Topologie in Rn Lengte |x| = |( x1, . . . , xn )| = q 10.1 x12 + x22 + · · · + xn2 Bol B(x0, r ) = {x : |x − x0 | < r } r x0 p1 p3 p2 S p1 heet uitwendig punt p2 heet inwendig punt p3 heet randpunt p1 p3 p2 S p1 heet uitwendig punt p2 heet inwendig punt p3 heet randpunt • S heet open als elk punt in S inwendig is ⇐⇒ als S geen enkel randpunt bevat • S heet gesloten als S alle randpunten bevat • S open ⇐⇒ Rn \ S gesloten Functies van meer variabelen f f ( x1 , . . . , x n ) ( x1 , . . . , x n ) D ⊂ Rn R⊂R Domein D ⊂ Rn Bereik R ⊂ R Grafieken 12.1 n = 2 Grafiek van functie f ( x, y) is verzameling in R3: ( x, y, z) ∈ R : z = f ( x, y) 3 n = 3 Grafiek van functie f ( x, y, z) is verzameling in R4: ( x, y, z, w) ∈ R : w = f ( x, y, z) 4 Niveauverzamelingen n = 2 Niveaulijn van functie f ( x, y) is kromme van punten ( x, y) met gelijke functiewaarden: { ( x, y) ∈ R2 : f ( x, y) = c } 1.5 1 0.15 0.5 0.1 0.05 -1.5 0 -1 y -0.5 0 0 x -0.05 -0.5 2 -0.1 1 -0.15 0 -2 -1 x -1 0 1 2 -2 -1 y -1.5 0.5 1 1.5 n = 3 Niveauvlak van functie f ( x, y, z) is oppervlak van punten ( x, y, z) met gelijke functiewaarden: { ( x, y, z) ∈ R3 : f ( x, y, z) = c } 2 1.5 1 2 1.5 0.5 1 z 0 x 0.5 0 -2 -0.5 -1 0 -1 1 2 y Limieten 12.2 lim f (x) = L: x→y (conceptueel) x≈y =⇒ f (x) ≈ L x 6= y (definitie) Voor elke ε > 0 bestaat er δ > 0 zodat x 6= y, |x − y| < δ B(L, ε) L B(y, δ) y =⇒ | f (x) − L| < ε. Limieten en continuiteit Rekenregels: lim( f + g) = lim f + lim g lim f g = (lim f )(lim g) f lim f lim = g lim g Def mits lim g 6= 0 Een functie f is continu in y als lim f (x) = f (y). x→y Vuistregel Een formule is continu op zijn domein x2 y 2 f ( x, y) = 2 , continu op R mits f (0, 0) = 0 2 x +y 1 0.5 0 -0.5 2 -1 -2 1 -1 x 0 0 y -1 1 2 -2 xy 2 f ( x, y) = 2 , continu op R \ {0} 2 x +y -2 -1 x 0 1 2 -2 -1 1 0 y 2 0.4 0.2 0 -0.2 -0.4 Partiële afgeleiden y vast f ( x + h, y) − f ( x, y) f 1 ( x, y) = lim h →0 h x vast f ( x, y + k) − f ( x, y) f 2 ( x, y) = lim k →0 k ∂f Notatie: f 1 = = D1 f = f x . ∂x 12.3 z plane y = b a, b, f (a, b) z = f (x, y) b a x Figure 12-15 y z plane x = a z = f (x, y) a, b, f (a, b) a x Figure 12-16 b y z plane y = b plane x = a tangent plane P T2 T1 n y x Figure 12-17 Kettingregel 12.5 Voorbeelden 1. f ( x, y), x = x (t), y = y(t) 0 0 d f x ( t ), y ( t ) = f 1 x ( t ), y ( t ) x ( t ) + f 2 x ( t ), y ( t ) y ( t ) dt ∂ f dx ∂ f dy df = + . dt ∂x dt ∂y dt 2. f (u, t), u = u(t) 0 d f u ( t ), t = f 1 u ( t ), t u ( t ) + f 2 u ( t ), t dt df ∂ f du ∂ f = + dt ∂u dt ∂t Impliciet differentiëren Voorbeeld 12.8 Beschouw de functie y( x ) die voldoet aan 2 2 x + y = 3, y (1) = √ 2. Wat is y0 (1)? Uitwerking Diff naar x: Vul in x = 1: 2x + 2y( x )y0 ( x ) = 0 √ 0 2 + 2 2 y (1) = 0 ⇐⇒ 0 y (1) = 1√ − 2 2. Linearisatie, 1e-orde benaderingen Def De linearisatie of 1e-orde benadering van f ( x, y) in ( a, b) is L(a,b) ( x, y) = f ( a, b) + f 1 ( a, b)( x − a) + f 2 ( a, b)(y − b) Def f heet differentieerbaar in ( a, b) als f 1 en f 2 bestaan in ( a, b), en lim ( x,y)→( a,b) f ( x, y) − L(a,b) ( x, y) =0 |( x, y) − ( a, b)| Stelling Laat f , f 1, en f 2 continu zijn in B ( a, b), r (voor zekere r > 0). Dan is f differentieerbaar in ( a, b). Gevolg Een formule f is differentieerbaar in elk inwendig punt van D ( f ) ∩ D ( f 1 ) ∩ D ( f 2 ) Als f ( x, y) differentieerbaar is, dan is de vergelijking van het raakvlak aan de grafiek van f in ( a, b) (grafiek ⊂ R3!) z = L(a,b) ( x, y) = f ( a, b) + f 1 ( a, b)( x − a) + f 2 ( a, b)(y − b) of anders gezegd, het raakvlak A is de verzameling n A = ( x, y, z) ∈ R3 : z = f ( a, b) + f 1 ( a, b)( x − a) + f 2 ( a, b)(y − b) Gelijkwaardig: 1. f ( x, y) is differentieerbaar in ( a, b) 2. het raakvlak in a, b, f ( a, b) is een ‘redelijke’ benadering van de grafiek van f in ( a, b) o Gradiënt en richtingsafgeleide Def 12.7 Gradiënt van f ( x, y) ∇ f ( x, y) = f 1 ( x, y), f 2 ( x, y) . Def Directionele afgeleide in punt x = ( x, y) in richting u = (u, v) f (x + hu) − f (x) Du f (x) = lim h →0 h f ( x + hu, y + hv) − f ( x, y) = lim h →0 h Stelling Du f ( x ) = ∇ f ( x ) · u Let op! D2u f = 2Du f , want D2u f = ∇ f · (2u) = 2(∇ f · u) = 2Du f . Meestal neem je aan |u| = 1. Opmerkingen • ∇ f ⊥ niveaulijn (-vlak) van f • ∇ f is richting van sterkste stijging van f • La (x) = f (a) + ∇ f · (x − a) Hogere-orde afgeleiden Notatie: ∂ f 12 ( x, y) = ∂y Stelling ∂ f ( x, y) ∂x Gegeven • f , f 1, en f 2 continu op B(x0, r ) • f 12 en f 21 continu in x0 Dan is f 12 (x0 ) = f 21 (x0 ) 2e-orde benaderingen 12.9 f ( x, y) ≈ f ( a, b) + f 1 ( a, b)( x − a) + f 2 ( a, b)(y − b) 1 + f 11 ( a, b)( x − a)2 + f 12 ( a, b)( x − a)(y − b) 2 1 + f 22 (y − b)2 2 Voorbeeld Tentamen mei 2000 Gegeven is de functie f ( x, y) = x2 y2 + y. a. Bepaal de vergelijking van het raakvlak aan de grafiek van f in het punt (2, 1, 5). b. In welke richting stijgt de functie f in het punt (2, 1) het meest? c. Geef de vergelijking van de niveaulijn van f door het punt (2, 1) en bepaal de vergelijking van de raaklijn in het punt (2, 1) aan deze niveaulijn. Extreme waarden Def 13.1 f heeft een globaal maximum in a ∈ D ( f ) als f (x) ≤ f (a) voor alle x ∈ D ( f ). f heeft een lokaal maximum in a ∈ D ( f ) als er een B(a, r ) bestaat zodat D( f ) f (x) ≤ f (a) voor alle x ∈ B(a, r ) ∩ D ( f ). a B(a, r ) B(b, r ) b Stelling Als f een lokale extreme waarde heeft in a, dan óf a is inwendig, f is differentieerbaar in a, en ∇ f (a) = 0 (stationair punt) óf a is inwendig en f is niet differentieerbaar in a n=1: óf a ligt op de rand van D ( f ) n=1: D( f ) Speciaal geval: inwendig punt, n = 2 Discriminant: Stelling ∆ = f 12 (a)2 − f 11 (a) f 22 (a) Gegeven a inwendig punt; ∇ f (a) = 0. Dan ∆<0 =⇒ extremum (min of max) ∆=0 =⇒ ? ∆>0 =⇒ zadelpunt Als ∆ < 0, >0 f 11 (a) <0 =⇒ min =⇒ max Extrema op begrensde gebieden 13.2 Stelling Als f continu is op een begrensde, gesloten verzameling D, dan heeft f een globaal max en min op D. Voorbeeld Tentamen mei 2003 Bepaal het globale maximum en minimum van de functie f ( x, y) = xy − y2 op het gebied D gegeven door x2 + y2 ≤ 1. (Hint: gebruik voor de rand poolcoördinaten). Dubbelintegralen 14.1 z = f (x) f : D ⊂ R2 → R ZZ f (x) dA = V1 − V2 D V1: volume boven xy-vlak V2: volume onder xy-vlak D Eigenschappen 1. Als opp( D ) = 0 dan is ZZ f dA = 0 voor elke f D ZZ 2. 