Vademecum lichamelijke opvoeding

advertisement
Vademecum lichamelijke opvoeding
1
(2014)
Leerplannen
Het gebruik van de juiste leerplannen is essentieel. De brochures van de “leerplannen in
voege” van het VVKSO (Vlaams Verbond van het Katholiek Secundair Onderwijs) zijn te vinden
op het web: http://www.vvkso.be
bij ‘leerplannen’. Alle leerplannen kunnen worden
gedownload en afgedrukt. Vanuit ‘lessentabellen’ op deze webstek kunt u doorklikken naar alle
bijhorende leerplannen.
De leerplannen LO expliciteren de vakvisie waarin de totale persoonsvorming van de
bewegende mens centraal staat. Alle leerplannen zijn opgebouwd rond het algemeen
doelenkader.
A-stroom en ASO-KSO-TSO
1e
2e
3e
3e
graad
graad
graad
graad
D/2008/7841/004
D/2010/0279/022
D/2008/7841/039
D/1995/0279/099
eerste leerjaar A en 2e leerjaar
aso-kso-tso
aso-kso-tso
kso-tso (3e leerjaar)
D/2008/7841/005
D/2010/0279/026
D/2008/7841/040
D/2007/0279/022
1ste leerjaar B en 2BVL
bso
bso
bso (3e leerjaar)
D/2006/0279/026
D/2006/0279/027
aso Sport
aso Wetenschappen-sport
D/1999/0279/052
D/2006/0279/028
tso LO en sport
tso LO en sport
B-stroom en BSO
1e
2e
3e
3e
graad
graad
graad
graad
ASO sport
2e graad
3e graad
TSO sport
2e graad
3e graad
2
Schoolzwemmen
2.1.
Vernieuwd protocol schoolzwemmen
In onderstaand kader vind je een schrijven (mei 2013) van het Vlaams Instituut voor
Sportbeheer (ISB) i.v.m. het vernieuwd Protocol Schoolzwemmen waaraan de pedagogische
begeleiders LO hun medewerking verleend hebben.
Wij betrachten met het updaten van dit protocol een optimale samenwerking tussen alle
betrokkenen en gaan er dan ook van uit dat dit initiatief leidt tot een jaarlijkse constructieve
dialoog tussen zwembadbeheerders en scholen in de hoop dat deze structurele samenwerking
het zwemonderwijs ten goede komt.
Wij kijken uit naar uw feedback over de impact en het effect van dit initiatief.
Het Vlaams Instituut voor Sportbeheer en Recreatiebeleid (ISB) en de onderwijskoepels GO!,
OVSG, POV en VSKO stellen het vernieuwd Protocol Schoolzwemmen: Inspiratiebron
voor overleg en samenwerking tussen zwembaden en scholen voor. Deze leidraad, die
zowel verspreid wordt naar de zwembaden als naar de scholen, is een startdocument dat de
lokale partners wil inspireren en dat verder afhankelijk van de lokale context concreter vorm
kan krijgen.
Bij het samenstellen van deze leidraad stond de basisgedachte ‘elke leerling een kwaliteitsvolle
zwemles aanbieden’ centraal. Een ander uitgangspunt was dat leerlingengroepen waarvoor de
leerplandoelen zwemmen van toepassing zijn voorrang krijgen.
Het Protocol Schoolzwemmen zag in 2003 het levenslicht. Naar aanleiding van signalen uit de
onderwijswereld dat een aantal scholen de eindtermen zwemmen niet kon realiseren, pleegden
afgevaardigden van ISB, de pedagogische begeleiding en de inspectie van basis-,
buitengewoon en secundair onderwijs toen uitgebreid overleg. Dit resulteerde in het Protocol
Schoolzwemmen. In 2004 werd het op basis van de ervaringen in de praktijk voor de eerste
keer wat bijgeschaafd. Anno 2012 was het hoog tijd om het Protocol Schoolzwemmen weer
onder de loep te nemen en te actualiseren waar nodig.
Ook nu konden we weer op de gewaardeerde medewerking rekenen van een afvaardiging van
zwembadbeheerders en de pedagogische begeleidingsdiensten van de verschillende
onderwijskoepels. Deze samenwerking leidde tot het vernieuwde Protocol Schoolzwemmen:
Inspiratiebron voor overleg en samenwerking tussen zwembaden en scholen.
Je kan het Protocol Schoolzwemmen hier downloaden.
Met dit initiatief hopen we de zwembaden en scholen een houvast te bieden voor de
organisatie van het schoolzwemmen.
2.2.
Project schoolzwemmen
Niettegenstaande de vernieuwde inspanningen om via een ‘Protocol schoolzwemmen’ meer
overleg te verkrijgen tussen de zwembadbeheerders en scholen, realiseren we ons goed dat er
toch nog scholen (1e graad) worstelen met het probleem om de verplichte eindtermen in
verband met het zwemmen te realiseren.
Met “het project schoolzwemmen” wil de pedagogische begeleiding LO een alternatief
aanreiken. Zij zijn ervan overtuigd dat met relatief weinig inspanningen ELKE secundaire
school de leerplandoelstellingen zwemmen KAN realiseren. De onderwijsinspectie wil dat de
scholen, die ondanks alle inspanningen niet in een zwembad geraken, een “project
schoolzwemmen” uitwerken.
Er werden al enkele mooie voorbeelden door scholen uitgetest.
