dat f (c) N . Middelwaardestelling (Intermediate value theorem). 2.6 1 Raaklijn, snelheid en andere verhoudingsgetallen De raaklijn van een curve y f (x) bij punt P (a, f (a)) is de lijn door P met de richtingscoëfficiënt m lim xa 2 f ( x) f (a) onder de conditie dat deze limiet bestaat. xa Als we de helling h van een snijlijn PQ willen berekenen x a vervangen door h . De richtingscoëfficiënt wordt dan m PQ lim h 0 3 f ( a h) f ( a ) . h Als we de snelheid v (a ) willen berekenen op t a kunnen we dit via dezelfde formule f ( a h) f ( a ) . Feitelijk betekent dit dat de snelheid van het h 0 h object overeenkomt met de helling van de curve op tijdstip t a . benaderen: v(a ) lim 4 Bij verhoudingsgetallen geldt: y f ( x2 ) f ( x1 ) is de x x2 x1 gemiddelde veranderingssnelheid van y ten opzichte van x over het interval [ x1 , x2 ] en kan geïnterpreteerd worden als de helling van de snijlijn PQ . f ( x2 ) f ( x1 ) y De veranderingssnelheid op een moment is dan lim . lim x 0 x x2 x1 x2 x1 x x2 x1 en y f ( x2 ) f ( x1 ) . De verhouding is Blz. 10 van 27 Uittreksel Analyse A 3. Afgeleide functies 3.1 Afgeleiden 2, 3 De afgeleide van een functie f in a , genoteerd als f ' (a) is f ' (a) lim h 0 f ( a h) f ( a ) f ( x) f (a) lim als deze limiet bestaat. xa h xa Dit betekent dat de raaklijn op y f (x) bij punt (a, f (a)) de lijn is door (a, f (a)) waarvan de richtingscoëfficiënt gelijk is aan f ' (a) , de afgeleide van f in a . Als we de punthellingmanier van de vergelijking van een lijn gebruiken, kunnen we de vergelijking van de raaklijn op de curve y f (x) bij punt (a, f (a)) schrijven als: y f (a) f ' (a)( x a) De afgeleide f ' (a) is tevens het wijzigingspercentage op enig moment van y f (x) f ( x2 ) f ( x1 ) y lim x 0 x x2 x1 x2 x1 ten opzichte van x wanneer x a . f ' (a) = lim Voorbeelden: snelheid als afgeleide van verplaatsing s ten opzichte van tijd t . toename productiekosten als afgeleide van kosten ten opzichte van aantal. toename staatsschuld als afgeleide van staatsschuld ten opzichte van jaartal. Blz. 11 van 27 Uittreksel Analyse A 3.2 De afgeleide functie 2 Als we in de definitie van de afgeleide het getal a vervangen door de variabele x ontstaat de volgende formule: f ' ( x) lim h 0 f ( x h) f ( x ) . h ' f ( x) wordt de afgeleide van f genoemd. Het domein van f ' is de verzameling {x | f ' ( x) bestaat } en is kleiner of gelijk aan het domein van f . Als functie f stijgt bij x , is de afgeleide f ' ( x) positief. Als functie f horizontaal loopt bij x , is de afgeleide f ' ( x) nul. Als functie f daalt bij x , is de afgeleide f ' ( x) negatief. Als functie f een asymptoot heeft bij x , is de afgeleide f ' ( x) of . Andere schrijfwijzen voor de afgeleide zijn: dy y df d lim f ( x) Df ( x) D x f ( x) . dx x0 x dx dx d Hierin worden D en differentiatie operatoren genoemd, omdat zij duiden op het dx f ' ( x) y ' 3 4 proces van differentiëren, het proces van het berekenen van de afgeleide. Een functie f is differentieerbaar in a als f ' (a) bestaat. Het is differentieerbaar op een open interval (a, b) [of (a, ), (, a), (, ) ] als het differntieerbaar is voor ieder getal in het interval. Als f differentieerbaar is bij a , dan is f continu bij a . Bewijs lim f ( x) lim [ f ( x) f (a)] lim f (a) . x a x a x a f ( x) f (a) ( x a) lim f ( x) f (a) xa xa f ( x) f ( a) f ( x) f ( a) lim ( x a) lim lim ( x a) f ' (a) * 0 0. x a x a xa xa Nu geldt dat f ( x) f (a) x a Dus lim f ( x) lim [ f ( x) f (a)] lim f (a) f (a) . x a xa x a Omgekeerd hoeft niet te gelden dat als f continu bij a , f differentieerbaar is bij a ! Zie voorbeeld 6 op blz. 139. In het algemeen geldt dat als een grafiek van f een hoek of een knik heeft bij a , de grafiek geen raaklijn heeft bij a en dus niet differentieerbaar is voor a . f ' (a) bestaat in dat geval dus niet. Als f discontinu is bij a geldt altijd dat f niet differentieerbaar is voor a . Ook als de grafiek van f verticaal loopt bij a is f niet differentieerbaar is voor a . De richtingscoëfficiënt van een verticale lijn is immers niet gedefinieerd. Zie figuur 8 op blz. 141. Blz. 12 van 27 Uittreksel Analyse A 3.3 Regels voor differentiëren d (c ) 0 dx d ( x) 1 De afgeleide van x is gelijk aan 1: dx d n ( x ) nx n 1 De afgeleide van x n is gelijk aan nx n 1 dx Deze algemene regel voor machtsfuncties geldt voor alle reële getallen n , 1 