1 dA = opp( D ) D ZZ 3. ZZ 4. ( f + g) dA = (λ f ) dA = λ ZZ ZZ f dA + ZZ g dA f dA voor elke λ ∈ R Eigenschappen (2) ZZ 5. f dA = ZZ D f dA + ZZ D1 f dA D2 D2 D1 mits D = D1 ∪ D2 en D1 ∩ D2 = ∅ Z Z ZZ 6. (driehoeksongelijkheid) f dA ≤ | f | dA 7. f (x) ≤ g(x) =⇒ ZZ D ∀x ∈ D f dA ≤ ZZ D =⇒ g dA (monotonie) Dubbelintegralen als herhaalde integralen 14.2 x = h1 (y) y = g2 (x) d D c y = g1 (x) a Stelling ZZ D x = h2 (y) b f is continu op D. Dan f dA = b Z g2 ( x ) Z a g1 ( x ) f ( x, y) dy dx = d Z h2 ( y ) Z c h1 ( y ) f ( x, y) dx dy Poolcoördinaten ⇐⇒ y = r sin θ rdθ dr y r θ + dθ θ x Oppervlakte-element q x 2 + y2 y tan θ = x r= x = r cos θ 14.4 dA = rdrdθ Voorbeeld Tentamen juli 2001 √ Het gebied G wordt gegeven door y ≥ x 3, y ≥ − x én x2 + y2 ≤ 9. Bereken de integraal x ZZ p G 1 + ( x2 + y2 )3/2 dA. Tripelintegralen Voorbeeld van interpretatie: R vol(Ω) = ∆V Ω f ( x, y, z) is massadichtheid in ( x, y, z), i.e. f ( x, y, z)∆V is massa van Ω =⇒ RRR f dV is totale massa van R R In rechthoekige coördinaten dV = dxdydz 14.5 Herhaald integreren z = h( x, y) y R y = φ2 ( x ) D a z = g( x, y) y = φ1 ( x ) y = φ1 ( x ) x b a y = φ2 ( x ) ( x, y) x b x D ZZZ R f dV = Z Z Z h( x,y) D f ( x, y, z) dz dxdy = g( x,y) = b Z a Z φ2 ( x ) Z h( x,y) φ1 ( x ) g( x,y) f ( x, y, z) dzdydx Cylindercoördinaten q x 2 + y2 y tan θ = x z=z r= x = r cos θ ⇐⇒ y = r sin θ 14.6 z=z z P = (x, y, z) = [r, θ, z] d z O x θ r y y x Integreren in cylindercoördinaten z r dθ r dr d V = r dr dθ dz dz θ x Figure 14-39 dθ y Bolcoördinaten ρ= x = ρ sin φ cos θ ⇐⇒ y = ρ sin φ sin θ 14.6 q x 2 + y2 + z2 φ = arccos(z/ρ) y tan θ = x z = ρ cos φ z P = (x, y, z) = [ρ, φ, θ] φ ρ φ z O x θ r y y x Integreren in bolcoördinaten z ρ sin φ dθ dρ dθ θ ρ [ρ,φ,θ ] φ dφ ρ dφ d V =ρ 2 sin φ dρ dφ dθ y x Figure 14-44 Vectorfuncties van één variabele x (t) r(t) = y(t) z(t) 11.1 r(b) r(t) v(t) = r0 (t) r(a) Snelheidsvector 0 x (t) v(t) := r0 (t) = y0 (t) (snelheid v(t) = |v(t)|) z0 (t) Versnelling 00 x (t) 00 0 00 a(t) := v (t) = r (t) = y (t) 00 Parametriseringen r(a) = r(b) gesloten (mogelijke zelfdoorsijding) enkelvoudig gesloten (geen zelfdoorsnijding) Lengte L= b Z v(t) dt = a b Z |v(t)| dt a Booglengteparametrisering: een parametrisering met v = |v| = 1; te maken uit parametrisering r(t): s = t Z v(t) dt. a 11.2 Lijnintegralen 15.3 r(b) C ds r(a) Lengte(C ) = Z 1 ds C Z f (x) ds = Lijnintegraal: C NB b Z f r(t) |r0 (t)| dt a Integraal is onafhankelijk van keus van parametrisering Vectorvelden F(x) = F1 (x), F2 (x) of F(x) = F1 (x), F2 (x), F3 (x) 15.1 Veldlijnen Def Een veldlijn van F is een kromme r(t) waarvoor r0 (t) k F r(t) . Figure 15-3 ‘Veldlijn is een kromme die bij het vectorveld past’ Conservatieve