Vademecum lichamelijke opvoeding 1 (2014) Leerplannen Het gebruik van de juiste leerplannen is essentieel. De brochures van de “leerplannen in voege” van het VVKSO (Vlaams Verbond van het Katholiek Secundair Onderwijs) zijn te vinden op het web: http://www.vvkso.be bij ‘leerplannen’. Alle leerplannen kunnen worden gedownload en afgedrukt. Vanuit ‘lessentabellen’ op deze webstek kunt u doorklikken naar alle bijhorende leerplannen. De leerplannen LO expliciteren de vakvisie waarin de totale persoonsvorming van de bewegende mens centraal staat. Alle leerplannen zijn opgebouwd rond het algemeen doelenkader. A-stroom en ASO-KSO-TSO 1e 2e 3e 3e graad graad graad graad D/2008/7841/004 D/2010/0279/022 D/2008/7841/039 D/1995/0279/099 eerste leerjaar A en 2e leerjaar aso-kso-tso aso-kso-tso kso-tso (3e leerjaar) D/2008/7841/005 D/2010/0279/026 D/2008/7841/040 D/2007/0279/022 1ste leerjaar B en 2BVL bso bso bso (3e leerjaar) D/2006/0279/026 D/2006/0279/027 aso Sport aso Wetenschappen-sport D/1999/0279/052 D/2006/0279/028 tso LO en sport tso LO en sport B-stroom en BSO 1e 2e 3e 3e graad graad graad graad ASO sport 2e graad 3e graad TSO sport 2e graad 3e graad 2 Schoolzwemmen 2.1. Vernieuwd protocol schoolzwemmen In onderstaand kader vind je een schrijven (mei 2013) van het Vlaams Instituut voor Sportbeheer (ISB) i.v.m. het vernieuwd Protocol Schoolzwemmen waaraan de pedagogische begeleiders LO hun medewerking verleend hebben. Wij betrachten met het updaten van dit protocol een optimale samenwerking tussen alle betrokkenen en gaan er dan ook van uit dat dit initiatief leidt tot een jaarlijkse constructieve dialoog tussen zwembadbeheerders en scholen in de hoop dat deze structurele samenwerking het zwemonderwijs ten goede komt. Wij kijken uit naar uw feedback over de impact en het effect van dit initiatief. Het Vlaams Instituut voor Sportbeheer en Recreatiebeleid (ISB) en de onderwijskoepels GO!, OVSG, POV en VSKO stellen het vernieuwd Protocol Schoolzwemmen: Inspiratiebron voor overleg en samenwerking tussen zwembaden en scholen voor. Deze leidraad, die zowel verspreid wordt naar de zwembaden als naar de scholen, is een startdocument dat de lokale partners wil inspireren en dat verder afhankelijk van de lokale context concreter vorm kan krijgen. Bij het samenstellen van deze leidraad stond de basisgedachte ‘elke leerling een kwaliteitsvolle zwemles aanbieden’ centraal. Een ander uitgangspunt was dat leerlingengroepen waarvoor de leerplandoelen zwemmen van toepassing zijn voorrang krijgen. Het Protocol Schoolzwemmen zag in 2003 het levenslicht. Naar aanleiding van signalen uit de onderwijswereld dat een aantal scholen de eindtermen zwemmen niet kon realiseren, pleegden afgevaardigden van ISB, de pedagogische begeleiding en de inspectie van basis-, buitengewoon en secundair onderwijs toen uitgebreid overleg. Dit resulteerde in het Protocol Schoolzwemmen. In 2004 werd het op basis van de ervaringen in de praktijk voor de eerste keer wat bijgeschaafd. Anno 2012 was het hoog tijd om het Protocol Schoolzwemmen weer onder de loep te nemen en te actualiseren waar nodig. Ook nu konden we weer op de gewaardeerde medewerking rekenen van een afvaardiging van zwembadbeheerders en de pedagogische begeleidingsdiensten van de verschillende onderwijskoepels. Deze samenwerking leidde tot het vernieuwde Protocol Schoolzwemmen: Inspiratiebron voor overleg en samenwerking tussen zwembaden en scholen. Je kan het Protocol Schoolzwemmen hier downloaden. Met dit initiatief hopen we de zwembaden en scholen een houvast te bieden voor de organisatie van het schoolzwemmen. 2.2. Project schoolzwemmen Niettegenstaande de vernieuwde inspanningen om via een ‘Protocol schoolzwemmen’ meer overleg te verkrijgen tussen de zwembadbeheerders en scholen, realiseren we ons goed dat er toch nog scholen (1e graad) worstelen met het probleem om de verplichte eindtermen in verband met het zwemmen te realiseren. Met “het project schoolzwemmen” wil de pedagogische begeleiding LO een alternatief aanreiken. Zij zijn ervan overtuigd dat met relatief weinig inspanningen ELKE secundaire school de leerplandoelstellingen zwemmen KAN realiseren. De onderwijsinspectie wil dat de scholen, die ondanks alle inspanningen niet in een zwembad geraken, een “project schoolzwemmen” uitwerken. Er werden al enkele mooie voorbeelden door scholen uitgetest. Voorbeeld 1 Tijdens de onthaaldagen, begin september, wordt een moment (halve dag) voorzien om alle eerstejaars leerlingen te onderwerpen aan een aantal vaardigheidstests in het water (bv. schoolslag, crawl, onderwater zwemmen, basisbeginselen reddend zwemmen, …). De leraren LO bepalen op voorhand welke normen zij zullen hanteren. Deze resultaten van alle leerlingen worden genoteerd én bewaard. In een volgende stap wordt contact opgenomen met de ouders van die leerlingen die onvoldoende kunnen zwemmen. In overleg met deze ouders wordt aan deze leerlingen de kans geboden op woensdagnamiddag (2 tot 3 keer) samen met enkele leraren LO te werken aan de tekorten. De ouders kunnen ook opteren om zelf het nodige te doen. Voorbeeld 2 De leraren LO bevragen de leerlingen van het eerste jaar over hun zwemcapaciteiten aan de -2- hand van een vragenlijst. Als blijkt dat alle leerlingen voldoende kunnen zwemmen, dan heeft de school in principe de leerplandoelstellingen voor zwemmen gerealiseerd. Als uit de vragenlijst blijkt dat er leerlingen zijn die niet voldoende kunnen zwemmen, dan wordt hen een alternatief programma aangeboden in samenspraak met de ouders. De vorderingen worden op een later tijdstip opgemeten. De PB LO wil met deze voorbeelden aangeven dat er relatief eenvoudige mogelijkheden bestaan om bij een schooldoorlichting geen voorbehoud voor LO te krijgen. Dit is een materie die door de vakgroep LO collegiaal dient aangepakt te worden in samenspraak met de directeur. Ze kunnen een beroep doen op hun vakbegeleiding LO om rond een “schooleigen project zwemmen” van gedachten te wisselen en om dergelijk project op te starten. 3 Vakliteratuur: interessante publicaties ‘Sport Educatie: leren van en met elkaar’ Peter Iserbyt en Myriam Vanden Eynden (*) ‘Lichamelijke Opvoeding: creatief met visie’ Peter Iserbyt en Liesbet Mols (*) ‘Lichamelijke Opvoeding: een vak met inhoud’ Monique Slegers en D. Behets (*) ‘Lichamelijke Opvoeding: een leerweg op maat’ D. Pardaens en D. Behets (*) ‘Duurzaam leren in Lichamelijke Opvoeding’ Hilde Leysen en Daniël Behets (*) ‘Bewegingsopvoeding: een vakconcept als uitnodiging om te leren’ Daniël Behets (*) ‘Didactiek van het bewegingsonderwijs’ Daniël Behets ‘Graag leren bewegen in Lichamelijke Opvoeding’ Peter Iserbyt en Daniël Behets (*) ‘Speel je vrij! Praktijkboek balspelen’ H. Leysen en T. Dehandschutter (*) ‘Lichamelijke opvoeding in een krachtige leeromgeving’ Bob Madou, Peter Iserbyt en Daniël Behets (*) ‘Lichamelijke opvoeding: grensverleggend’ Walter Arend en Daniël Behets (*) ‘Loop! De gids voor elke loper’ Mieke Boeckx ‘Start to run. Lopen wordt kinderspel’ Mieke Boeckx ‘Van shuttle tot smash, basisboek badminton’ Ine De Clerck en Pieter Benoit (*) ‘Circus op school - Acrobatie, evenwicht en jongleren’ Reginald Leper en Isabel Van Maele (*) ‘Zorgverbreding: alle leerlingen in beweging’ Daniël Behets (*) ‘Bewegingsopvoeding: naar een geïntegreerd curriculum’ Daniël Behets (*) ‘Leermiddelen en werkvormen in de lichamelijke opvoeding’ Daniël Behets (*) ‘Lichamelijke opvoeding en vakoverschrijdende eindtermen’ Wim Roels (*) ‘Sociaal vaardig in de lichamelijke opvoeding’ Myrjam Vandeneynden (*) ‘Attitudes evalueren. Een zeiltocht’ Goedele Vergauwen en Goedele Deserrano ‘Basketbal op school, spelend leren’ Hilde Leysen (*) ‘Basketbal spelend leren’ Jan Boutmans (*) (*) Inlichtingen bij Uitgeverij Acco, Brusselsestraat 153, 3000 Leuven -3- Tel.: 016 62 80 00; fax: 016 62 80 01; e-mail: [email protected] Andere recente publicaties zijn opgenomen in de literatuurlijsten van de leerplannen (2010). 4 Websites Interessante websites in verband met bewegingsopvoeding vind je in onderstaande lijst. Deze lijst is verre van volledig. Wie interessante URL’s heeft in verband met onderwijs en bewegingsopvoeding mag deze steeds doorspelen. www.vikom.be dienst Pedagogische begeleiding > SO www.onderwijsinspectie.be info, methode en instrumenten extra info voor scholen doorlichtingverslagen planlast (veel gestelde vragen) http://www.vvkso.be lessentabellen leerplannen pedagogisch-didactisch nascholing www.faber.kuleuven.be/allo nascholing www.ond.vlaanderen.be/edulex databank met vigerende wetten, decreten, besluiten en omzendbrieven betreffende het Vlaamse Onderwijs www.schoolsport.be site van de netoverschrijdende schoolsportorganisatie SVS http://www.fitteschool.be gezondheidsbeleid op school www.bvlo.be site van BVLO centraal met structuur, clubs, nascholing, nuttige adressen, publicaties, shop http://www.wets.be/DLOweb/vervangtaken.htm inspiratie voor vervangtaken www.vig.be voedingsdriehoek met de bewegingslaag erbij engagement om meer te stappen, fietsen, zwemmen, dansen, traplopen,… inspiratie voor ‘vrije ruimte’? GIP? www.bloso.be Sportkampen, Vlaamse