Voorbeeld 1
Tijdens de onthaaldagen, begin september, wordt een moment (halve dag) voorzien om alle
eerstejaars leerlingen te onderwerpen aan een aantal vaardigheidstests in het water (bv.
schoolslag, crawl, onderwater zwemmen, basisbeginselen reddend zwemmen, …). De leraren
LO bepalen op voorhand welke normen zij zullen hanteren.
Deze resultaten van alle leerlingen worden genoteerd én bewaard.
In een volgende stap wordt contact opgenomen met de ouders van die leerlingen die
onvoldoende kunnen zwemmen. In overleg met deze ouders wordt aan deze leerlingen de kans
geboden op woensdagnamiddag (2 tot 3 keer) samen met enkele leraren LO te werken aan de
tekorten. De ouders kunnen ook opteren om zelf het nodige te doen.
Voorbeeld 2
De leraren LO bevragen de leerlingen van het eerste jaar over hun zwemcapaciteiten aan de
-2-
hand van een vragenlijst.
Als blijkt dat alle leerlingen voldoende kunnen zwemmen, dan heeft de school in principe de
leerplandoelstellingen voor zwemmen gerealiseerd.
Als uit de vragenlijst blijkt dat er leerlingen zijn die niet voldoende kunnen zwemmen, dan
wordt hen een alternatief programma aangeboden in samenspraak met de ouders.
De vorderingen worden op een later tijdstip opgemeten.
De PB LO wil met deze voorbeelden aangeven dat er relatief eenvoudige mogelijkheden
bestaan om bij een schooldoorlichting geen voorbehoud voor LO te krijgen.
Dit is een materie die door de vakgroep LO collegiaal dient aangepakt te worden in
samenspraak met de directeur. Ze kunnen een beroep doen op hun vakbegeleiding LO om
rond een “schooleigen project zwemmen” van gedachten te wisselen en om dergelijk project
op te starten.
3

Vakliteratuur: interessante publicaties
‘Sport Educatie: leren van en met elkaar’
Peter Iserbyt en Myriam
Vanden Eynden (*)
 ‘Lichamelijke Opvoeding: creatief met visie’
Peter Iserbyt en Liesbet
Mols (*)
 ‘Lichamelijke Opvoeding: een vak met inhoud’
Monique Slegers en D.
Behets (*)
 ‘Lichamelijke Opvoeding: een leerweg op maat’
D. Pardaens en D. Behets
(*)

‘Duurzaam leren in Lichamelijke Opvoeding’
Hilde Leysen en Daniël
Behets (*)
 ‘Bewegingsopvoeding: een vakconcept als uitnodiging om te leren’ Daniël Behets (*)
 ‘Didactiek van het bewegingsonderwijs’
Daniël Behets
 ‘Graag leren bewegen in Lichamelijke Opvoeding’
Peter Iserbyt en Daniël
Behets (*)
 ‘Speel je vrij! Praktijkboek balspelen’
H. Leysen en T. Dehandschutter (*)
 ‘Lichamelijke opvoeding in een krachtige leeromgeving’
Bob Madou, Peter Iserbyt
en Daniël Behets (*)
 ‘Lichamelijke opvoeding: grensverleggend’
Walter Arend en Daniël
Behets (*)
 ‘Loop! De gids voor elke loper’
Mieke Boeckx
 ‘Start to run. Lopen wordt kinderspel’
Mieke Boeckx
 ‘Van shuttle tot smash, basisboek badminton’
Ine De Clerck en Pieter
Benoit (*)
 ‘Circus op school - Acrobatie, evenwicht en jongleren’
Reginald Leper en Isabel
Van Maele (*)
 ‘Zorgverbreding: alle leerlingen in beweging’
Daniël Behets (*)
 ‘Bewegingsopvoeding: naar een geïntegreerd curriculum’ Daniël Behets (*)
 ‘Leermiddelen en werkvormen in de lichamelijke opvoeding’ Daniël Behets (*)
 ‘Lichamelijke opvoeding en vakoverschrijdende eindtermen’ Wim Roels (*)
 ‘Sociaal vaardig in de lichamelijke opvoeding’
Myrjam Vandeneynden (*)
 ‘Attitudes evalueren. Een zeiltocht’
Goedele Vergauwen en
Goedele Deserrano
 ‘Basketbal op school, spelend leren’
Hilde Leysen (*)
 ‘Basketbal spelend leren’
Jan Boutmans (*)
(*) Inlichtingen bij Uitgeverij Acco, Brusselsestraat 153, 3000 Leuven
-3-
Tel.: 016 62 80 00; fax: 016 62 80 01; e-mail: [email protected]
Andere recente publicaties zijn opgenomen in de literatuurlijsten van de leerplannen (2010).
