Eco 1 08

advertisement
MINISTERIE VAN ONDERWIJS
EN VOLKSONTWIKKELING
UNIFORM EINDEXAMEN VWO 2008
VAK
: ECONOMIE I
DATUM : 14 JULI 2008
TIJD
: 07.45 – 10.15 UUR
Aantal opgaven bij dit vak : 3
Aantal pagina`s
: 4; Calculator toegestaan.
Controleer zorgvuldig of alle pagina`s in de goede volgorde aanwezig zijn.
Neem in geval van een afwijking onmiddellijk contact op met een serveillant.
(Indien nodig, afronden op twee decimalen).
Opgave I Monopolie (30p)
Een zeker bedrijf als enige aanbieder van één van de eerste levensbehoeften wordt door
de overheid volledig in bescherming genomen.
De collectieve vraagfunctie van dit product luidt alsvolgt: Qv = - 2 p + 160. De variabele
kosten per product zijn q – 40 en de totale constante kosten zijn op maandbasis gelijk aan
60.000. Een maand heeft 30 dagen.
De hoeveelheid luidt in 100 stuks en de prijs is in Srd.
Gevraagd:
[1] 1a. Van welke soort monopolie is er hier sprake? Motiveer je antwoord.
[1] 1b. Noem de kenmerken (2) van deze marktvorm op.
[1] 1c. Wat is een marktvorm?
In eerste instantie streeft dit bedrijf naar winst maximalisatie.
[4] 2a. Bepaal de optimale productie-omvang.
[3] 2b. Bereken de winst of het verlies op dagbasis.
[4] 2c. Geef het resultaat van vraag 2b grafisch weer.
In tweede instantie wordt er gestreefd naar het maximaliseren van de totale opbrengst.
[1] 3a. Noem een reden op, waarom naar deze doelstelling gestreefd wordt.
[1] 3b. Welke andere doelstellingen (2) van de monopolist ken je?
[4] 3c. Bereken de hoeveelheid en de prijs bij het maximaliseren van de totale
opbrengst.
1
Vervolgens wil de overheid een prijselasticiteit van de vraag van -3/5 hanteren, waardoor
de prijs bij het streven naar maximale winst gehalveerd wordt.
[2] 4a. Noem de vier vormen van overheidsingrijpen op.
[2] 4b. Welke vorm van overheidsingrijpen is, op het bovenstaande van toepassing?
Motiveer je antwoord.
[3] 4c. Bereken de hoeveelheid, die nu geproduceerd zal worden.
[2] 4d. Bereken de winst of het verlies per product hierbij.
Uiteindelijk besluit de overheid samen met de leiding van het bedrijf, de productie af te
stoten naar een particuliere onderneming.
[1] 5. Hoe wordt dit besluit met één woord genoemd?
Opgave II Keynesiaans Model (30p)
Van een gesloten economie met overheidssector wordt het volgende Keynesiaanse model
ontwikkeld.
Y = EV
Y = nationaal inkomen
C = 0,8 (Y – B) + 40
C = nationale consumptie
I = Io = 60
I = nationale investeringen
O = Oo = 59,6
O = overheidsuitgaven
B = 1/10 Y
B = belastingen
Y = C + I + O.
De autonome bedragen luiden in miljoenen geldeenheden.
Gevraagd:
[4] 1. Wat wordt verstaan onder de evenwichtswaarde van het nationaal inkomen?
En bereken deze evenwichtswaarde.
[3] 2. Geef de evenwichtswaarde van het nationaal inkomen grafisch weer.
In deze economie is 5% van de beroepsbevolking werkloos en gelijk aan 15.000
arbeiders. De gemiddelde arbeidsproductiviteit wordt constant verondersteld.
[2] 3a. Wat is volgens Keynes de oorzaak van werkloosheid?
[2] 3b. Waarom kan Keynes het tegelijkertijd bestaan van werkloosheid en de algemene
prijsstijgingen niet verklaren?