1 dus ook voor negatieve getallen: f ( x ) x 1 dan is f ' ( x) 1x 2 2 x x 1 1 1 1 en voor wortels: f ( x) x x 2 dan is f ' ( x) x 2 2 2 x De afgeleide van een constante c is gelijk aan 0: 1 2, 3 Afgeleide functies zijn samen te stellen met de volgende rekenregels: ( f en g zijn differentieerbaar, c is een constante) Vermenigvuldiging met constante d d [cf ( x)] c f ( x) dx dx (cf ) ' cf ' Somregel ( f g)' f ' g ' Verschilregel ( f g)' f ' g ' d d d [ f ( x) g ( x)] f ( x) g ( x) dx dx dx Productregel ( fg ) ' fg ' gf ' d d d [ f ( x) g ( x)] f ( x) g ( x) dx dx dx d d d [ f ( x) g ( x)] f ( x) [ g ( x)] g ( x) [ f ( x)] dx dx dx Quotiëntregel f gf fg ( )' g g2 ' ' d f ( x) [ ] dx g ( x) g ( x) d d [ f ( x)] f ( x) [ g ( x)] dx dx 2 [ g ( x)] Deze rekenregels tonen aan dat iedere veeltermfunctie (polynoom) differentieerbaar is in |R en iedere rationele functie differentieerbaar is in zijn domein. Blz. 13 van 27 Uittreksel Analyse A 3.4 Het differentiëren in toepassingen Toepassing Snelheid Dichtheid Stroom Reactiesnelheid Samendruk baarheid Groeisnelheid populatie Doorvoersnelheid ader Marginale kostprijs Eenheid afgelegde afstand per tijdseenheid, bv. meters per seconde Interval gemiddelde snelheid massa per inhoudseenheid, bv. kg/kubieke meter gemiddelde dichtheid= aantal passerende deeltjes per tijdseenheid, bv. Couloms per seconde = Amp. aantal reagerende moleculen per liter per tijdseenheid bv. (mol/l)/s gemiddelde stroom = stroom = Q Q2 Q1 t t 2 t1 Q f (t 2 ) f (t1 ) t 0 t t 2 t1 gemiddelde reactiesnelheid= reactiesnelheid = volume-verandering bij bepaalde druk, bv. kubieke meter per kilopascal (m3/kP) gemiddelde samendrukbaarheid= aantal per tijdseenheid, bv aantal per seconde. snelheid per diameter van de ader bv, (m/s)/mm gemiddelde groei= groeisnelheid = n n2 n1 t t 2 t1 n f (t 2 ) f (t1 ) t 0 t t 2 t1 gemiddelde doorvoersnelheid = doorvoersnelheid = prijs per productieeenheid bv. €/stuk. gemiddelde kostprijs= kostprijs = C C2 C1 x x2 x1 C f ( x2 ) f ( x1 ) x 0 x x2 x1 = s s 2 s1 t t 2 t1 m m2 m1 x x2 x1 C C2 C1 t t 2 t1 v v2 v1 P P2 P1 v v2 v1 r r2 r1 Momentopname snelheid = s f (t 2 ) f (t1 ) t 0 t t 2 t1 lim dichtheid = lim x 0 m f ( x2 ) f ( x1 ) x x2 x1 lim lim t 0 C f (t 2 ) f (t1 ) t t 2 t1 samendrukbaarheid = lim x 0 f ( P2 ) f ( P1 ) v P P2 P1 lim lim r 0 v f (r2 ) f (r1 ) r r2 r1 lim Blz. 14 van 27 Uittreksel Analyse A 3.5 Goniometrische functies differentiëren Allereerst een samenvatting van appendix D. Bij goniometrische functies als sin x en cos x is de waarde van x steeds een getal. Dit getal x komt overeen met de grootte van een hoek uitgedrukt in radialen. Een hoek van radialen komt overeen met 180o. Omrekenen van radialen naar graden: vermenigvuldigen met Omrekenen van graden naar radialen: vermenigvuldigen met 180 180 . . De boog van een cirkel is afhankelijk van de straal van de cirkel en de hoek: a r . De hoek is dus te berekenen met a . r Hieruit volgt dat als hoek 1 rad groot is, de lengte van de boog gelijk is aan de straal. In een rechthoekige driehoek is van een scherpe hoek : sin x = overstaande zijde gedeeld door schuine zijde cos x = aanliggende zijde gedeeld door schuine zijde tan x = overstaande zijde gedeeld door aanliggende zijde = sin x / cos x csc x = cosecans = schuine zijde gedeeld door overstaande zijde= 1/ sin x sec x = secans = schuine zijde gedeeld door aanliggende zijde= 1/ cos x cot x = aanliggende zijde gedeeld door overstaande zijde = 1/ tan x = cos x / sin x . Het domein van sin x en cos x is R . Het bereik is [-1,1]. tan x bestaat niet als cos x = 0, dus het domein van tan x is { x R | x (n 0,5) | n N } . Het bereik is (, ) . Het domein van cot x is { x R | x n | n N } , het bereik is (, ) . Het domein van csc x is { x R | x n | n N } , het bereik is (,1] [1, ) . Het domein van sec x is { x R | x (n 0,5) | n N } , het bereik is (,1] [1, ) . Een hoek kan in het coördinatenstelsel ingetekend worden door de aanliggende zijde op de x-as te leggen en de schuine zijde tegen de klok in te tekenen. (Een negatieve hoek wordt met de wijzers van de klok mee getekend.) De goniometrische functies hebben in ieder kwadrant in het coördinatenstelsel de volgende tekens: (II) S (I) A sin 0 sin 0 cos 0 cos 0 tan 0 tan 0 (III) T (IV) C cos 0 cos 0 tan 0 tan 0 sin 0 sin 0 De kwadranten worden van rechtsboven tegen de klok in