Vragen bij les 2: rechtlijnige beweging 10. Een voorwerp beweegt in een rechte lijn met een vertraging van 2,5 m/s2. a. Hoe groot is de afname van de snelheid per seconde? b. Hoelang duurt het, voordat de snelheid met 30 m/s is afgenomen? . 11. Een vliegtuig landt met een snelheid van 86 m/s. Neem aan dat de beweging over de landingsbaan eenparig vertraagd is, met een vertraging van 3,2 m/s2. Bereken de tijd die het vliegtuig nodig heeft om tot stilstand te komen. 12. Een automobilist rijdt met een snelheid van 54 km/h. Door gedurende 4,0 s eenparig versneld te rijden, verhoogt hij zijn snelheid tot 90 km/h. a. Bereken de versnelling (in m/s2). b. Bereken de gemiddelde snelheid in de 4,0 s. Licht je antwoord toe aan de hand van een snelheid-tijddiagram. 16. Een jachtluipaard kan een snelheid van 122 km/h bereiken (waarmee hij het snelst lopende dier is). Vanuit stilstand bereikt hij die snelheid in 18 s. Neem aan dat de start eenparig versneld verloopt. a. Bereken de versnelling (in m/s2). b. Bereken de afstand die in 18 s wordt afgelegd. 18. Een voorwerp valt van zodanige hoogte, dat zijn valtijd ruim 5s is. (g = 9,81 m/s2) a. Bereken de snelheidstoename van het voorwerp in de vierde seconde. b. Bereken de verplaatsing van het voorwerp in de vierde seconde. 19. Op een droge weg met goede banden kan een auto met 5-8 m/s2 afremmen. Er verstrijkt wel eerst een „reactietijd‟ van de bestuurder; normaalgesproken varieert dit van 0,3-1,0 s. Als dit auto een beginsnelheid van 50 km/h heeft, wat is dan de minimale en de maximale remweg van deze auto?