[3] 4. Met welk bedrag moeten de overheidsuitgaven veranderen om bestedingsevenwicht te bereiken?
[3] 5. Bereken de vraag naar arbeid en het aanbod van arbeid.
2
De overheid zou binnen dit model naast de overheidsuitgaven, ook de inkomsten kunnen
veranderen om bestedingsevenwicht te bereiken.
[3] 6.
[3] 7.
Bereken de verandering van de marginale belastingquote, om het bovenstaand
doel te bereiken.
Bereken de mate waarin een vergroting van de overheidsuitgaven met 14, het
saldo van de begroting doet veranderen.
Binnen de reële sfeer treedt een verandering op waarbij de investeringen thans
afhankelijk zijn van een rentestand namelijk: I = - 7 r + 96,4.
Er is ook sprake van een monetaire sfeer namelijk: L1 = 50% van het nationaal inkomen;
L2 = - 10 r + 27 en het autonoom geldaanbod is 260 mln.
[4] 8a. Bereken het simultaan evenwicht.
[3] 8b. Geef dit evenwicht grafisch weer.
Opgave III Buitenland (30p)
De Centrale Bank van land X die ook relaties heeft met het buitenland, heeft aan het eind
van het jaar 2006 de volgende gegevens gepubliceerd:
- goederenexport 70
- loonovermakingen uit het buitenland 75
- loonovermakingen naar het buitenland 100
- dekkingspercentage van de handelsbalans is 140
- dienstenexport 25
- betaald voor diensten 75
- ontvangen ontwikkelingshulp 25
- import van incidenteel kapitaalverkeer is nul
- export van langlopend kapitaalverkeer is nihil
- betaald aan handelsrelaties is 10.
Alle bedragen zijn in miljoen Srd.
Gevraagd:
[1] 1. Tot welke type volkshuishouding behoort land X? Motiveer je antwoord.
[2] 2. Zijn bovenstaande transacties financieel afgewikkeld of niet? Motiveer je
antwoord.
[1] 3. Wat is een betalingsbalans?
[2] 4. Hoeveel bedraagt het saldo van de primaire inkomensoverdrachten?
[8] 5a. Stel de betalingsbalans op van land X.
[3] 5b. Bepaal de drie bekende evenwichtssituaties aan de hand van de balansgegevens.
[2] 6. Hoeveel bedragen de monetaire reserves aan het eind van het jaar, als ze aan het
begin van het jaar 520 mln. bedroegen.
3
Ontwikkelingslanden worden vaker geconfronteerd met structurele tekorten op de
lopende rekening.
[2] 7. Verklaar waarom dit over het algemeen het geval is.
In 2007 is de binnenlandse liquiditeitenmassa van Suriname gegroeid tot Srd 1.360,1
mln. (Bron: Dagblad Suriname)
[2] 8a. Als we in Suriname geen noemenswaardige groei in de productiesector hebben
gehad en er was ook geen sprake van geldschepping, waaraan is de groei van de
binnenlandse liquiditeitenmassa te danken?
[3] 8b. Welke 3 sectoren leveren een bijdrage aan de economie van Suriname?
Volgens Times van Suriname van 11 april 2008, is de dekking van onze geldhoeveelheid
verbeterd.
[2] 9a. Hoe groot was de dekking van onze geldhoeveelheid in het eerste kwartaal van
2008?
[2] 9b. Is het vertrouwen in onze eigen munteenheid veranderd? Motiveer je antwoord.
Waardering = (score + 10) / 10
SUCCES!!!
4
MINISTERIE VAN ONDERWIJS
EN VOLKSONTWIKKELING
UNIFORM HEREXAMEN VWO
tevens IIe ZITTING STAATSEXAMEN 2008
VAK
: ECONOMIE I
DATUM : 08 AUGUSTUS 2008
TIJD
: 07.15 – 09.45 UUR
Aantal opgaven bij dit vak : 3
Aantal pagina`s
: 4; Calculator toegestaan.