genummerd: I, II, III, IV. De tekens zijn met de volgende ezelsbruggetje te onthouden: All Students Take Calculus. In kwadrant I is alles positief, in kwadrant II alleen de Sinus, in kwadrant III alleen de Tangens en in kwadrant IV alleen de Cosinus. Blz. 15 van 27 Uittreksel Analyse A Vanuit de grafieken is direct af te lezen. sin( ) sin( ) (oneven funtie) en cos( ) cos( ) (even functie) sin( 2 ) sin( ) en cos( 2 ) cos( ) . Belangrijke rekenregels in de goniometrie zijn: sin 2 x cos 2 x 1. cos( x y ) cos x cos y sin x sin y Leer deze rekenregels uit het hoofd. Alle overige rekenregels zijn hieruit af te leiden. Enkele voorbeelden: cos( x y ) cos( x ( y )) cos x cos( y ) sin x sin( y ) cos x cos y sin x sin y . cos 2 x cos( x x) cos x cos x sin x sin x cos 2 x sin 2 x 1 2 sin 2 x . sin( x y ) cos ( x y ) cos ( x) y cos( x) cos y sin( x) sin y 2 2 2 2 sin x cos y cos x sin y . Aanvullende theorie in § 3.5: De volgende rekenregels dienen toegepast te kunnen worden (zie vbld. 3, 4 en 5): 2, 3 lim 0 lim 0 sin sin 1 1 lim 0 lim 0 cos cos 0 4 Als f ( x) sin x dan is f ' ( x) cos x . 5 Als f ( x) cos x dan is f ' ( x) sin x . 6 Als f ( x) tan x dan is f ' ( x) lim 0 lim 0 tan tan 1 (uit opgave 43) 1 1 = sec 2 x . cos 2 x 1 Als f ( x) cot x dan is f ' ( x) = csc 2 x . (LET OP: in de studiewijzer is het 2 sin x minteken weggevallen!). Blz. 16 van 27 Uittreksel Analyse A 3.6 De kettingregel Als f en g beide differentieerbaar zijn en functie F = f g is de samengestelde functie gedefinieerd door F ( x) f ( g ( x)) , dan is F differentieerbaar. 1 De afgeleide functie F ' is gegeven door het product F ' ( f g ) ' x f ' ( g ( x)) g ' ( x) . 2 Anders genoteerd in Leibniz notatie: Als y f (u ) en u g (x) beide differentieerbaar zijn, dan geldt dat dy dy dy . dx du dx Bij het toepassen van de kettingregel werken we steeds van buiten naar binnen: de afgeleide van de buitenste functie f ' (u ) toegepast op de binnenste functie g (x ) vermenigvuldigd met de afgeleide van de binnenste functie g ' ( x) . Enkele veel voorkomende toepassingen van de kettingregel: als f (u ) een sinusfunctie is, dan is F ' ( x) gelijk is aan cos g ( x) g ' ( x) als f (u ) een machtsfunctie is, dan is F ' ( x) gelijk aan n[ g ( x)] n1 g ' ( x) LET OP: bij het product van 2 samengestelde functies gaat de productregel voor de kettingregel! Zie voorbeeld 6 op blz. 179. 3.7 Impliciet differentiëren Bij expliciete functies is y gedefinieerd met een functievoorschrift Bijvoorbeeld y f (x) . Bij elke x -waarde hoort precies 1 y -waarde. Bij impliciete functies is y gedefinieerd als een vergelijking met 2 of meer onbekenden. Bijvoorbeeld x 2 y 2 25 . De punten ( x, y ) die voldoen aan deze vergelijking vormen samen een kromme in het platte vlak. Uit deze vergelijking zijn soms 1 of meer expliciete functievoorschriften af te leiden. Bijvoorbeeld: y 25 x 2 25 x 2 of 25 x 2 . Het expliciet maken van impliciete functies is soms een hele opgave, zoals blijkt uit het voorbeeld van het folium van Descartes: x 3 y 3 6 xy . Gelukkig hoeven we vergelijkingen niet expliciet te maken om de afgeleide van y te bepalen. Hiervoor kunnen we gebruik maken van de methode van impliciet differentiëren. De truc is om beide zijden van de vergelijking te differentiëren ten opzichte van x en daarna de vergelijking op te lossen voor y ' . Voorwaarde is wel dat de vergelijking y impliciet definieerd als een differentieerbare functie van x . Twee grafieken worden orthogonaal (loodrecht) genoemd, als op ieder snijpunt hun raaklijnen loodrecht op elkaar staan. Dit is het geval als de afgeleiden van beide grafieken elkaars negatieve omgekeerde zijn. Voorbeeld: Grafieken met xy c voor c 0 (hyperbolen met asymptoten x -as en y -as) staan orthogonaal op x 2 y 2 k voor k 0 (hyperbolen met asymptoten y x ). Bewijs: afgeleide van de eerste serie is y y x x en van de tweede serie . En * = -1. x x y y Blz. 17 van 27 Uittreksel Analyse A 3.8 Hogere afgeleiden De tweede afgeleide is de afgeleide van de eerste afgeleide. y '' f '' ( x) D 2 f ( x) d dy d2y ( ) 2 . dx dx dx Voorbeelden hiervan zijn: versnelling (m/s2) als afgeleide van snelheid (m/s) als afgeleide van positie (m) Hogere afgeleiden worden meestal aangegeven met: y ( n ) f (n) ( x) D n f ( x) dny . dx n Bij impliciet differentiëren dient eerst de eerste afgeleide berekend te worden. Daarna de tweede berekenen. Hierin de eerste afgeleide te substitueren EN de oorspronkelijke vergelijking. Zie voorbeeld 5 en opgave 29. Soms ontstaat er een patroon in hogere afgeleiden. Zie voorbeelden 4 en 6. Hierdoor kan een algemeen voorschrift opgesteld worden voor y (n ) . 