velden (R3) 15.2 Def Als F(x) = ∇ ϕ(x) in gebied D, dan heet F conservatief F loodrecht op niveauvlakken van ϕ, { ϕ(x) = c} (equipotentiaalvlakken) Test Als F conservatief, dan • ∂y F1 = ∂ x F2 • ∂z F2 = ∂y F3 (∇ × F = 0) • ∂ x F3 = ∂z F1 NB Alléén =⇒ : Test kan uitsluiten dat F conservatief is, maar niet bewijzen! Lijnintegralen van vectorvelden r(b) Arbeid W = F · r(b) − r( a) r(a) θ 15.4 = |F| |r(b) − r( a)| cos θ F Langs stukje C : F T̂ ds C T̂ is eenheidsraakvector langs C ; T̂ = 1 (bv T(t) = r0 (t), T̂ = T/ |T|) Afgelegde weg: T̂ ds Arbeid over stukje ds: Arbeid over C : Z C F · T̂ ds F · T̂ ds Berekening Z r0 (t) 0 F · T̂ ds = F r(t) · 0 |r (t)| dt |r (t)| C a Z b 0 = F r(t) · r (t) dt b Z a Vergelijk: Scalaire functie f : Z Z C Vectorfunctie F: C f ds = b Z F · T̂ ds = a f r(t) |r0 (t)| dt b Z a F r(t) · r0 (t) dt Opmerkingen 1. Notatie: Z C F · T̂ ds = Z C F · dr. 2. Oriëntatie: andersom doorlopen ⇐⇒ integraal verandert van teken (alléén bij integralen van vectorfuncties!) 3. Gesloten kromme: C2 B Z C A C1 C F · dr = Z C1 F · dr − Z C2 F · dr Integralen van conservatieve vectorvelden 1. Als F conservatief (F = ∇φ) dan Z C F · dr = φ r(b) − φ r( a) Integraal hangt alleen af van begin- en eindpunt! 2. Als C gesloten is, dan is Z C F · dr = 0. Stelling Gebied D is samenhangend. Equivalent: 1. F is conservatief Z 2. C Z 3. C F · dr = 0 voor elke gesloten C in D F · dr hangt alleen af van begin- en eindpunt van C Oppervlakte-integralen 15.5 z v d Ë (u, v) r(u, v) R c a u b y x Figure 15-16 ∂r dv ∂v r0 dS ∂r du ∂u r(u 0 , v) r(u, v0 ) r(u 0 + du, v) r(u, v0 + dv) Figure 15-20 dS = |ru du × rv dv| = |ru × rv | dudv ZZ S f dS = ZZ D f r(u, v) |ru × rv | dudv Speciaal geval S is grafiek {z = f ( x, y)} r( x, y) = x, y, f ( x, y) r x = (1, 0, f x ) en voor ( x, y) ∈ D ry = (0, 1, f y ) r x × ry = (− f x , − f y, 1) dS = ZZ S q 1 + f x2 + f y2 dxdy g( x, y, z) dS = ZZ D g x, y, f ( x, y) q 1 + f x2 + f y2 dxdy Oppervlakte-integralen van vectorvelden v · N̂ dS Flux door oppervlak: z N̂ v dt θ dS P Ë y x Figure 15-29 15.6 Def Oppervlak S heet oriënteerbaar als er een continu eenheidsnormaalvectorveld N̂ bestaat op S z N̂ N̂ P N̂ y x Figure 15-27 Figure 15-28 ru × rv ± goede kandidaat voor N̂ |ru × rv | Berekening I= ZZ F · N̂ dS S =± ZZ D =± ZZ ru × rv F r(u, v) · |ru × rv | dudv |ru × rv | F r(u, v) · ru × rv dudv D ZZ Notatie: S F · N̂ dS = ZZ S F · dS. n=2 scalaire f vector F 1d: C f ds = f (r) |r0 | dt F · dr = F(r) · r0 dt 2d: D f dV div F dV n=3 scalaire f vector F 1d: C f ds = f (r) |r0 | dt F · dr = F(r) · r0 dt 2d: S f dS = f (r) |ru × rv | dudv F · dS = ±F(r) · ru × rv dudv 3d: D f dV div F dV Grad-div-rot 16.1 Gradient ∇ f = grad f = ( f x , f y, f z ) Interpretatie: richting van sterkste stijging van f Divergentie div F = ∂ x F1 + ∂y F2 + ∂z F3 Interpretatie: verandering van grootte van een meegevoerd volume ∂z F2 − ∂y F3 Rotatie rot F = curl F = ∂ x F3 − ∂z F1 ∂y F1 − ∂ x F2 Interpretatie: moment uitgeoefend door krachtenveld