Controleer zorgvuldig of alle pagina`s in de goede volgorde aanwezig zijn.
Neem in geval van een afwijking onmiddellijk contact op met een serveillant.
(Indien nodig, afronden op twee decimalen).
Opgave I Volkomen Concurrentie (30p)
Het aanbod van surinaamse kip is op kort termijn constant en luidt alsvolgt: Qa = 7.
De collectieve vraagfunctie luidt: Qv = - ¼ p + 44½.
Q is de hoeveelheid per 1.000 kg en p is de prijs per 10 kg.
Gevraagd:
[2] 1a. Aan welke 4 voorwaarden moet een markt voldoen, wil er sprake zijn van volkomen concurrentie?
[1] 1b. Is er op de markt van surinaamse kip sprake hiervan?
[3] 2. Bepaal de marktprijs en de verhandelde hoeveelheid op de markt.
[3] 3. Geef het marktevenwicht grafisch weer.
[2] 4a. Bereken de prijselasticiteit van de gevraagde hoeveelheid (Ev) in het marktevenwicht.
[3] 4b. Zal gelet op het antwoord van vraag 4a, een prijsstijging van 1% leiden tot een
stijging of daling van de marktomzet? Berekening toevoegen.
[2] 5. Indien de marktprijs stijgt, zal er meer kip worden aangeboden? Motiveer je
antwoord.
In onze feestmaand december ontstaat onder andere door de toestroom van toeristen, een
stijging van de vraag naar surinaamse kip. De nieuwe collectieve vraagfunctie luidt
alsvolgt: Qv = - p + 100. Het collectief aanbod blijft ongewijzigd.
[3] 6. Bereken de nieuwe prijs en hoeveelheid bij het nieuw marktevenwicht.
[2] 7. Bereken het prijsinflatiepercentage.
1
Op langer termijn is door de technologische ontwikkeling het aanbod gestegen.
De nieuwe aanbodfunctie luidt: Qa = 2 p + 10. De collectieve vraagfunctie blijft:
Qv = - p + 100.
[1] 8. Noem nog 2 redenen op waardoor het collectief aanbod toeneemt.
[2] 9a. Welke interventiemaatregel kan de overheid toepassen om de producent te
beschermen? Noem ook 2 aanvullende maatregelen.
[2] 9b. Bereken de vraag en het aanbod als de overheid een prijs vaststelt van Srd 50,-.
[2] 9c. Bereken het aanbodoverschot of vraagoverschot.
[2] 9d. Bereken de kosten van de overheid.
Opgave II Buitenland (30p)
Internationale handel vindt onder andere plaats omdat er kostenverschillen bestaan. Van
twee ontwikkelingslanden (Land A en Land B) zijn bij de productie van twee goederen
(goed x en goed y) de volgende productiekosten uitgedrukt in arbeidseenheden bekend.
Land A
Land B
Productiekosten
goed x
10
20
Productiekosten
goed y
30
40
Gevraagd:
[6] a. Geef aan de hand van de comparatieve kostenverschillen aan, welk goed door
welk land geïmporteerd en geëxporteerd zal worden.
[2] b. Hoe hoog moeten de productiekosten in land B voor goed y bedragen opdat er
geen internationale handel zal plaatsvinden.
[2] c. Geef twee kenmerken van een ontwikkelingsland.
[3] d. Over het algemeen hebben ontwikkelingslanden te kampen met een verslechtering van de ruilvoet. Geef hiervoor een verklaring.
Over het betalingsverkeer met het buitenland zijn van land A de volgende gegevens
bekend:
1. dekkingspercentage van de handelsbalans
120
2. goederenimport
200
3. saldo onzichtbaar verkeer
100
4. saldo van het lang kapitaalverkeer
20
5. saldo van het kort kapitaalverkeer
- 20
Alle bedragen zijn in miljoenen geldeenheden.
[7] e1. Stel de betalingsbalans van land A op, aan de hand van de bovenstaande
gegevens.