3.9 Snelheden die samenhangen Wanneer 2 functies beide afhankelijk zijn van de tijd, zijn ze indirect afhankelijk van elkaar. Door een vergelijking op te stellen van het verband van deze functies en deze vergelijking te differentiëren, kunnen we rekenen met deze afhankelijkheid. De te volgen stappen: 1. Lees het probleem zorgvuldig 2. Visualiseer het probleem zo mogelijk. 3. Introduceer symbolen voor een notatie. 4. Geef de bekende en de gevraagde informatie weer in de gekozen notatie. 5. Stel een vergelijking op dat het verband tussen beide functies weergeeft. 6. Gebruik de kettingregel om beide zijden van de vergelijking te differentiëren. 7. Vul in de verkregen vergelijking de bekende informatie in en bereken de onbekende. 3.10 Lineaire benaderingen en differentialen Als x in de buurt ligt van a dan nadert de grafiek van f (x ) de raaklijn bij x a . Dus: f ( x) f (a) f ' (a)( x a) L( x) . L (x ) wordt de lineaire benadering of raaklijnbenadering van f bij a genoemd. Het betrouwbaarheidsinterval voor een gegeven d kunnen we berekenen met: f ( x ) d < f ( x) L( x) < f ( x) d . De differentiaal dx = geschatte verandering van y : dy f ' ( x)dx . De werkelijke verandering van y is: y f ( x x) f ( x) . Blz. 18 van 27 Uittreksel Analyse A 4. Functies onderzoeken 4.1 Maxima en minima Eén van de belangrijkste toepassingen van differentiëren zijn optimalisatievraagstukken. Dit komt neer op het zoeken naar de minimum- en maximumwaarden van een (afgeleide) functie. 1 Een functie f heeft een absoluut maximum (of een globaal maximum) bij c als f (c) f ( x) voor alle x in domein D . f (c ) wordt de maximale waarde van f in D genoemd. Een functie f heeft een absoluut minimum (of een globaal minimum) bij c als f (c) f ( x) voor alle x in domein D . f (c ) wordt de minimale waarde van f in D genoemd. Maximale en minimale waarden van f worden de extreme waarden van f genoemd. 2 Een functie f heeft een lokaal maximum (of relatief maximum) bij c als f (c) f ( x) als x in de buurt ligt van c . Dit betekent dat f (c) f ( x) voor alle x in een bepaald open interval dat c bevat. Een functie f heeft een lokaal minimum (of relatief minimum) bij c als f (c) f ( x) als x in de buurt ligt van c . 3 De extreme waarden theorie: Als f continu is op een gesloten interval [ a, b] dan verkrijgt f een absolute maximum waarde f (c ) en een absolute minimum waarde f (d ) bij sommige waarden c en d in [a, b] . 4 Fermat's theorie: ALS f een lokaal maximum of minimum heeft bij c EN als 7 f ' (c) bestaat, DAN geldt dat f ' (c) 0 . In andere woorden: als f een lokaal maximum of minimum heeft bij c , is c een kritiek getal van f . Let op: het omgekeerde geldt niet! Als f ' (c) 0 betekent dit niet altijd dat f een lokaal maximum of minimum heeft bij c . Ook kan het voorkomen dat f een lokaal maximum of minimum heeft bij c , terwijl f ' (c) niet bestaat. Fermat's theorie brengt ons alleen op het spoor van kritieke punten van de functie f waar zich een lokaal maximum of minimum KAN bevinden. 6 Een kritiek punt van de functie f is een getal c in het domein van f zodanig dat f ' (c) 0 of dat f ' (c) niet bestaat. De gesloten interval methode om de absolute maximum- en minimumwaarden van een continue functie f te vinden op een gesloten interval [ a, b] : 1. Zoek de waarden van f bij de kritieke punten van f in [ a, b] . 2. Zoek de waarden van f bij de eindpunten van het interval. 3. Bepaal de hoogst gevonden waarde van stap 1 en 2: dit is het absolute maximum; de laagst gevonden waarde is het absolute minimum. Blz. 19 van 27 Uittreksel Analyse A 4.2 De middelwaardestelling Rolle's theorie Als gegeven is dat f een functie is die aan de volgende voorwaarden voldoet: 1. f is continu op het gesloten interval [ a, b] . 2. f is differentieerbaar op het open interval (a, b) . 3. f (a ) f (b) Dan is er een getal c in interval (a, b) zodanig dat f ' (c) 0 . Rolle's theorie zegt feitelijk dat als f (a ) f (b) er ergens een getal c in het interval (a, b) moet zijn, waarbij de grafiek een lokaal maximum of lokaal minium bereikt. Middelwaardestelling Als f een functie is die aan de volgende voorwaarden voldoet: 1. f is continu op het gesloten interval [ a, b] . 