4
Websites
Interessante websites in verband met bewegingsopvoeding vind je in onderstaande lijst. Deze
lijst is verre van volledig. Wie interessante URL’s heeft in verband met onderwijs en
bewegingsopvoeding mag deze steeds doorspelen.
www.vikom.be
dienst Pedagogische begeleiding > SO
www.onderwijsinspectie.be
info, methode en instrumenten
extra info voor scholen
doorlichtingverslagen
planlast (veel gestelde vragen)
http://www.vvkso.be
lessentabellen
leerplannen
pedagogisch-didactisch
nascholing
www.faber.kuleuven.be/allo
nascholing
www.ond.vlaanderen.be/edulex
databank met vigerende wetten, decreten, besluiten en omzendbrieven betreffende het
Vlaamse Onderwijs
www.schoolsport.be
site van de netoverschrijdende schoolsportorganisatie SVS
http://www.fitteschool.be
gezondheidsbeleid op school
www.bvlo.be
site van BVLO centraal met structuur, clubs, nascholing, nuttige adressen, publicaties, shop
http://www.wets.be/DLOweb/vervangtaken.htm
inspiratie voor vervangtaken
www.vig.be
voedingsdriehoek met de bewegingslaag erbij
engagement om meer te stappen, fietsen, zwemmen, dansen, traplopen,…
inspiratie voor ‘vrije ruimte’? GIP?
www.bloso.be
Sportkampen, Vlaamse trainersschool, sportpromotie, topsport, infrastructuur
http://sport.be.msn.com/starttorun/2013/nl/
voor hen die met lopen willen beginnen
-4-
www.gezondsporten.be: training, preventie, blessures, EHBSO, voeding
www.val.be: voor atletiek
www.badmintonvlaanderen.be voor badminton
www.basketbelgium.be/nl: voor basketbal
www.belgianfootball.be voor voetbal
www.handbal.be: voor handbal
www.korfbal.be: voor korfbal
www.krachtbal.be: voor krachtbal
www.redfed.be: Vlaamse reddingscentrale (o.a. brevet redder)
www.lichamelijkeopvoeding.nl
www.taalgerichtvakonderwijs.nl
5
Specifieke didactische en pedagogische berichten
5.1
Startende leraren
Binnen de begeleiding gaat in belangrijke mate aandacht uit naar de startende leraren. In heel
wat scholen zijn ‘mentorschap, ’‘peterschap’ of ‘meterschap’ werkzaam. Van een leraar, maar
zeker ook van een beginnend leraar worden heel wat kennis, attitudes en vaardigheden
verwacht. Om vanaf het begin vlot en zeker te kunnen functioneren zijn een goed onthaal
binnen de school, een goede opvang en integratie binnen de vakgroep van het grootste
belang. Op administratief vlak zijn er heel wat zaken te bespreken. Het doornemen van de
leerplannen, het deelschoolwerkplan, jaarplan, documenten in verband met het lesgebeuren,
pedagogische aanbevelingen, de praktische en organisatorische informatie bepaalt de graad
van collegialiteit bij de opvang van nieuwe leraren. Alle startende leraren willen wij een
succesvolle onderwijsloopbaan toewensen.
De DPB hanteert vanaf dit schooljaar een vernieuwde aanpak in de ondersteuning van
startende leraren. De scholen en de betreffende beginnende leraren zullen hierover in het
begin van het schooljaar geïnformeerd worden. Met de vernieuwde aanpak wensen wij nog
meer dan in het verleden uitermate te voldoen aan de noden en verwachtingen van de
beginnende leraren.
Bewegingsopvoeding is vanuit het vakconcept uitermate geschikt om te werken aan
persoonsvorming. Hierbij ligt het accent op een leerling-gerichte houding, die rekening houdt
met de concrete omstandigheden en klassensituatie, de concrete leerling(en) en de eigen
persoonlijkheid van de leraar. Het boek De klas in de hand van Eddy Van Mossevelde (*) kan
een inspirerend werkboek zijn voor het omgaan met moeilijke klassengroepen.
(*) Inlichtingen bij Uitgeverij Acco, Brusselsestraat 153, 3000 Leuven
Tel.: 016 62 80 00; fax: 016 62 80 01; e-mail: [email protected]
-5-
5.2
Actief leren
Het onderwijs heeft onder meer als opdracht de basiscompetenties te verstrekken die nodig
zijn om als volwaardig burger actief te participeren aan een zich vernieuwende, lerende samenleving.
Meer dan ooit moet de school vormen zoeken om het zelfstandig leren van leerlingen te
bevorderen.
In
de
huidige
leerplannen
groeit
de
aandacht
voor
denken
probleemoplossingstrategieën, voor communicatieve en presentatievaardigheden. De leraar die
nog hoofdzakelijk leraargestuurde werkvormen hanteert wordt aangespoord om activerende
werkvormen te gebruiken zodat er kansen worden gecreëerd om bij leerlingen zelfstandig,
inzichtelijk en samenwerkend leren te bevorderen. Leerlingen worden dan gestimuleerd om
hun eigen leerproces (bij) te sturen.
Er zijn bovendien sinds 2010 de vakoverschrijdende eindtermen (ontwikkeling van de persoon
in een multiculturele, democratische samenleving, leren leren), die een inspanningsverplichting
vragen. Deze eindtermen kunnen moeilijk verworven worden via de leraargestuurde vorm van
leren. Er zal gezocht worden naar aangepaste onderwijsmethodes die niet louter focussen op overdracht, maar de jongeren ook aansporen tot actiever en creatiever leren.
Nieuwe instructievormen en nieuwe werkvormen vormen beide essentiële elementen om het
vakconcept in zijn totaliteit te realiseren. Competentiegericht onderwijzen en evalueren
hebben, conform het vakconcept LO, betrekking op het geïntegreerd realiseren en evalueren
van bewegingsdoelen en persoonsdoelen in authentieke situaties. In de lichamelijke opvoeding
is zelfstandig werken/leren bijna altijd samenwerkend leren.