trainersschool, sportpromotie, topsport, infrastructuur http://sport.be.msn.com/starttorun/2013/nl/ voor hen die met lopen willen beginnen -4- www.gezondsporten.be: training, preventie, blessures, EHBSO, voeding www.val.be: voor atletiek www.badmintonvlaanderen.be voor badminton www.basketbelgium.be/nl: voor basketbal www.belgianfootball.be voor voetbal www.handbal.be: voor handbal www.korfbal.be: voor korfbal www.krachtbal.be: voor krachtbal www.redfed.be: Vlaamse reddingscentrale (o.a. brevet redder) www.lichamelijkeopvoeding.nl www.taalgerichtvakonderwijs.nl 5 Specifieke didactische en pedagogische berichten 5.1 Startende leraren Binnen de begeleiding gaat in belangrijke mate aandacht uit naar de startende leraren. In heel wat scholen zijn ‘mentorschap, ’‘peterschap’ of ‘meterschap’ werkzaam. Van een leraar, maar zeker ook van een beginnend leraar worden heel wat kennis, attitudes en vaardigheden verwacht. Om vanaf het begin vlot en zeker te kunnen functioneren zijn een goed onthaal binnen de school, een goede opvang en integratie binnen de vakgroep van het grootste belang. Op administratief vlak zijn er heel wat zaken te bespreken. Het doornemen van de leerplannen, het deelschoolwerkplan, jaarplan, documenten in verband met het lesgebeuren, pedagogische aanbevelingen, de praktische en organisatorische informatie bepaalt de graad van collegialiteit bij de opvang van nieuwe leraren. Alle startende leraren willen wij een succesvolle onderwijsloopbaan toewensen. De DPB hanteert vanaf dit schooljaar een vernieuwde aanpak in de ondersteuning van startende leraren. De scholen en de betreffende beginnende leraren zullen hierover in het begin van het schooljaar geïnformeerd worden. Met de vernieuwde aanpak wensen wij nog meer dan in het verleden uitermate te voldoen aan de noden en verwachtingen van de beginnende leraren. Bewegingsopvoeding is vanuit het vakconcept uitermate geschikt om te werken aan persoonsvorming. Hierbij ligt het accent op een leerling-gerichte houding, die rekening houdt met de concrete omstandigheden en klassensituatie, de concrete leerling(en) en de eigen persoonlijkheid van de leraar. Het boek De klas in de hand van Eddy Van Mossevelde (*) kan een inspirerend werkboek zijn voor het omgaan met moeilijke klassengroepen. (*) Inlichtingen bij Uitgeverij Acco, Brusselsestraat 153, 3000 Leuven Tel.: 016 62 80 00; fax: 016 62 80 01; e-mail: [email protected] -5- 5.2 Actief leren Het onderwijs heeft onder meer als opdracht de basiscompetenties te verstrekken die nodig zijn om als volwaardig burger actief te participeren aan een zich vernieuwende, lerende samenleving. Meer dan ooit moet de school vormen zoeken om het zelfstandig leren van leerlingen te bevorderen. In de huidige leerplannen groeit de aandacht voor denken probleemoplossingstrategieën, voor communicatieve en presentatievaardigheden. De leraar die nog hoofdzakelijk leraargestuurde werkvormen hanteert wordt aangespoord om activerende werkvormen te gebruiken zodat er kansen worden gecreëerd om bij leerlingen zelfstandig, inzichtelijk en samenwerkend leren te bevorderen. Leerlingen worden dan gestimuleerd om hun eigen leerproces (bij) te sturen. Er zijn bovendien sinds 2010 de vakoverschrijdende eindtermen (ontwikkeling van de persoon in een multiculturele, democratische samenleving, leren leren), die een inspanningsverplichting vragen. Deze eindtermen kunnen moeilijk verworven worden via de leraargestuurde vorm van leren. Er zal gezocht worden naar aangepaste onderwijsmethodes die niet louter focussen op overdracht, maar de jongeren ook aansporen tot actiever en creatiever leren. Nieuwe instructievormen en nieuwe werkvormen vormen beide essentiële elementen om het vakconcept in zijn totaliteit te realiseren. Competentiegericht onderwijzen en evalueren hebben, conform het vakconcept LO, betrekking op het geïntegreerd realiseren en evalueren van bewegingsdoelen en persoonsdoelen in authentieke situaties. In de lichamelijke opvoeding is zelfstandig werken/leren bijna altijd samenwerkend leren. 