2
[2] e2. Is er uitgaande van de balansgegevens sprake van een debiteurenland of
crediteurenland? Motiveer je antwoord.
[2] f. Is er sprake van “basic balance”? Motiveer je antwoord.
[3] g. Land A hanteert het systeem van flexibele wisselkoersen. Zal de munteenheid
in land A de neiging vertonen te depreciëren of te appreciëren? Motiveer je
antwoord.
[3] h. De waarde van de euro is ten opzichte van de Amerikaanse dollar gestegen. Stel
dat de amerikaanse import wordt gefactureerd in euro`s en voorts dat de importprijs inelastisch is. Zal een depreciatie van de dollar leiden tot een stijging of een
daling van de importwaarde in dollar? Geef een verklaring.
Opgave III Open Economie (30p)
Van een bepaald land zijn, van de verschillende sectoren, de volgende gegevens bekend:
- De inkomsten van de overheid zijn volledig afhankelijk van het nationaal
inkomen en wel voor 1/3 deel.
- De uitgaven van de overheid zijn voor 20% afhankelijk van het van het nationaal
inkomen en voor 60 mln. autonoom.
- De consumptie is voor 75% afhankelijk van het beschikbaar inkomen en voor 80
mln. onafhankelijk.
- De investeringen zijn voor 1/6 deel afhankelijk van het nationaal inkomen en voor
50 mln. autonoom.
- De importen zijn voor 20 mln. autonoom en voor 1/6 deel afhankelijk van het
nationaal inkomen.
- De exporten zijn voor 20% afhankelijk van de totale investeringen en voor 40
mln. autonoom.
Alle bedragen zijn in miljoenen geldeenheden.
Gevraagd:
[3] 1a. Geef dit economisch model weer in de vorm van vergelijkingen inclusief de
spaarfunctie.
[3] 1b. Hoeveel bedraagt de waarde van het evenwichtsinkomen?
[3] 2. Benoem en bereken de saldi van de sectoren.
[3] 3. Leidt de algemene gedaante van de multiplier af en bereken de waarde ervan.
Om bestedingsevenwicht binnen dit model te bereiken moet een
werkloosheidspercentage van 17½ % weggewerkt worden.
[2] 4a. Bereken het inkomen bij bestedingsevenwicht.
De eerste optie die bekeken wordt om dit percentage weg te werken is een verandering
van de autonome investeringen.
3
[3] 4b. Met welk bedrag zou de autonome investeringen moeten veranderen, om bestedingsevenwicht te bereiken?
Met betrekking tot de werkgelegenheid onderscheiden we diepte-investeringen
(arbeidsbesparende) en breedte-investeringen (kapitaalbesparende).
[2] 4c. Welke van deze investeringen kan in deze situatie gehanteerd worden? Motiveer
je antwoord.
Vervolgens wordt de optie bekeken waarbij de marginale exportquote wordt aangepast,
waardoor er bij bestedingsevenwicht, een evenwicht ontstaat op de lopende rekening van
de betalingsbalans.
[3] 5. Bereken de waarde van de marginale exportquote.
In de reële sfeer treden enkele veranderingen op namelijk: de investeringen worden thans
I = - 6 r + 80 mln. en de exporten worden voor 100 mln. autonoom en voor 16 2/3%
afhankelijk van het nationaal inkomen. Ten aanzien van de monetaire sfeer is de actieve
kas (L1) voor 20% afhankelijk van het nationaal inkomen en de inactieve kas luidt
alsvolgt: L2 = - 8 r + 50. Het autonoom geldaanbod is gelijk aan 145 mln.
[1] 6. Geef een verklaring voor het negatief verband tussen de investeringen en de
rentestand.
[4] 7a. Bereken het algemeen of simultaan evenwicht.
[3] 7b. Geef dit evenwicht grafisch weer.
Waardering = (score + 10) / 10
SUCCES!!!