5.3
Evaluatie in de kijker
Als leraren van vandaag kansen geven aan ‘actief leren’, andere instructievormen, andere
werkvormen, andere evaluatieprocedures gebruiken, dan stappen we af van de testcultuur en
spreken we van een begeleidingscultuur (of “assesmentcultuur”). De huidige evaluatiecultuur
is gebaseerd op het constructivistisch leermodel, waarbij leerlingen zelf nieuwe kennis en
vaardigheden construeren en verbinden met reeds aanwezige kennis en vaardigheden. De
leraar wil vooral de sterke en zwakke punten opsporen om het leerproces van de leerling te
begeleiden. De evaluatie is een integraal deel van het leerproces, waardoor zowel leraar als
leerling informatie krijgen over vaardigheden, kennis en attitudes. Leraar en leerling zijn
samen verantwoordelijk voor het management, het plannen, het bijsturen van het leerproces,
het evalueren. Omdat dit proces individueel erg verschillend verloopt, bijvoorbeeld afhankelijk
van de beginsituatie en de zelf gestelde doelen, is het een belangrijke voorwaarde dat de
leraar erin gelooft dat leerlingen zichzelf en anderen kunnen evalueren.
Evaluatiemomenten maken integraal deel uit van een stimulerende leeromgeving.
Leerplandoelen, zowel bewegingsdoelen als persoonsdoelen, verdienen een vertaling in
meetbare kwaliteit (SMART). Doelen en inhouden worden geconcretiseerd. Beoordelingscriteria
en niveaus worden vastgelegd (‘rubrics’). De vertaling naar concreet observeerbaar gedrag en
de link met leerinhouden en werkvormen zijn noodzakelijk. Leerlingen zijn tot veel in staat als
de leeromgeving maar krachtig genoeg is. Door een onmiddellijke feedback te geven zal deze
manier van evalueren ertoe bijdragen dat leerlingen voor leren gemotiveerd worden en een
positief beeld van hun eigen kunnen ontwikkelen. De klemtoon ligt op de relatie tussen leren
en kunnen. Kennis en vaardigheden worden “opgebouwd”.
Typisch voor het menselijk leren is dat het beïnvloed en ondersteund wordt door emoties,
motieven, overtuigingen en opvattingen die mensen hebben over zichzelf en hun eigen
mogelijkheden. De manier waarop leerlingen begeleid worden bij leerprocessen speelt een
grote rol in de ontwikkeling van persoonsgebonden aspecten. Het is evident dat leerlingen hun
leren afstemmen op datgene waarvoor ze gewaardeerd worden. Het evalueren gebeurt best
vanuit een positieve bezorgdheid.
-6-
Het leren wordt positief beïnvloed door het creëren van een taakgericht klimaat, het verhogen
van betrokkenheid, en het stimuleren van het inzichtelijk en sociaal leren.
 Een taakgerichte leeromgeving stelt niet de individuele prestatie centraal, maar wel de
persoonlijke vordering van elke leerling. De leerling zelf wordt het criterium om de
leervorderingen te meten.
 Betrokkenheid bij de leerlingen verhoogt wanneer ze zelf instaan en verantwoordelijk zijn
voor hun leren en hun vorderingen, wanneer ze zelf hun doelen en leerwegen kunnen
uitstippelen.
 Wanneer leerlingen zichzelf en anderen evalueren, dan is een actieve kennis nodig van de
leerdoelen. Het inzichtelijk proces van weten wat je moet doen, hoe je dit kunt bereiken en
hoever je staat betekent een stap vooruit bij het leren.
 Partnerevaluatie draagt rechtstreeks bij tot het ontwikkelen van interpersoonlijke en
communicatievaardigheden, zoals overleggen, leren luisteren, elkaar aanmoedigen en
feedback geven.
Geraadpleegde literatuur
B. Madou, P. Iserbyt & D. Behets (red.), 2007, Lichamelijke opvoeding in een krachtige
leeromgeving.
E. Dehaene, R. Leper & M. Schiepers (eds.), 2000, Anders evalueren in de lichamelijke
opvoeding.
D. Behets & J. Gantois (red.), 2003, Leermiddelen en werkvormen in de lichamelijke
opvoeding.
J. Saveyn, 2000-2001, Nova et Vetera, Evaluatie van de leerlingen om hun leren en
ontwikkeling te ondersteunen.
Scholen, vakgroepen, leraren die hun eigen evaluatiecultuur onder de loep willen nemen en die
hierbij ondersteuning wensen, worden hierbij uitgenodigd om de vraag te richten tot hun
vakbegeleider.