5.3 Evaluatie in de kijker Als leraren van vandaag kansen geven aan ‘actief leren’, andere instructievormen, andere werkvormen, andere evaluatieprocedures gebruiken, dan stappen we af van de testcultuur en spreken we van een begeleidingscultuur (of “assesmentcultuur”). De huidige evaluatiecultuur is gebaseerd op het constructivistisch leermodel, waarbij leerlingen zelf nieuwe kennis en vaardigheden construeren en verbinden met reeds aanwezige kennis en vaardigheden. De leraar wil vooral de sterke en zwakke punten opsporen om het leerproces van de leerling te begeleiden. De evaluatie is een integraal deel van het leerproces, waardoor zowel leraar als leerling informatie krijgen over vaardigheden, kennis en attitudes. Leraar en leerling zijn samen verantwoordelijk voor het management, het plannen, het bijsturen van het leerproces, het evalueren. Omdat dit proces individueel erg verschillend verloopt, bijvoorbeeld afhankelijk van de beginsituatie en de zelf gestelde doelen, is het een belangrijke voorwaarde dat de leraar erin gelooft dat leerlingen zichzelf en anderen kunnen evalueren. Evaluatiemomenten maken integraal deel uit van een stimulerende leeromgeving. Leerplandoelen, zowel bewegingsdoelen als persoonsdoelen, verdienen een vertaling in meetbare kwaliteit (SMART). Doelen en inhouden worden geconcretiseerd. Beoordelingscriteria en niveaus worden vastgelegd (‘rubrics’). De vertaling naar concreet observeerbaar gedrag en de link met leerinhouden en werkvormen zijn noodzakelijk. Leerlingen zijn tot veel in staat als de leeromgeving maar krachtig genoeg is. Door een onmiddellijke feedback te geven zal deze manier van evalueren ertoe bijdragen dat leerlingen voor leren gemotiveerd worden en een positief beeld van hun eigen kunnen ontwikkelen. De klemtoon ligt op de relatie tussen leren en kunnen. Kennis en vaardigheden worden “opgebouwd”. Typisch voor het menselijk leren is dat het beïnvloed en ondersteund wordt door emoties, motieven, overtuigingen en opvattingen die mensen hebben over zichzelf en hun eigen mogelijkheden. De manier waarop leerlingen begeleid worden bij leerprocessen speelt een grote rol in de ontwikkeling van persoonsgebonden aspecten. Het is evident dat leerlingen hun leren afstemmen op datgene waarvoor ze gewaardeerd worden. Het evalueren gebeurt best vanuit een positieve bezorgdheid. -6- Het leren wordt positief beïnvloed door het creëren van een taakgericht klimaat, het verhogen van betrokkenheid, en het stimuleren van het inzichtelijk en sociaal leren. Een taakgerichte leeromgeving stelt niet de individuele prestatie centraal, maar wel de persoonlijke vordering van elke leerling. De leerling zelf wordt het criterium om de leervorderingen te meten. Betrokkenheid bij de leerlingen verhoogt wanneer ze zelf instaan en verantwoordelijk zijn voor hun leren en hun vorderingen, wanneer ze zelf hun doelen en leerwegen kunnen uitstippelen. Wanneer leerlingen zichzelf en anderen evalueren, dan is een actieve kennis nodig van de leerdoelen. Het inzichtelijk proces van weten wat je moet doen, hoe je dit kunt bereiken en hoever je staat betekent een stap vooruit bij het leren. Partnerevaluatie draagt rechtstreeks bij tot het ontwikkelen van interpersoonlijke en communicatievaardigheden, zoals overleggen, leren luisteren, elkaar aanmoedigen en feedback geven. Geraadpleegde literatuur B. Madou, P. Iserbyt & D. Behets (red.), 2007, Lichamelijke opvoeding in een krachtige leeromgeving. E. Dehaene, R. Leper & M. Schiepers (eds.), 2000, Anders evalueren in de lichamelijke opvoeding. D. Behets & J. Gantois (red.), 2003, Leermiddelen en werkvormen in de lichamelijke opvoeding. J. Saveyn, 2000-2001, Nova et Vetera, Evaluatie van de leerlingen om hun leren en ontwikkeling te ondersteunen. Scholen, vakgroepen, leraren die hun eigen evaluatiecultuur onder de loep willen nemen en die hierbij ondersteuning wensen, worden hierbij uitgenodigd om de vraag te richten tot hun vakbegeleider. 5.4 Taalbeleid Voor de verschillende vakken wordt “taalbeleid” in de doorlichtingsverslagen aangehaald als zorgpunt. In de nieuwe leerplannen vraagt ‘taalbeleid’ de nodige aandacht en maakt het een integraal deel uit van de kaderteksten. Naast bewegingsdoelen en persoonsdoelen zal het opnemen van taaldoelen in de planning (jaarplan, periodeplan, lesplan) leiden tot het creëren van een krachtige leeromgeving. Door taal bewust in te zetten in de instructie en taakomschrijving, bij informatie-uitwisseling en reflectie, bij het geven van feedback, tijdens de interactie tussen leerlingen, werkt de leraar LO mee aan het taalbeleid van de school. Bij de implementatie van persoonsdoelen dient de leraar samen met de leerling een klimaat te creëren waar voor leerlingen kansen geboden worden om vanuit een positief zelfbeeld grenzen te verleggen op het domein van sociale vaardigheden. Leerlingen leren zichzelf en de anderen kennen, respecteren en waarderen. Taal speelt een belangrijke rol in deze interactie: een leergesprek, een aanmoediging, bemerkingen formuleren, leiding nemen, kunnen luisteren, rollen