4
MINISTERIE VAN ONDERWIJS
EN VOLKSONTWIKKELING
UNIFORM 2e HEREXAMEN VWO 2008
VAK
: ECONOMIE I
DATUM :
TIJD
:
Aantal opgaven bij dit vak : 3
Aantal pagina`s
: 4; Calculator toegestaan.
Controleer zorgvuldig of alle pagina`s in de goede volgorde aanwezig zijn.
Neem in geval van een afwijking onmiddellijk contact op met een serveillant.
(Indien nodig afronden op twee decimalen).
Opgave I Nationale Rekeningen (30p)
Binnen een gesloten volkshuishouding zonder de sector overheid was de voorraadmutatie gelijk aan 40 mln. De consumptiegoederen vervaardigd ten behoeve van de
gezinnen was 640 mln. Van de netto toegevoegde waarde werd 25% gespaard.
Verder was 250 mln. bestemd voor de brutoinvesteringen en de verhouding tussen loon;
pacht; interest en winst was respectievelijk 9: 3: 2: 2.
Gevraagd:
[3] 1. Omschrijf de volgende begrippen:
a. toegevoegde waarde
b. nationaal inkomen tegen factorkosten
c. netto nationaal product tegen marktprijzen.
[9] 2. Stel de nationale rekeningen samen.
Het BNP tegen marktprijzen bedraagt 1.000 mln. De verstrekte subsidie bedraagt 100
mln.
[2] 3a. Hoeveel bedragen de indirecte belastingen?
[1] 3b. Noem 2 voorbeelden van indirecte belastingen op.
De multiplier heeft een waarde van 8/3.
[3] 4a. Geef dit economisch model weer met behulp van de bestedingen inclusief de
spaarfunctie.
1
[3] 4b. Geef dit model grafisch weer.
Binnen deze volkshuishouding kan bij een toename van de investeringen met 60 mln.,
volledige werkgelegenheid worden bereikt.
[2] 5a. Bereken het inkomen bij volledige werkgelegenheid.
Behalve de investeringen, zou ook de marginale consumptiequote aangepast kunnen
worden om volledige werkgelegenheid te bereiken.
[2] 5b. Bereken de waarde die de marginale consumptiequote zou kunnen aannemen.
[2] 6a. Noem en omschrijf 2 vormen van werkloosheid.
[3] 6b. Bereken de vraag en het aanbod van arbeid, indien het overschot aan arbeiders
gelijk is aan 20.000.
Opgave II Monopolie (30p)
Een zekere ondernemer gaat na een hele tijd marktonderzoek gepleegd te hebben
computer games op de markt brengen. Van de overheid krijgt hij alle medewerking en
alleenrecht hierop. De collectieve vraagfunctie luidt alsvolgt: Qv = -¾ p + 2.400.
Qv = de gevraagde hoeveelheid pakketten games en p = de prijs in Srd per pakket.
De maandelijkse vaste kosten bedragen Srd 60.000,-. Voor de productie van 1 spel is 2
werkuren nodig á Srd 12,50 en aan materiaal is er per spel US$ 15,- nodig.
De werkkoers is Srd 2,75 voor 1 US$. Eén maand heeft 30 dagen.
Gevraagd:
[1] 1a. Wat voor marktvorm betreft het hier? Motiveer je antwoord.
[1] 1b. Noem nog 2 andere vormen van onvolkomen concurrentie op.
[3] 2. Leidt de totale kostenfunctie: TK = aq + b per spel af, op dagbasis voor de
ondernemer.
[4] 3. Leidt af: a. prijssfzetfunctie
b. TO-functie
c. mo-functie
d. mk-functie.
De producent wil het spel in de beginfase bekendheid geven en streeft daarom in de
eerste fase naar maximale omzet.
[4] 4.
[4] 5.
Hoe groot is zijn totale winst bij deze doelstelling?
Geef een grafische weergave van het resultaat van vraag 4.
In de tweede fase streeft deze producent naar maximale winst.
2
[3] 6a. Bereken de optimale productie-omvang van de producent.