5.4
Taalbeleid
Voor de verschillende vakken wordt “taalbeleid” in de doorlichtingsverslagen aangehaald als
zorgpunt. In de nieuwe leerplannen vraagt ‘taalbeleid’ de nodige aandacht en maakt het een
integraal deel uit van de kaderteksten. Naast bewegingsdoelen en persoonsdoelen zal het
opnemen van taaldoelen in de planning (jaarplan, periodeplan, lesplan) leiden tot het creëren
van een krachtige leeromgeving. Door taal bewust in te zetten in de instructie en
taakomschrijving, bij informatie-uitwisseling en reflectie, bij het geven van feedback, tijdens
de interactie tussen leerlingen, werkt de leraar LO mee aan het taalbeleid van de school. Bij de
implementatie van persoonsdoelen dient de leraar samen met de leerling een klimaat te
creëren waar voor leerlingen kansen geboden worden om vanuit een positief zelfbeeld grenzen
te verleggen op het domein van sociale vaardigheden. Leerlingen leren zichzelf en de anderen
kennen, respecteren en waarderen. Taal speelt een belangrijke rol in deze interactie: een
leergesprek, een aanmoediging, bemerkingen formuleren, leiding nemen, kunnen luisteren,
rollen vervullen, instructies of feedback geven, het kunnen reflecteren op de beweging, het
samen of elkaar evalueren, het uiten van een emotie, het kunnen voeren van een gesprek, ….
Een krachtige leeromgeving met aandacht voor taaldoelen richt zich op contextrijk onderwijs
vol interactie en met taalsteun (M. Hajer):
- leren in context; in een authentieke, reële situatie leren vanuit voorkennis,
voortbouwend op vaardigheden die de leerling al verworven heeft;
- leren in interactie: werkvorm die gericht is op samenwerken en samenwerkend leren;
- leren met taalsteun; vertrekkende vanuit de taalvaardigheid van de leerling. Hulp bij
begrijpen en gebruiken van (vak)taal. Feedback op taalgebruik.
-7-
Een boodschap is begrepen als het antwoord of de reactie van de leerlingen eenduidig is. Een
duidelijke boodschap bevat de juiste informatie, in de juiste hoeveelheid, op het juiste
moment, aan de juiste leerlingen. Uniek binnen de basisvakken is dat de leraar LO tijdens het
lesgeven onmiddellijk ziet of de boodschap goed begrepen is. Indien nodig kan hij direct
bijsturen. De visuele versterking speelt een belangrijke rol in de communicatie: ‘Toon wat je
zegt, zeg wat je toont!’. Woord en beeld vullen mekaar aan. De demonstratie, maar ook kijk-,
taak-, en periodewijzers zijn mogelijkheden bij het overbrengen van de boodschap.
Wij willen extra aandacht besteden aan dit thema door te werken naar o.a. een correct en
duidelijk taalgebruik in onze initiatietaal. Tevens zijn we er ons van bewust dat via een
geïntegreerde aanpak van het bewegen leerlingen de taal kunnen leren. Leren, bewegen,
denken en taal zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.
Geraadpleegde literatuur
Nieuwe leerplannen LO, VVKSO.
M. Hajer & T. Meerstringa, 2004, Handboek taalgericht vakonderwijs.
5.5
Vakoverschrijdende doelen
Vanuit de onderwijsoverheid wordt aan alle scholen de inspanningsverplichting opgelegd om te
werken aan de vakoverschrijdende eindtermen (VOET@2010).
De huidige vakoverschrijdende eindtermen werden geactualiseerd, vereenvoudigd en in een
nieuw ordeningskader voorgesteld.
Aan de basisvorming “Ontwikkeling van de persoon – in een – multiculturele, democratische
samenleving” worden 7 contexten verbonden:
Ontwikkeling van de persoon
1. lichamelijke gezondheid en veiligheid
2. mentale gezondheid
3. sociorelationele ontwikkeling
in een
4. omgeving en duurzame ontwikkeling
multiculturele, democratische samenleving
5. politiek-juridische samenleving
6. socio-economische samenleving
7. socioculturele samenleving
In een gemeenschappelijke stam worden algemeen geformuleerde vaardigheden opgesomd die
breed toepasbaar zijn en die los staan van toepassingsgebieden: sleutelcompetenties.
Bijvoorbeeld: kritisch denken, zorgzaamheid en initiatief.
De contexten en de gemeenschappelijke stam zijn niet graadgebonden.
“Leren leren” vormt een apart pakket dat wel graadgebonden blijft.
VOET zijn minimumdoelen die niet specifiek behoren tot een vakgebied, maar onder meer door
middel van verschillende vakken of onderwijsprojecten worden nagestreefd.
De implementatie van de VOET gebeurt dus onder andere vanuit de vakken. Het vak LO
vertolkt een bevoorrechte positie in dit verband, omdat bij de kwalitatieve invulling van het
vakconcept automatisch een hele reeks VOET geïmplementeerd worden. De leerplandoelen LO
sluiten nauw aan bij de VOET.
-8-
De samenhang tussen beide is uitgesproken in de thema’s ‘leren leren’, maar zeker ook in de
contexten van ‘lichamelijke gezondheid en veiligheid, mentale gezondheid en sociorelationele
ontwikkeling’, minder uitgesproken voor de andere contexten. De PB LO wil binnen het vak LO
aan die VOET werken die tegelijkertijd én automatisch nagestreefd worden, als de
vakgebonden eindtermen van ons vakconcept gerealiseerd worden. Deze vakgebonden
eindtermen zijn opgenomen in de leerplannen. Daarom wordt aangenomen dat de leraren die
het leerplan realiseren ook de vakgebonden eindtermen waarmaken. De doelbewuste,
intentionele en geordende koppeling van leerplandoelen met de VOET laat toe om beide
tegelijkertijd en met systematiek te realiseren als er doelgerichte en rijke
onderwijsleersituaties aangeboden worden aan de leerlingen.