vervullen, instructies of feedback geven, het kunnen reflecteren op de beweging, het samen of elkaar evalueren, het uiten van een emotie, het kunnen voeren van een gesprek, …. Een krachtige leeromgeving met aandacht voor taaldoelen richt zich op contextrijk onderwijs vol interactie en met taalsteun (M. Hajer): - leren in context; in een authentieke, reële situatie leren vanuit voorkennis, voortbouwend op vaardigheden die de leerling al verworven heeft; - leren in interactie: werkvorm die gericht is op samenwerken en samenwerkend leren; - leren met taalsteun; vertrekkende vanuit de taalvaardigheid van de leerling. Hulp bij begrijpen en gebruiken van (vak)taal. Feedback op taalgebruik. -7- Een boodschap is begrepen als het antwoord of de reactie van de leerlingen eenduidig is. Een duidelijke boodschap bevat de juiste informatie, in de juiste hoeveelheid, op het juiste moment, aan de juiste leerlingen. Uniek binnen de basisvakken is dat de leraar LO tijdens het lesgeven onmiddellijk ziet of de boodschap goed begrepen is. Indien nodig kan hij direct bijsturen. De visuele versterking speelt een belangrijke rol in de communicatie: ‘Toon wat je zegt, zeg wat je toont!’. Woord en beeld vullen mekaar aan. De demonstratie, maar ook kijk-, taak-, en periodewijzers zijn mogelijkheden bij het overbrengen van de boodschap. Wij willen extra aandacht besteden aan dit thema door te werken naar o.a. een correct en duidelijk taalgebruik in onze initiatietaal. Tevens zijn we er ons van bewust dat via een geïntegreerde aanpak van het bewegen leerlingen de taal kunnen leren. Leren, bewegen, denken en taal zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Geraadpleegde literatuur Nieuwe leerplannen LO, VVKSO. M. Hajer & T. Meerstringa, 2004, Handboek taalgericht vakonderwijs. 5.5 Vakoverschrijdende doelen Vanuit de onderwijsoverheid wordt aan alle scholen de inspanningsverplichting opgelegd om te werken aan de vakoverschrijdende eindtermen (VOET@2010). De huidige vakoverschrijdende eindtermen werden geactualiseerd, vereenvoudigd en in een nieuw ordeningskader voorgesteld. Aan de basisvorming “Ontwikkeling van de persoon – in een – multiculturele, democratische samenleving” worden 7 contexten verbonden: Ontwikkeling van de persoon 1. lichamelijke gezondheid en veiligheid 2. mentale gezondheid 3. sociorelationele ontwikkeling in een 4. omgeving en duurzame ontwikkeling multiculturele, democratische samenleving 5. politiek-juridische samenleving 6. socio-economische samenleving 7. socioculturele samenleving In een gemeenschappelijke stam worden algemeen geformuleerde vaardigheden opgesomd die breed toepasbaar zijn en die los staan van toepassingsgebieden: sleutelcompetenties. Bijvoorbeeld: kritisch denken, zorgzaamheid en initiatief. De contexten en de gemeenschappelijke stam zijn niet graadgebonden. “Leren leren” vormt een apart pakket dat wel graadgebonden blijft. VOET zijn minimumdoelen die niet specifiek behoren tot een vakgebied, maar onder meer door middel van verschillende vakken of onderwijsprojecten worden nagestreefd. De implementatie van de VOET gebeurt dus onder andere vanuit de vakken. Het vak LO vertolkt een bevoorrechte positie in dit verband, omdat bij de kwalitatieve invulling van het vakconcept automatisch een hele reeks VOET geïmplementeerd worden. De leerplandoelen LO sluiten nauw aan bij de VOET. -8- De samenhang tussen beide is uitgesproken in de thema’s ‘leren leren’, maar zeker ook in de contexten van ‘lichamelijke gezondheid en veiligheid, mentale gezondheid en sociorelationele ontwikkeling’, minder uitgesproken voor de andere contexten. De PB LO wil binnen het vak LO aan die VOET werken die tegelijkertijd én automatisch nagestreefd worden, als de vakgebonden eindtermen van ons vakconcept gerealiseerd worden. Deze vakgebonden eindtermen zijn opgenomen in de leerplannen. Daarom wordt aangenomen dat de leraren die het leerplan realiseren ook de vakgebonden eindtermen waarmaken. De doelbewuste, intentionele en geordende koppeling van leerplandoelen met de VOET laat toe om beide tegelijkertijd en met systematiek te realiseren als er doelgerichte en rijke onderwijsleersituaties aangeboden worden aan de leerlingen. De realisatie zal dan ook positief beïnvloed worden als de leraar op de hoogte blijft van de recente ontwikkelingen van de vakdidactiek LO. De PBLO heeft de leerplandoelen in een leerlijn geplaatst. In een servicedocument van het VVKSO (Surf naar Servicedocument: De vakoverschrijdende eindtermen van de tweede generatie > deel 2 Teksten vanuit leerplannen en studiegebieden > vakken van de basisvorming > LO) werd een schema opgenomen waaruit blijkt dat de leerplandoelen LO kunnen gelinkt worden met bijna alle sleutelcompetenties en de contexten lichamelijke gezondheid en veiligheid (1), mentale gezondheid (2), sociorelationele ontwikkeling (3), omgeving en duurzame ontwikkeling (4) en socioculturele samenleving (7). Samen met de leerplancommissie LO 2de graad werd dit ordeningskader 'LO en VOET' ontwikkeld. Naast de leerlijnen van bewegingsdoelen en persoonsdoelen werd in dit ordeningskader een link gemaakt met sleutelcompetenties en contexten. De koppeling van sleutelcompetenties aan leerplandoelen per graad levert zo een mogelijke leerlijn van sleutelcompetenties op die per graad een ander accent legt in het leerproces van de leerling. Deze is exemplarisch en bedoeld als inspiratiebron voor leraren LO. Voor de ondersteuning bij de implementatie van 'LO en VOET' kunnen leraren LO terecht bij de pedagogische begeleiding LO. Geraadpleegde websites: www.vvkso.be >pedagogisch-didactisch>vakoverschrijdende thema’s www.ond.vlaanderen.be/curriculum Geraadpleegde literatuur W. Roels & D. Behets (red.), Lichamelijke opvoeding en vakoverschrijdende eindtermen. Leuven / Voorburg, Acco, 2004. 5.6 Vrije ruimte Vanaf 1 september 2004 is voor de derde graad ASO een uitgebreid complementair gedeelte vrije ruimte (VR) gecreëerd. Het aantal lestijden VR varieert van 1 tot 4 naargelang van de studierichting. De school kan zelf beslissen wat ze met de VR beoogt. Uiteindelijk is het de bedoeling om de methodiek van het ‘leren leren’ of het ‘zelfsturend leren’ kracht bij te zetten. Het vak lichamelijke opvoeding kan een scharnierfunctie vervullen bij het herdenken van werkvormen in de richting van een totaalbenadering van leerlingen en leerdomeinen. Via groepsgebonden bewegingsopdrachten, mogelijkheden tot onderling overleg, duidelijke communicatie, probleemoplossend denken kunnen zelfstandig handelen en samenwerking voluit gestimuleerd worden. -9- De VR geeft mogelijkheden om het vak lichamelijke opvoeding, als aanvulling op de praktijk, ook een theoretische onderbouw mee te geven: lichamelijke opvoeding vakoverschrijdend gekoppeld aan aardrijkskunde, biologie, fysica, muzikale opvoeding e.a. Voor meer informatie over dit item verwijzen wij naar de inspiratiemap ‘Werken in de vrije ruimte’ die bij je directeur ter inzage ligt. Goede voorbeelden van VR, waarin ook de LO is betrokken, kunnen steeds doorgespeeld worden op mijn e-mailadres. 5.7 Gezondheidsbeleid op school en brede school met sportaanbod We eten ongezond, bewegen onvoldoende en roken nog te vaak. Omdat werken aan een gezond gedrag het best van jongs af begint, heeft ook het onderwijs hierin een belangrijke taak. Vanaf 1 september 2007 moet elke basis- en secundaire school een gezondheidsbeleid uitstippelen, op maat van de leerlingen. Het thema wordt best gelinkt aan het opvoedingsproject van de school en geïntegreerd in het hele schoolgebeuren. Scholen nemen op dit moment al heel wat gezondheidsinitiatieven. Om elke school daarin verder te ondersteunen, ontwierp het VSKO een gezondheidsbrochure. De kwaliteitscirkel die in de brochure besproken wordt groeide uit de VOET-nascholing en sluit nauw aan bij 'het beleidsvoerend vermogen van scholen'. In een representatieve werkgroep ad hoc werden op het Pedagogisch Bureau van het VSKO diverse ondersteunende documenten uitgewerkt voor scholen die beleidsmatig met een gezondheidsbeleid wensen om te gaan. Hierin wordt uitgelegd hoe je school een samenhangend gezondheidsbeleid kan ontwikkelen. Er worden ook tips gegeven over de wijze waarop de inspanningen van je school op het vlak van gezondheid gebundeld kunnen worden tot één geheel, zodat je een overzicht krijgt van de verschillende initiatieven in je school. Wie de brochure 'Werken aan een gezondheidsbeleid op school' van het VIG gelezen heeft komt tot het besluit dat scholen reeds jaren zeer actief zijn op dit terrein. Een gratis DVD ‘Gezond op school’ werd vanuit het departement naar iedere school gestuurd. Er waren regionale invullingen van LOGO’s en NICE (Nutrition Informatie Center). De Stichting Vlaamse Schoolsport (www.fitteschool.be) ontwikkelde heel wat ondersteunend educatief materiaal. Met dit initiatief wil SVS de handen in elkaar slaan om het belang van beweging/sport en gezonde voeding samen aan te pakken in de school. Andere thematisch werkende gezondheidsorganisaties zorgden voor een netwerk van ondersteuning. Op basis van een analyse van hun eigen situatie kunnen scholen zo concrete streefdoelen