2. f is differentieerbaar op het open interval (a, b) . Dan is er een getal c in interval (a, b) zodanig dat 1, 2 f ' (c ) f (b) f (a ) ba oftewel: f (b) f (a) f ' (c)(b a) De middelwaardesteling gaat nog een stapje verder en zegt dat er een getal c in het interval (a, b) is waarvan de raaklijn evenwijdig loopt aan de lijn door de punten (a, f (a)) en (b, f (b)) . Met behulp van de middelwaardestelling kunnen we informatie verkrijgen over het gedrag van een functie met behulp van zijn afgeleide. Twee voorbeelden: 5 Als f ' ( x) 0 voor alle x in het interval (a, b) dan is f constant op (a, b) . 7 Als f ' ( x) g ' ( x) voor alle x in het interval (a, b) dan is f g constant op (a, b) , oftewel f ( x) g ( x) c waarbij c een constante is. Blz. 20 van 27 Uittreksel Analyse A 4.3 Hoe afgeleiden samenhangen met de vorm van een grafiek I/D Test = Increasing/Decreasing Test Als f ' ( x) 0 op een interval, dan stijgt f op dit interval. Als f ' ( x) 0 op een interval, dan daalt f op dit interval. Omdat niet ieder kritiek getal correspondeert met een lokaal minimum of maximum, gebruiken we de eerste afgeleide test: Stel dat c een kritiek getal is van de continue functie f . als f ' wijzigt van positief naar negatief bij c heeft f een lokaal maximum bij c . als f ' wijzigt van negatief naar positief bij c heeft f een lokaal minimum bij c . als f ' niet wijzigt van teken bij c heeft f geen lokaal minimum of maximum bij c . In praktijk is het handig om een tabel op te stellen met: interval van ene naar andere kritieke punt teken van f ' op dit interval Met behulp van deze tabel is snel af te lezen of er sprake is van een lokaal minimum of maximum. Een grafische weergave van f kan de conclusies bevestigen. Concaaf Als een grafiek op een interval boven zijn raaklijnen ligt, dan spreken we over "concaaf naar boven" = hol van boven (CU = Concave Upward). Als een grafiek op een interval onder zijn raaklijnen ligt, dan spreken we over "concaaf naar beneden" = hol naar beneden (CD = Concave Downward). Concaaftest Als f '' ( x) 0 voor alle x in interval I is de grafiek van f concaaf naar boven. Als f '' ( x) 0 voor alle x in interval I is de grafiek van f concaaf naar beneden. Buigpunt Een punt P op de grafiek f (x ) is een buigpunt als f daar continu is en de grafiek wijzigt van concaaf naar boven naar concaaf naar beneden of omgekeerd. NB. Als een grafiek op punt P een raaklijn heeft, dan kruist de grafiek hier zijn raaklijn. Met andere woorden: overal waar de tweede afgeleide van teken wisselt, is er sprake van een buigpunt. Buigpunten kun je meestal vinden als f '' ( x) 0 , maar kunnen ook optreden bij verticale raaklijnen in een grafiek (NB. Hier bestaan de 1e en 2e afgeleide niet!). De tweede afgeleide test Als f ' ( x) 0 en f '' ( x) 0 dan heeft f een lokaal minimum bij c . Als f ' ( x) 0 en f '' ( x) 0 dan heeft f een lokaal maximum bij c . LET OP: als f ' ( x) 0 EN f '' ( x) 0 is er geen uitspraak te doen over het gedrag van de grafiek! Blz. 21 van 27 Uittreksel Analyse A 4.4 Asymptoten 1 Als f een functie is die gedefinieerd is op een interval (a, ) dan betekent lim f ( x) L dat het onderscheid tussen de waarden van f (x) en L verwaarloosbaar x wordt als we x groot genoeg nemen. lim f ( x) L wordt ook wel geschreven als f ( x) L als x . x 2 Evenzo geldt dat als f een functie is die gedefinieerd is op een interval ( , a ) dan betekent lim f ( x) L dat het onderscheid tussen de waarden van f (x ) en L x verwaarloosbaar wordt als we x groot genoeg nemen in het negatieve. 3 De lijn y L een horizontale asymptoot als lim f ( x ) L of als lim f ( x) L . x x De lijn x a L een verticale asymptoot als lim f ( x) . x a De rekenregels voor limieten uit § 2.3 gelden bijna allemaal ook voor horizontale limieten (behalve regel 9 en 10 over machten). Vervang steeds lim door lim . x a x De volgende regel is belangrijk bij het rekenen aan limieten: Als r 0 een rationeel getal is, dan geldt dat lim x 1 0. xr Als r 0 een rationeel getal is zodanig dat x r gedefinieerd is voor alle x , dan geldt 1 0. x x r dat lim In voorbeeld 3 op blz. 253 zien we hiervan een belangrijke toepassing. Bij het berekenen van een asymptoot van een rationeel functie kunnen we de teller en noemer delen door de hoogste macht in de noemer en vervolgens de afzonderlijke limieten berekenen. 