De realisatie zal dan ook positief beïnvloed worden als de leraar op de hoogte blijft van de
recente ontwikkelingen van de vakdidactiek LO.
De PBLO heeft de leerplandoelen in een leerlijn geplaatst. In een servicedocument van het
VVKSO (Surf naar Servicedocument: De vakoverschrijdende eindtermen van de tweede
generatie > deel 2 Teksten vanuit leerplannen en studiegebieden > vakken van de
basisvorming > LO) werd een schema opgenomen waaruit blijkt dat de leerplandoelen LO
kunnen gelinkt worden met bijna alle sleutelcompetenties en de contexten lichamelijke
gezondheid en veiligheid (1), mentale gezondheid (2), sociorelationele ontwikkeling (3),
omgeving en duurzame ontwikkeling (4) en socioculturele samenleving (7).
Samen met de leerplancommissie LO 2de graad werd dit ordeningskader 'LO en VOET'
ontwikkeld. Naast de leerlijnen van bewegingsdoelen en persoonsdoelen werd in dit
ordeningskader een link gemaakt met sleutelcompetenties en contexten. De koppeling van
sleutelcompetenties aan leerplandoelen per graad levert zo een mogelijke leerlijn van
sleutelcompetenties op die per graad een ander accent legt in het leerproces van de leerling.
Deze is exemplarisch en bedoeld als inspiratiebron voor leraren LO. Voor de ondersteuning bij
de implementatie van 'LO en VOET' kunnen leraren LO terecht bij de pedagogische begeleiding
LO.
Geraadpleegde websites:
www.vvkso.be >pedagogisch-didactisch>vakoverschrijdende thema’s
www.ond.vlaanderen.be/curriculum
Geraadpleegde literatuur
W. Roels & D. Behets (red.), Lichamelijke opvoeding en vakoverschrijdende eindtermen.
Leuven / Voorburg, Acco, 2004.
5.6
Vrije ruimte
Vanaf 1 september 2004 is voor de derde graad ASO een uitgebreid complementair gedeelte
vrije ruimte (VR) gecreëerd. Het aantal lestijden VR varieert van 1 tot 4 naargelang van de
studierichting. De school kan zelf beslissen wat ze met de VR beoogt. Uiteindelijk is het de
bedoeling om de methodiek van het ‘leren leren’ of het ‘zelfsturend leren’ kracht bij te zetten.
Het vak lichamelijke opvoeding kan een scharnierfunctie vervullen bij het herdenken van
werkvormen in de richting van een totaalbenadering van leerlingen en leerdomeinen. Via
groepsgebonden bewegingsopdrachten, mogelijkheden tot onderling overleg, duidelijke
communicatie, probleemoplossend denken kunnen zelfstandig handelen en samenwerking
voluit gestimuleerd worden.
-9-
De VR geeft mogelijkheden om het vak lichamelijke opvoeding, als aanvulling op de praktijk,
ook een theoretische onderbouw mee te geven: lichamelijke opvoeding vakoverschrijdend
gekoppeld aan aardrijkskunde, biologie, fysica, muzikale opvoeding e.a.
Voor meer informatie over dit item verwijzen wij naar de inspiratiemap ‘Werken in de vrije
ruimte’ die bij je directeur ter inzage ligt. Goede voorbeelden van VR, waarin ook de LO is
betrokken, kunnen steeds doorgespeeld worden op mijn e-mailadres.
5.7
Gezondheidsbeleid op school en brede school met sportaanbod
We eten ongezond, bewegen onvoldoende en roken nog te vaak. Omdat werken aan een
gezond gedrag het best van jongs af begint, heeft ook het onderwijs hierin een belangrijke
taak. Vanaf 1 september 2007 moet elke basis- en secundaire school een gezondheidsbeleid
uitstippelen, op maat van de leerlingen. Het thema wordt best gelinkt aan het
opvoedingsproject van de school en geïntegreerd in het hele schoolgebeuren.
Scholen nemen op dit moment al heel wat gezondheidsinitiatieven. Om elke school daarin
verder te ondersteunen, ontwierp het VSKO een gezondheidsbrochure. De kwaliteitscirkel
die in de brochure besproken wordt groeide uit de VOET-nascholing en sluit nauw aan bij 'het
beleidsvoerend vermogen van scholen'. In een representatieve werkgroep ad hoc werden op
het Pedagogisch Bureau van het VSKO diverse ondersteunende documenten uitgewerkt voor
scholen die beleidsmatig met een gezondheidsbeleid wensen om te gaan. Hierin wordt
uitgelegd hoe je school een samenhangend gezondheidsbeleid kan ontwikkelen. Er worden ook
tips gegeven over de wijze waarop de inspanningen van je school op het vlak van gezondheid
gebundeld kunnen worden tot één geheel, zodat je een overzicht krijgt van de verschillende
initiatieven in je school.
Wie de brochure 'Werken aan een gezondheidsbeleid op school' van het VIG gelezen heeft
komt tot het besluit dat scholen reeds jaren zeer actief zijn op dit terrein. Een gratis DVD
‘Gezond op school’ werd vanuit het departement naar iedere school gestuurd. Er waren
regionale invullingen van LOGO’s en NICE (Nutrition Informatie Center). De Stichting Vlaamse
Schoolsport (www.fitteschool.be) ontwikkelde heel wat ondersteunend educatief materiaal. Met
dit initiatief wil SVS de handen in elkaar slaan om het belang van beweging/sport en gezonde
voeding samen aan te pakken in de school. Andere thematisch werkende
gezondheidsorganisaties zorgden voor een netwerk van ondersteuning.