[3] 6b. Bereken de grootte van de maximale totale winst.
Door de economische situatie in het land verandert de koers naar Srd 3,- voor 1 US$,
waarbij deze producent niet van doelstelling verandert.
[3] 7. Bereken de marktprijs voor de producent.
[1] 8. Noem 2 nadelen bij monopolie op.
[3] 9. Welke 2 vormen van prijspolitiek kan de monopolist voeren. Werk één van ze
uit.
Opgave III Open Economie (30p)
De onderstaande gegevens betreffen de economie in land A, een open volkshuishouding.
De volgende relaties worden verondersteld:
- De bestedingen van de consumenten (C) zijn ten dele afhankelijk van het
nationaal inkomen en ten dele daarvan onafhankelijk. Voorzover ze ervan
afhankelijk zijn bedragen ze bij elke hoogte van het beschikbaar inkomen steeds
80% daarvan. Voorzover ze ervan onafhankelijk zijn bedragen ze steeds 4
miljard.
- Het beschikbaar inkomen kan gedefinieerd worden als het nationaal inkomen (Y)
minus de totale belastingontvangsten (B).
- Uit onderzoekingen van de belastingdienst is gebleken dat er een lineair verband
bestaat tussen de totale belastingontvangsten en de hoogte van het nationaal
inkomen. Daarbij is naar voren gekomen dat steeds 20% van het nationaal
inkomen aan belastingen wordt ontvangen.
- De ondernemers hebben voor 14 miljard geldeenheden aan investeringen (I)
‘gepland’.
- De begroting van de overheid vermeldt een bedrag van 30 miljard geldeenheden
aan uitgaven (O).
- De uitvoer van goederen, diensten en kapitaalopbrengsten (X) vormen een bedrag
van 40 miljard geldeenheden.
- De invoer van deze goederen, diensten en kapitaalopbrengsten (M) blijken lineair
afhankelijk van de hoogte van het nationaal inkomen te zijn en wel zodanig dat ze
bij elke hoogte van het nationaal inkomen 44% daarvan bedragen.
Verder wordt de omvang van de productie en daarmee van het nationaal inkomen bepaald
door de bestedingen van de consumenten, investeerders, de overheid en het buitenland.
Gevraagd:
[3] a. Schrijf het Keynesiaans model van land A op, in de vorm van vergelijkingen.
[5] b. Bereken en teken de waarde van het nationaal inkomen.
3
Tenslotte is nog bekend dat bij volledige inschakeling van alle productieve krachten
maximaal 5 miljoen werknemers in het productieproces kunnen worden ingeschakeld.
De gemiddelde arbeidsproductiviteit is constant en deze bedraagt 20.000 geldeenheden.
[6] c.
[2] d1.
[3] d2.
[3] e.
[2] f.
[3] g.
[3] h.
Hoe groot is bij de berekende evenwichtswaarde van het nationaal inkomen:
1. het tekort of overschot op de begroting;
2. het tekort of overschot op de lopende rekening van de betalingsbalans;
3. het spaaroverschot of spaartekort.
Hoe kan de conjuncturele situatie getypeerd worden? Motiveer je antwoord.
Teken de arbeidsmarkt.
Op welke wijze zou de overheid deze onevenwichtige conjuncturele situatie
kunnen verbeteren? Maak bij de beantwoording van deze vraag een
onderscheid in conjuncturele en structurele maatregelen van de overheid en doe
enkele suggesties.
Welke maatregelen zou de Centrale Bank van land A nog kunnen nemen om dit
beleid te ondersteunen?
Met hoeveel zouden bijvoorbeeld de particuliere investeringen moeten veranderen om het volledige werkgelegenheidsevenwicht in deze economie te
herstellen?
Indien er uitgaande van vraag c2 gestreefd wordt naar evenwicht op de lopende
rekening van de betalingsbalans, met hoeveel moet de export stijgen om dit
evenwicht te bereiken?
Waardering = (score + 10) / 10
SUCCES!!!
4
Download