5 Tot slot enkele exacte definities van limieten. Als f een functie is die gedefinieerd is op een interval (a, ) dan betekent lim f ( x) L dat voor elke 0 er een overeenkomstig getal N te vinden is x waarvoor geldt dat | f ( x) L | als x N . 6 Als f een functie is die gedefinieerd is op een interval ( , a ) dan betekent lim f ( x) L dat voor elke 0 er een overeenkomstig getal N te vinden is x waarvoor geldt dat | f ( x) L | als x N . 7 Als f een functie is die gedefinieerd is op een interval (a, ) dan betekent lim f ( x) dat voor elk positief getal M er een overeenkomstig getal N te vinden is x waarvoor geldt dat f ( x) M als x N . Blz. 22 van 27 Uittreksel Analyse A 4.5 Tekenen van grafieken De volgende richtlijnen zijn van belang bij het tekenen van een grafiek: A. Bepaal het domein van de functie. B. Bepaal waar de grafiek de y -as snijdt. Neem waarde x 0 in de vergelijking. Bepaal waar de grafiek de x -as snijdt. Neem waarde y 0 in de vergelijking. C. Onderzoek eventuele symmetrie. Drie soorten: even functie: gespiegeld in de y -as. oneven functie: gespiegeld in de oorsprong cq. 180o roteren om oorsprong. periodieke functie: patroon dat zich steeds herhaald. D. Onderzoek eventuele asymptoten.Drie soorten: horizontale asymptoten: lim f ( x) L x verticale asymptoten: lim f ( x) scheve asymptoten: lim [ f ( x) (mx b)] 0 . x a x Treedt op als de macht van de teller 1 hoger is dan de macht van de noemer. E. Bepaal de intervallen van stijgen en dalen (I/D Test): het teken van f ' ( x) . F. Bepaal de lokale minima en maxima. Zoek kritieke getallen waarvoor de afgeleide niet bestaat of f ' ( x) 0 . Als f ' ( x) hier wijzigt van teken, is er sprake van een minimum ( ) of maximum ( )= Eerste Afgeleide Test. Verifieer het resultaat eventueel met de Tweede Afgeleide Test: is f '' ( x) 0 dan is er sprake van een minimum, is f '' ( x) 0 dan een maximum. G. Bepaal concaviteit en buigpunten met behulp van de Concaviteit Test. Bij f '' ( x) 0 is de grafiek concaaf naar boven, bij f '' ( x) 0 concaaf naar beneden. H. Teken de grafiek. Teken asymptoten als stippellijnen. Bereken eventueel aanvullende punten van de grafiek en/of raaklijnen. Scheve asymptoten lim [ f ( x) (mx b)] 0 . x Treedt op als de macht van de teller 1 hoger is dan de macht van de noemer. Bepalen van de vergelijking (mx b) met behulp van een scheve staartdeling. We delen de teller door de factor + macht waarmee de teller groter is dan de noemer. In het voorbeeld van de studieplanner: 5 x 4 / x 3 5 x . De factor wordt de richtingscoëfficiënt m van de scheve asymptoot. De rest van de staartdeling blijft in de teller staan en de ontstane breuk wordt van de 1 0. x x r uitkomst afgetrokken. Deze rest wordt berekend volgens lim Hoe in de vergelijking de waarde van b bepaald kan worden, is mij nog niet duidelijk. 4.6 Plotten van grafieken In § 4.5 hebben we grafieken getekend nadat we allerlei berekeningen hadden uitgevoerd. In deze paragraaf vindt een voortdurende interactie plaats tussen het plotten van grafieken met de calculator en het uitvoeren van berekeningen. Gebruik algemene kennis over de vorm van de grafiek bij het instellen van het venster. Let op inzoomen voor details! Blz. 23 van 27 Uittreksel Analyse A 4.7 Optimaliseren De 6 stappen bij het oplossen van optimaliseringsvraagstukken: 1. Begrijp het probleem: Wat is gegeven? Wat is de vraagstelling? Wat is de onbekende? 2. Schets een grafiek. 3. Geef de variabelen een naam (letter). 4. Stel een vergelijking op voor de onbekende variabele. 5. Als een functie met meer dan 1 variabele ontstaat, zoek dan naar relaties tussen deze variabelen in de vorm van vergelijkingen. Gebruik deze vergelijkingen om 1 of meer variabelen uit het functievoorschrift te elimineren, totdat een functie onstaat met slechts 1 variabele x , nl. y f (x) . Stel het domein van deze functie vast. 6. Gebruik de methoden in § 4.1 en § 4.3 om het absolute maximum of minimum te vinden van f . We kunnen de Eerste Afgeleide Test uitbreiden voor absolute waarden: a) Als f ' ( x) 0 voor alle x c en f ' ( x) 0 voor alle x c dan is f (c ) het absolute maximum van f . b) Als f ' ( x) 0 voor alle x c en f ' ( x) 0 voor alle x c dan is f (c ) het absolute minimum van f . Een belangrijke afgeleide formule in voorbeeld 3: De afstand tussen twee punten in het coördinatenstelsel is volgens de stelling van Pythagoras: d ( x x1 ) 2 ( y y1 ) 2 d 2 ( x x1 ) 2 ( y y1 ) 2 . 