Op basis van een analyse van hun eigen situatie kunnen scholen zo concrete streefdoelen
formuleren en doelgerichte acties ondernemen. De schoolinspanningen zouden zo mede
moeten bijdragen tot de realisatie van de gezondheidsdoelstellingen van de vorige Vlaamse
Regering, zoals zij in een intentieverklaring werden vastgelegd:
 het met 10% verminderen van het aantal rokers;
 aandacht voor schadelijk middelengebruik;
 de consumptie van vet- en suikerrijke dranken en voeding;
 een actieve bevordering van meer lichamelijke beweging;
 het verhogen van de vaccinatiegraad;
 een efficiënte voorlichting betreffende de preventie van seksueel
overdraagbare aandoeningen;
 het terugdringen met 20% van het aantal dodelijke ongevallen in de privésfeer en in het verkeer;
 de preventie van depressie en suïcide.
- 10 -
Voor de samenstelling van een werkgroep op school is het belangrijk dat deze bestaat uit
gemotiveerde mensen. Het kan helemaal niet de bedoeling zijn dat de leraar LO alleen deze
taak op zich neemt. Werken aan een ‘Fitte school’ is een onderdeel van gezondheidsbeleid en
hiervoor moet de leraar LO in eerste instantie zijn verantwoordelijkheid nemen. Vanuit de
huidige ruime visie op het vak speelt de leraar LO in elk geval een sleutelrol in het welslagen
van een duurzaam gezondheidsbeleid, meer bepaald met betrekking tot het aspect van fitheid,
gezonde leefstijl en bewegingspromotie. Een team rond gezondheidsbeleid wordt best
samengesteld op basis van engagement en met een benadering vanuit verschillende
invalshoeken. Zo mag bijvoorbeeld ook de participatie van de leerlingen, maar ook van ouders
liefst niet ontbreken en kan men ook inspelen op de verschillende omgevingsfactoren en
gedragsdeterminanten.
Ben je als leraar LO reeds betrokken bij het gezondheidsbeleid, dan kan volgende informatie in
verband met voeding en roken op school interessant zijn.
Het ‘start to eat’-voedingsplan biedt:




een schema van 10 weken dat aansluit bij de basisschema’s van ‘start to run’;
lekkere en eenvoudige recepten voor elke dag;
een praktische uitwerking van de actieve voedingsdriehoek, met combinatie van
verse groenten en fruit, graanproducten en zuivel
kortom voedingsadvies op maat!
Op de site www.mijnflandria.be vind je alle informatie over de schema’s, gezonde recepten,
met inbegrip van boodschappenlijstjes, nuttige tips, veelgestelde vragen omtrent voeding en
beweging.
Sinds 1 januari 2006 is roken verboden op school. Een rookvrije school creëert een omgeving
waarin niet-roken de norm is en leert leerlingen meer over de gevolgen van (mee)roken. De
basis van zo'n rookvrije school is een beleid met formele afspraken over roken, educatie en
aanvullende activiteiten.
Sinds begin 2009 vormen VIG en de Ondersteuningscel Logo’s (OCL) VIGEZ: Vlaams Instituut
voor Gezondheidspromotie En Ziektepreventie. Vanuit deze dienst is er vorming en
ondersteuning mogelijk bij bepaalde gezondheidsthema’s, mogelijk op maat van uw school.
Voor meer informatie (o.a. ‘actieve voedingsdriehoek’) surf je naar: www.vig.be.
Het promoten van meer beweging op school maakt vanzelfsprekend deel uit van een efficiënt
en effectief gezondheidsbeleid. De ‘Brede school met sportaanbod’ wil met dit opzet jongeren
na school aan het sporten krijgen. Kinderen en jongeren moeten minimum 1 uur per dag matig
tot zeer intensief bewegen om gezond te zijn. Heel wat jongeren vinden echter de weg niet
naar de sport. Daarom worden gemeenten, clubs en scholen, eventueel in samenwerking met
SVS (FOLLO), uitgedaagd om in een lokaal overleg de ‘brede school met sportaanbod’ in hun
regio uit te werken. Zij kunnen bijvoorbeeld accommodatie gebruiken die nu vaak leeg staat
tussen 16 en 18 uur. Het concept staat voor een duurzame samenwerking van scholen met
andere instellingen of partners voor de ontwikkeling van kinderen. Brede school met
sportaanbod heeft als doelstelling de schoolgaande jeugd een naschools, laagdrempelig en
pedagogisch ondersteund bewegingsaanbod aan te bieden. Bepaalde regio’s zijn succesvol in
projecten als ‘sportsnack’ voor het basisonderwijs en ‘SNS’ voor het secundair onderwijs.
Meer info vind je op www.sportnaschool.be.
