Getallenverzamelingen: • N = {1, 2, 3, . . .} natuurlijke getallen • Z = {. . . , −2, −1, 0, 1, 2, . . .} gehele getallen • Q = { nt | t ∈ Z, n ∈ N} rationale getallen • R reële getallen • C complexe getallen 1 Definitie: Zij V en W verzamelingen. f : V −→ W heet een functie als aan alle x ∈ V een uniek element f (x) ∈ W wordt toegevoegd. Domein: verzameling waarop f gedefinieerd is. Bereik: verzameling van alle beelden. 2 Wat is een limiet van een functie? Als f (x) voor alle x in de buurt van a gedefinieerd is (mogelijk met uitzondering van a zelf), en als f (x) willekeurig dicht bij L komt te liggen als x dicht genoeg bij a ligt, dan is L de limiet van f voor x naar a: lim f (x) = L. x→a Formele definitie van limiet: De functie f nadert naar de limietwaarde L als x nadert tot a, d.w.z. lim f (x) = L, x→a als voor ieder getal ε > 0 er een getal δ > 0 bestaat (δ afhankelijk van ε), zó dat 0 < |x − a| < δ impliceert dat |f (x) − L| < ε. 3 Rekenregels voor limieten Veronderstel dat limx→a f (x) = L en limx→a g(x) = M , en zij k ∈ R. Dan geldt: • Som: limx→a [f (x) + g(x)] = L + M , • Verschil: limx→a [f (x) − g(x)] = L − M , • Product: limx→a [f (x) · g(x)] = L · M , • Scalaire vermenigvuldiging: limx→a [k · f (x)] = k · L, • Quotiënt: limx→a f (x) g(x) = L M, mits M 6= 0, • Machtsverheffen: limx→a [f (x)]m/n = Lm/n , mits L > 0 als n even is, en L 6= 0 als m < 0. 4 Limieten van polynomen en rationale functies: (1) Als p(x) een polynoom is, en a ∈ R, dan lim p(x) = p(a). x→a (2) Als p(x) en q(x) polynomen zijn, en q(a) 6= 0, dan p(a) p(x) = . x→a q(x) q(a) lim 5 Eigenschap: Zij limx→a f (x) = L en limx→a g(x) = M , en veronderstel dat voor alle x in een open interval dat a bevat, geldt f (x) ≤ g(x), dan L ≤ M. Insluitstelling: Zij I een open interval dat a bevat. Veronderstel dat voor alle x ∈ I\{a}, geldt dat f (x) ≤ g(x) ≤ h(x). Als lim f (x) = lim h(x) = L, x→a x→a dan lim g(x) = L. x→a 6 Limieten naar oneindig Als de functie f gedefinieerd is op (a, ∞), en f (x) komt willekeurig dicht bij L wanneer x groot genoeg gekozen wordt, dan is L de limiet van f als x nadert tot oneindig: lim f (x) = L. x→∞ De lijn y = L is dan een horizontale asymptoot van de grafiek van f . Formele definitie: De functie f nadert naar de limietwaarde L als x nadert tot oneindig, d.w.z. lim f (x) = L, x→∞ als voor ieder getal ε > 0 er een getal R > 0 bestaat (R afhankelijk van ε), zó dat x > R impliceert dat |f (x) − L| < ε. 7 Oneindige limieten Indien een functie in de buurt van een zekere waarde van x onbeperkt groot wordt, dan wordt dit soms een oneindige limiet genoemd. Het is echter geen limiet in de strikte betekenis. Formele definitie: De functie f nadert naar oneindig als x nadert tot a, d.w.z. lim f (x) = ∞, x→a als voor ieder getal B > 0 er een getal δ > 0 bestaat (δ afhankelijk van B), zó dat 0 < |x − a| < δ impliceert dat f (x) > B. De lijn x = a is dan een verticale asymptoot van f . 8 Definitie continuı̈teit: Een functie f is continu in een inwendig punt c van zijn domein als lim f (x) = f (c). x→c Als de limiet niet bestaat, dan is f discontinu in c. Als de limiet wel bestaat, maar niet gelijk is aan f (c), dan is f discontinu in c. f is rechts-continu in c als limx↓c f (x) = f (c), f is links-continu in c als limx↑c f (x) = f (c). f is continu op het interval I als f continu is in ieder punt van I. f is een continue functie als f continu is op zijn domein. 9 Voorbeelden van continue functies: • Alle polynomen, • Alle rationale functies (let op: deze zijn continu op hun domein), √ m/n = n xm , • Alle rationale machten x • De goniometrische functies sin, cos en tan, • De logaritme en de exponentiële functie, • De absolute waarde functie f (x) = |x|. Let op: som en verschil, product en quotiënt (mits noemer ongelijk 0) van continue functies zijn continu. Ook de samenstelling van continue functies is continu (mits goed gedefinieerd). 10 Stelling: Als de functie f continu is op een gesloten en begrensd interval [a, b], dan bestaan er x1 en x2 in [a, b], zó dat voor alle x ∈ [a, b]: f (x1 ) ≤ f (x) ≤ f (x2 ). m = f (x1 ) is het absolute minimum van f op [a, b], en M = f (x2 ) is het absolute maximum van f op [a, b]. Tussenwaardestelling: Als f continu is op het interval [a, b], en als f (a) < s < f (b), dan bestaat er een c ∈ [a, b] zó dat f (c) = s. 11