4.8 Toepassingen in de bedrijfseconomie Als C (x ) de kostenfunctie is = kosten om x eenheden te fabriceren, dan is C ' ( x) de marginalekostenfunctie = kostentoename bij een bepaalde waarde van x = bij benadering de kosten voor het fabriceren van 1 extra x . De gemiddeldekostenfunctie = c ( x ) C ( x) = kosten per eenheid bij x units. Dit komt x overeen met de functie die alle richtingscoëfficiënten van lijnen die de oorsprong met de grafiek C (x ) verbinden in x . De afgeleide van c (x ) is xC( x) C ( x) . Als deze gelijk is aan 0, dan geldt dat x2 C ( x) c( x) . Dit betekent dat de gemiddelde kosten het laagst zijn, als de x marginale kosten C ' ( x) gelijk is aan de gemiddelde kosten c (x ) C ' ( x) ALTERNATIEF: bereken waar de grafiek van de gemiddeldekosten zijn minimum heeft door te kijken waar c ' ( x) 0 . Als p (x ) de prijsfunctie is, dan is de opbrengstenfunctie R( x) xp( x) en R ' ( x) de marginale opbrengstenfunctie = opbrengsttoename bij een bepaalde waarde van x (bij benadering) de opbrengst voor het verkopen van 1 extra x . De winst is P( x) R( x) C ( x) . De marginale winst is P ' ( x) R ' ( x) C ' ( x) . Deze is het hoogst als P ' ( x) R ' ( x) C ' ( x) 0 en dus als R ' ( x) C ' ( x) . In woorden: de winst is maximaal als de marginale opbrengst gelijk is aan de marginale kostprijs. Blz. 24 van 27 Uittreksel Analyse A 4.9 Nulpunten en een methode van Newton Nulpunten berekenen in vergelijkingen met hoge machten is een crime. Voor een tweedegraadsvergelijking bestaat een kwadratenmethode. Ook voor de derde- en vierdegraads vergelijkingen zijn ingewikkelde oplossingsmethodes beschikbaar. Daarboven lukt het niet meer om handmatig een oplossing te vinden. In deze gevallen kunnen we de methode van Newton toepassen, een methode die door veel calculators wordt toegepast bij het vinden van oplossingen voor veeltermvergelijkingen als: y a n x n a n 1 x n 1 ... a 1 x 1 a 0 0 . De centrale gedachte achter de methode van Newton is, dat de raaklijn van een punt van de grafiek bij x1 de x -as snijdt tussen het te zoeken nulpunt en x1 zelf. Dit nieuwe punt x 2 kunnen we dan gebruiken om dit proces iteratief te herhalen. y f ( x1 ) f ' ( x1 )( x x1 ) . Omdat de y-waarde nul is en we het snijpunt met de x -as x 2 noemen, kunnen we deze vergelijking omschrijven naar: 0 f ( x1 ) f ' ( x1 )( x2 x1 ) f (x ) lim x n nulpunt . daaruit volgt: xn 1 xn ' n en n f ( xn ) Algemene afspraak is dat we stoppen zodra de verschillen tussen x n en x n 1 tot op 8 decimalen gelijk zijn. Soms faalt deze methode, bijvoorbeeld als de beginwaarde te ver bij het nulpunt vandaan wordt gekozen. 4.10 Primitieve functies 1 Een functie F (x ) is een primitieve functie van f (x ) op een interval als F ' ( x) = f (x ) voor alle x op dit interval. 2 Als F (x ) een primitieve functie is van f (x ) op een interval dan geldt dat de algemene formule voor de primitieve functies van f (x ) gelijk is aan F ( x ) C , waarbij C een willekeurige constante is. Soms is een punt van f (x ) gegeven, waaruit de werkelijke waarde van C kan worden afgeleid. Als we van F (x ) alleen de afgeleide f (x ) weten, kunnen we lijnelementen van f (x ) gebruiken om de richtingscoëfficiënt te bepalen bij waarden van x uit F (x ) . Deze lijnelementen = aanduidingen van de richtingscoëfficiënt worden repeterend onder elkaar getekend bij elke bijbehorende van x . Zo ontstaat een lijnenraster, waarin de vorm van de grafiek F (x ) zichtbaar wordt. Zodra we een beginwaarde weten van F (x ) , kunnen we de grafiek van F (x ) tekenen door de richting van de lijnelementen te volgen. Blz. 25 van 27 Uittreksel Analyse A Gebruik van de TI-89 bij Analyse A Plotten van grafieken (§ 1.4) Op bladzijde 1.5 van de studiewijzer staat een verhaaltje over het plotten van grafieken op de TI-89. Samengevat en aangevuld: 1. Invoeren van functievoorschriften doe je bij Y=. Het eerste voorschrift invoeren bij Y1, het tweede bij Y2 enzovoort. (Voorschriften waar je geen grafiek van wilt kun je uit/aanzetten door erop te gaan staan en op F4 te drukken.) 2. Plotten van de grafiek met F2, 6 of GRAPH (beide groen) 3. Instellen van het assenstelsel met WINDOW. Alternatief: in- of uitzoomen met F2, optie 2 of 3. Bevestig de keuze met ENTER. 