- 11 -
5.8
Leerlijnen
Het uittekenen van leerlijnen bevordert de dialoog binnen de vakgroep, beoogt de verticale
samenhang, reflecteert op het leerplan en de evolutie doorheen de graden. Heel wat
vakgroepen LO maakten reeds werk van inhoudsgebonden leerlijnen. Zulk een ‘raamplan’
maakt een essentieel deel uit van het deelschoolwerkplan en kan als uitgangspunt dienen voor
het opmaken van jaarplannen. Een jaarplan geeft een overzicht van de leerplandoelen en/of
leerinhouden van de bewegingsgebieden, realistisch gespreid over het schooljaar. Ook dit
planningsdocument kan dienen om leerlijnen aan te tonen. In doorlichtingsverslagen merken
we geregeld een vraag naar leerlijnen binnen de persoonsdoelen. De PB LO pleit voor het
werken met periodeplannen. Een periodeplan is een leidraad die informeert over het thema,
het bewegingsgebied en de zinvolle leertaak, de doelen (bewegingsdoelen + persoonsdoelen),
de duur van de periode, de leerinhouden (mogelijk met resultaatsverplichting) van de
opeenvolgende lessen, de werkvormen én de evaluatie. Alle periodeplannen samen van één
graad geven een duidelijk zicht op de leerplanrealisatie. Bij het naast mekaar leggen van alle
periodeplannen doorheen de verschillende jaren verkrijgt men eveneens een leerlijn. Deze
leerlijnen in de vorm van periodeplannen kunnen aan vervangende leraren zeer goede
diensten bewijzen. Zij zien in één oogopslag waarmee je bezig bent, hoever je staat in de
periode en wat van de leerlingen verwacht wordt. Het presenteren van een periodeplan naar
de leerlingen toe en dit bij het begin van een periode zal voor hen meer inzicht verschaffen in
wat van hen verwacht wordt.
5.9
Implementatie van de leerplannen en vakbegeleiding LO
De leraar is verantwoordelijk voor de realisatie van het leerplan. Hij dient dit te kunnen
aantonen via een planmatige aanpak. Dit zijn decretale verplichtingen voor de leraar. De
meest vernieuwde leerplannen zijn de leerplannen voor de tweede graad. Zij gingen in voege
vanaf september 2010. Voor de correcte nummers of het raadplegen van leerplannen verwijs
ik naar punt 1 van dit Vademecum. Tijdens vakvergaderingen kan de PBLO de implementatie
van de leerplannen toelichten. Indien hierover vragen of onduidelijkheden bestaan, dan is de
PBLO bereid om, op uw vraag, uw school, uw vakgroep of scholengemeenschap te
ondersteunen in uw zorg om leerplannen te implementeren.
5.10
Vakgroepwerking
De pedagogische begeleiding wil prioritair ook de vakgroep ondersteunen in een kwaliteitsvolle
werking. Af en toe de spiegel voorhouden is soms nodig. PBLO ontwikkelde een instrument dat
uitnodigt tot reflectie op de eigen werking van de vakgroep. Vakgroepen, die in dit verband op
bepaalde domeinen wat willen concretiseren of realiseren en die wensen te vergaderen in de
aanwezigheid van de pedagogisch begeleider, kunnen ongetwijfeld een vraag richten en zo
nodig een afspraak maken.
Een optimale vakgroepwerking spreekt de leraar aan als vakdeskundige, als didacticus en als
lid van een team en een school.
Zo is het o.a. de taak van een goede vakgroep om binnen de school beweging en sport te
promoten en te stimuleren, zowel intra, als extra muros. De organisatie van een ruim aanbod
van bewegingsactiviteiten kan bijdragen tot een levendige bewegingscultuur, geïntegreerd in
de schoolcultuur.
Wij hopen te blijven rekenen op je steun, je enthousiasme en inzet. Je kunt uiteraard met je
vragen bij ons terecht. Misschien komt het antwoord niet onmiddellijk, zullen wij je soms
- 12 -
doorverwijzen naar iemand die beter geplaatst is, zal er af en toe geen gepaste oplossing zijn…
Maar aarzel niet om ons aan te spreken, te telefoneren of te mailen.
De wens tot een positieve samenwerking wordt uitgedrukt in een volgend citaat uit het boek
Salto Humano van Roland Vermeylen:
“We leven in een hoogtechnologische wereld. E-mail, het Internet, virtuele realiteiten. Alles
lijkt stilaan omzetbaar in digitale data. We krijgen de indruk dat we vanuit een geïsoleerde
werkkamer de hele wereld kunnen bereiken. Hoelang nog voor we ons echt op Mars wanen?
Toch geloof ik niet dat daar onze enige toekomst ligt. De kracht van organisaties zal
afhankelijk zijn van de kwaliteit van hun menselijke, face-to-face relaties. Onmiddellijke,
lijfelijke aanwezigheid is niet te vervangen door de gedigitaliseerde contacten via de
supergeleiders van het net. De kwaliteit van onze dialoog, vertrouwen en openheid zullen
bepalen hoe we op een menselijke manier overleven. Daar zal het welzijn van onze
samenleving van afhangen. Het plezier dat je beleeft door samen te werken met anderen, het
gevoel van gemeenschappelijkheid en verbondenheid zorgen voor veerkracht en creativiteit.
Vooral die authentieke menselijke dynamiek hebben we nodig, voor onszelf, voor onze
organisaties en voor onze maatschappij.”
Met sportieve groet
Roger Pauwels
Pedagogisch begeleider LO
Karel Verbruggenstraat 14
2870 Puurs
Tel.: 03 889 70 27
GSM: 0492732636
[email protected]
P.S. Raadpleeg ook onder Vakdocumenten de algemene visie op het vak lichamelijke
opvoeding.
- 13 -
Download