Limieten van algebraïsche functies Inleiding (belangrijke basisbegrippen) IR IR Een basisomgeving van een reëel getal a is een open interval in IR, dat a bevat. Notatie: Ba Een basisomgeving van is een halfopen interval in IR 0 dat bevat. Een basisomgeving van is een halfopen interval in IR 0 dat bevat. Een gecentreerde basisomgeving van een reëel getal a is een basisomgeving van a met a als midden. Notatie: a ,a met IR 0 . Een doorboorde basisomgeving van a is een basisomgeving van a waarin het getal a zelf is weggelaten. Notatie: B a A IR ; a IR a is een adherent punt van A asa elke basisomgeving van a minstens 1 punt van A bevat. A IR ; a IR a is een ophopingspunt van A asa elke basisomgeving van a minstens 1 punt van A bevat, verschillend van a. A IR ; a IR a is een geïsoleerd punt van A asa er een basisomgeving van a is die alleen het punt a met A gemeen heeft. De limiet van f in een ophopingspunt a van het domein van f is b asa voor elke basisomgeving B b van b een doorboorde basisomgeving B a van a bestaat waarvan het beeld door f omvat is in B b . In symbolen: lim f x b Bb , B a : f B a Bb x a Basiseigenschappen van limieten: Als lim f en lim g bestaan dan x a x a 1. lim f g lim f lim g x a x a x a 2. lim f g lim f lim g x a x a x a 3. lim f g lim f lim g x a x a 4. lim f n lim f x a x a n x a n IN0 5. lim r f r lim f x a r IR x a 6. lim g f g lim f x a x a f bestaat en g is continu in lim f als lim x a x a lim f f x a x a g lim g 7. lim x a 8. lim x a f n n lim f x a Een algebraïsche functie is een reële functie die kan verkregen worden door de algemene bewerking + , - , , : , machtsverheffing en worteltrekking toe te passen op veeltermfuncties. Regel 1: De limiet van een algebraïsche functie in een niet-geïsoleerd punt van het domein is de functiewaarde in dat punt. lim f x f a x a 1. Limiet van een veeltermfunctie Regel 2: De limiet van een veeltermfunctie in is de limiet van de hoogstegraadsterm in . Voorbeeld: lim 2x 4 3x 2 2x 3 x 2. Limiet van een rationale functie Regel 3: De linker- en rechterlimiet in een nulpunt van de noemer dat geen nulpunt is van de teller is . Het teken wordt bepaald door het teken van de functie links en rechts van a te onderzoeken. Geval r . 0 2x 3 3 x 4 x 3 2x 2 7x 4 Voorbeeld: lim Regel 4: De limiet in een nulpunt van teller en noemer is de limiet in a van de nieuwe functie verkregen door in teller en noemer de factor x – a te schrappen, op voorwaarde dat deze nieuwe functie een limiet heeft in a. Geval x3 8 x 2 x 2 3x 2 Voorbeeld: lim 0 . 0 Regel 5: De limiet van een rationale functie in is de limiet van het quotiënt van de hoogstegraadstermen, die na vereenvoudiging van de gemeenschappelijke factoren x in teller en noemer berekend wordt. 3x 2 7x 3 x 2x 4 3x 2 2x 3 Voorbeeld: lim 3. Limiet van een irrationale functie 3.1. Limiet in een nulpunt van de noemer dat geen nulpunt is van de teller. Zoals bij rationale functies zonderen het factorgedeelte van de noemer dat nul wordt af (Regel 3). Voorbeeld: lim x 3 x 2 5x 4 x 2 5x 6 3.2. Limiet in een nulpunt van teller en noemer. Zoals bij rationale functies proberen we in teller en noemer de factor x – a af te zonderen en te schrappen (Regel 4). Voorbeeld 1: lim 2x 3 x x 3 Voorbeeld 2: lim x2 9 x 3 x 3 x 3 3.3. Limiet in . Voorbeeld 1: lim x 4x 2 x 1 controleer oph dom f ! Voorbeeld 2: Voorbeeld 3: 9x 2 4x 5 x3 lim x lim x 9x 2 2x 3x controleer oph dom f !