formuleren en doelgerichte acties ondernemen. De schoolinspanningen zouden zo mede moeten bijdragen tot de realisatie van de gezondheidsdoelstellingen van de vorige Vlaamse Regering, zoals zij in een intentieverklaring werden vastgelegd: het met 10% verminderen van het aantal rokers; aandacht voor schadelijk middelengebruik; de consumptie van vet- en suikerrijke dranken en voeding; een actieve bevordering van meer lichamelijke beweging; het verhogen van de vaccinatiegraad; een efficiënte voorlichting betreffende de preventie van seksueel overdraagbare aandoeningen; het terugdringen met 20% van het aantal dodelijke ongevallen in de privésfeer en in het verkeer; de preventie van depressie en suïcide. - 10 - Voor de samenstelling van een werkgroep op school is het belangrijk dat deze bestaat uit gemotiveerde mensen. Het kan helemaal niet de bedoeling zijn dat de leraar LO alleen deze taak op zich neemt. Werken aan een ‘Fitte school’ is een onderdeel van gezondheidsbeleid en hiervoor moet de leraar LO in eerste instantie zijn verantwoordelijkheid nemen. Vanuit de huidige ruime visie op het vak speelt de leraar LO in elk geval een sleutelrol in het welslagen van een duurzaam gezondheidsbeleid, meer bepaald met betrekking tot het aspect van fitheid, gezonde leefstijl en bewegingspromotie. Een team rond gezondheidsbeleid wordt best samengesteld op basis van engagement en met een benadering vanuit verschillende invalshoeken. Zo mag bijvoorbeeld ook de participatie van de leerlingen, maar ook van ouders liefst niet ontbreken en kan men ook inspelen op de verschillende omgevingsfactoren en gedragsdeterminanten. Ben je als leraar LO reeds betrokken bij het gezondheidsbeleid, dan kan volgende informatie in verband met voeding en roken op school interessant zijn. Het ‘start to eat’-voedingsplan biedt: een schema van 10 weken dat aansluit bij de basisschema’s van ‘start to run’; lekkere en eenvoudige recepten voor elke dag; een praktische uitwerking van de actieve voedingsdriehoek, met combinatie van verse groenten en fruit, graanproducten en zuivel kortom voedingsadvies op maat! Op de site www.mijnflandria.be vind je alle informatie over de schema’s, gezonde recepten, met inbegrip van boodschappenlijstjes, nuttige tips, veelgestelde vragen omtrent voeding en beweging. Sinds 1 januari 2006 is roken verboden op school. Een rookvrije school creëert een omgeving waarin niet-roken de norm is en leert leerlingen meer over de gevolgen van (mee)roken. De basis van zo'n rookvrije school is een beleid met formele afspraken over roken, educatie en aanvullende activiteiten. Sinds begin 2009 vormen VIG en de Ondersteuningscel Logo’s (OCL) VIGEZ: Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie En Ziektepreventie. Vanuit deze dienst is er vorming en ondersteuning mogelijk bij bepaalde gezondheidsthema’s, mogelijk op maat van uw school. Voor meer informatie (o.a. ‘actieve voedingsdriehoek’) surf je naar: www.vig.be. Het promoten van meer beweging op school maakt vanzelfsprekend deel uit van een efficiënt en effectief gezondheidsbeleid. De ‘Brede school met sportaanbod’ wil met dit opzet jongeren na school aan het sporten krijgen. Kinderen en jongeren moeten minimum 1 uur per dag matig tot zeer intensief bewegen om gezond te zijn. Heel wat jongeren vinden echter de weg niet naar de sport. Daarom worden gemeenten, clubs en scholen, eventueel in samenwerking met SVS (FOLLO), uitgedaagd om in een lokaal overleg de ‘brede school met sportaanbod’ in hun regio uit te werken. Zij kunnen bijvoorbeeld accommodatie gebruiken die nu vaak leeg staat tussen 16 en 18 uur. Het concept staat voor een duurzame samenwerking van scholen met andere instellingen of partners voor de ontwikkeling van kinderen. Brede school met sportaanbod heeft als doelstelling de schoolgaande jeugd een naschools, laagdrempelig en pedagogisch ondersteund bewegingsaanbod aan te bieden. Bepaalde regio’s zijn succesvol in projecten als ‘sportsnack’ voor het basisonderwijs en ‘SNS’ voor het secundair onderwijs. Meer info vind je op www.sportnaschool.be. - 11 - 5.8 Leerlijnen Het uittekenen van leerlijnen bevordert de dialoog binnen de vakgroep, beoogt de verticale samenhang, reflecteert op het leerplan en de evolutie doorheen de graden. Heel wat vakgroepen LO maakten reeds werk van inhoudsgebonden leerlijnen. Zulk een ‘raamplan’ maakt een essentieel deel uit van het deelschoolwerkplan en kan als uitgangspunt dienen voor het opmaken van jaarplannen. Een jaarplan geeft een overzicht van de leerplandoelen en/of leerinhouden van de