4. Een waarde bepalen doe je met F3 (Trace). Met de naarlinks/naarrechts cursortoets kun je over de grafiek "wandelen". De coördinaten verschijnen onder in beeld. Met de omhoog/omlaag cursortoets kun je switchen tussen de grafieken. 5. Met F5 kun je aan de grafiek rekenen. Bijvoorbeeld minimum, maximum of snijpunten op een bepaald interval. Tabel met waarden (§ 2.2) Nog een handig tooltje is het berekenen van een tabel met waarden bij een functievoorschrift. 1. Voer het functievoorschrift in bij Y=. 2. Druk op TblSet. Voer de startwaarde en stapgrootte in. Bevestig de invoer met ENTER, ENTER. 3. Druk op TABLE. Op het scherm verschijnt een tabel met functiewaarden. Limiet berekenen (§ 2.2) Met de functie LIMIT(), te vinden onder F3,3 kun je een limiet berekenen. Voorbeelden: limit(x^2,x,0) geeft de limiet voor x0. Dit is 0. limit(1/x,x,0,1) geeft de limiet voor x0+. Dit is oneindig. limit(1/x,x,0,-1) geeft de limiet voor x0-. Dit is min oneindig. Standaard functies en instellingen (§ 2.5) In deze paragraaf wordt de functie INT() gebruikt. Deze is niet te vinden via MATH, Number, wel via CATALOG + beginletter (in dit geval de i). Via MODE kun je allerlei standaard instellingen bekijken en eventueel aanpassen. Enkele belangrijke instellingen: Angle instellen op Radian (zie § 3.5). Pretty print instellen op ON. Geeft functies weer zoals je ze schrijft. Exact/Approx instellen op AUTO. Geeft de uitkomst zoveel mogelijk als formule weer. Wil je toch een benadering van de uitkomst, type dan een punt (.) achter een cijfer in de formule. Differentiëren (§ 3.3) Bij F3 staat als eerste optie d ( differentiate. Druk op ENTER. Voer het functievoorschrift in. Kopieer en plak dit voorschrift eventueel vanuit Y= met de Tools onder F1 of door het gebruik van ANS. Voer een komma in + de naam van de variabele van de functie (meestal x ). Sluit af met een ). TIP: kopieer en plak de uitkomst naar het eerstvolgende lege functievoorschrift bij Y=. Zo krijg je de grafiek van de functie en zijn afgeleide in venster te zien. Blz. 26 van 27 Uittreksel Analyse A Impliciet differentiëren (§ 3.7) Op blz. 5.1 staat onderaan dat hierover in het Guidebook meer te vinden is. Ik heb het echter nog niet kunnen vinden. Ook navraag bij de docent heeft niets opgeleverd. Ik houd mij aanbevolen voor aanwijzingen hoe je dit op de TI-89 kunt doen. Goniometrische functies (§3.5) LET OP: Bereken de csc x , sec x of cot x met: 1 1 1 , en . tan x sin x cos x Gebruik NIET de functies sin 1 , cos 1 , tan 1 ! Deze zijn voor de boogsinus, -cosinus en tangens. Zie § 7.5. Minimum en maximum berekenen (§4.1) Met de functies FMIN en FMAX kun je de minimum en maximum functiewaarde berekenen. Te vinden onder F3. Voorbeeld: fMin((x-4)^2,x) geeft x=4. Oplossen van vergelijkingen (§4.9) Met behulp van de functie SOLVE kun je vergelijkingen oplossen. Deze functie vind je onder F2 (Algebra). Voorbeeld: Solve(4x^4-x^3=3,x) levert als uitkomsten x=1 en x=-0,874. Soms past het antwoord niet op het scherm. Ga met de cursor op het antwoord staan en gebruik de rechtercursortoets om alle gevonden oplossingen te bekijken. Ongelijkheidstekens als < en kun je invoeren met CHAR (2nd [+]). Werken met uitdrukkingen Soms is de uitkomst van een differentiaalberekening een ingewikkelde uitdrukking, die verder vereenvoudigd kan worden door het onder 1 noemer te brengen. Dit kun je doen met de functie comDenom. Voorbeeld: comDenom ( 2 2 2( x 2) 2 2 x 4 2 2 x 2 ) . x2 x2 x2 x2 Dit antwoord kun je nog verder ontbinden in factoren met de functie factor: factor( 2 x 2 2( x 1) )= . Dit is vooral handig voor het vinden van nulpunten. x2 x2 In sommige gevallen is het handig om een uitdrukking volledig uit te werken met de functie expand. Voorbeeld: expand ( x 1) 3 x 3 3x 2 3x 1 en x2 x 1 1 x x 1 x 1 Bij logaritmische kun je handig gebruik maken van de functies tExpand en tCollect. Deze zitten onder F2, onderaan in submenu Trig (van trigonometrie). tExpand(sin(x+y)) geeft bijvoorbeeld cos(x)sin(y) + sin(x)cos(y). tCollect(1 – 2(sin(x))^2) doet het omgekeerde, dit geeft cos(2x). Overige tips Bij het tekenen van grafieken heb je niets aan uitdrukkingen als 5 3 . De waarde van een uitdrukking kun je benaderen met de toets , gevolgd door ENTER of door gebruik van het commando approx (zit ook onder F2). Blz. 27 van 27