bewegingsgebieden, realistisch gespreid over het schooljaar. Ook dit planningsdocument kan dienen om leerlijnen aan te tonen. In doorlichtingsverslagen merken we geregeld een vraag naar leerlijnen binnen de persoonsdoelen. De PB LO pleit voor het werken met periodeplannen. Een periodeplan is een leidraad die informeert over het thema, het bewegingsgebied en de zinvolle leertaak, de doelen (bewegingsdoelen + persoonsdoelen), de duur van de periode, de leerinhouden (mogelijk met resultaatsverplichting) van de opeenvolgende lessen, de werkvormen én de evaluatie. Alle periodeplannen samen van één graad geven een duidelijk zicht op de leerplanrealisatie. Bij het naast mekaar leggen van alle periodeplannen doorheen de verschillende jaren verkrijgt men eveneens een leerlijn. Deze leerlijnen in de vorm van periodeplannen kunnen aan vervangende leraren zeer goede diensten bewijzen. Zij zien in één oogopslag waarmee je bezig bent, hoever je staat in de periode en wat van de leerlingen verwacht wordt. Het presenteren van een periodeplan naar de leerlingen toe en dit bij het begin van een periode zal voor hen meer inzicht verschaffen in wat van hen verwacht wordt. 5.9 Implementatie van de leerplannen en vakbegeleiding LO De leraar is verantwoordelijk voor de realisatie van het leerplan. Hij dient dit te kunnen aantonen via een planmatige aanpak. Dit zijn decretale verplichtingen voor de leraar. De meest vernieuwde leerplannen zijn de leerplannen voor de tweede graad. Zij gingen in voege vanaf september 2010. Voor de correcte nummers of het raadplegen van leerplannen verwijs ik naar punt 1 van dit Vademecum. Tijdens vakvergaderingen kan de PBLO de implementatie van de leerplannen toelichten. Indien hierover vragen of onduidelijkheden bestaan, dan is de PBLO bereid om, op uw vraag, uw school, uw vakgroep of scholengemeenschap te ondersteunen in uw zorg om leerplannen te implementeren. 5.10 Vakgroepwerking De pedagogische begeleiding wil prioritair ook de vakgroep ondersteunen in een kwaliteitsvolle werking. Af en toe de spiegel voorhouden is soms nodig. PBLO ontwikkelde een instrument dat uitnodigt tot reflectie op de eigen werking van de vakgroep. Vakgroepen, die in dit verband op bepaalde domeinen wat willen concretiseren of realiseren en die wensen te vergaderen in de aanwezigheid van de pedagogisch begeleider, kunnen ongetwijfeld een vraag richten en zo nodig een afspraak maken. Een optimale vakgroepwerking spreekt de leraar aan als vakdeskundige, als didacticus en als lid van een team en een school. Zo is het o.a. de taak van een goede vakgroep om binnen de school beweging en sport te promoten en te stimuleren, zowel intra, als extra muros. De organisatie van een ruim aanbod van bewegingsactiviteiten kan bijdragen tot een levendige bewegingscultuur, geïntegreerd in de schoolcultuur. Wij hopen te blijven rekenen op je steun, je enthousiasme en inzet. Je kunt uiteraard met je vragen bij ons terecht. Misschien komt het antwoord niet onmiddellijk, zullen wij je soms - 12 - doorverwijzen naar iemand die beter geplaatst is, zal er af en toe geen gepaste oplossing zijn… Maar aarzel niet om ons aan te spreken, te telefoneren of te mailen. De wens tot een positieve samenwerking wordt uitgedrukt in een volgend citaat uit het boek Salto Humano van Roland Vermeylen: “We leven in een hoogtechnologische wereld. E-mail, het Internet, virtuele realiteiten. Alles lijkt stilaan omzetbaar in digitale data. We krijgen de indruk dat we vanuit een geïsoleerde werkkamer de hele wereld kunnen bereiken. Hoelang nog voor we ons echt op Mars wanen? Toch geloof ik niet dat daar onze enige toekomst ligt. De kracht van organisaties zal afhankelijk zijn van de kwaliteit van hun menselijke, face-to-face relaties. Onmiddellijke, lijfelijke aanwezigheid is niet te vervangen door de gedigitaliseerde contacten via de supergeleiders van het net. De kwaliteit van onze dialoog, vertrouwen en openheid zullen bepalen hoe we op een menselijke manier overleven. Daar zal het welzijn van onze samenleving van afhangen. Het plezier dat je beleeft door samen te werken met anderen, het gevoel van gemeenschappelijkheid en verbondenheid zorgen voor veerkracht en creativiteit. Vooral die authentieke menselijke dynamiek hebben we nodig, voor onszelf, voor onze organisaties en voor onze maatschappij.” Met sportieve groet Roger Pauwels Pedagogisch begeleider LO Karel Verbruggenstraat 14 2870 Puurs Tel.: 03 889 70 27 GSM: 0492732636 [email protected] P.S. Raadpleeg ook onder Vakdocumenten de algemene visie op het vak lichamelijke opvoeding. - 13 -