d-toets Krachten en Momenten 4 vwo blok 5 Test je kennis van zaken 1) a) Leg uit waarom bij een valbeweging met luchtwrijving de snelheid uiteindelijk constant wordt. b)Hoe luidt de traagheidswet van Newton ? c) Waarom is het gevaarlijk om een bierflesje uit een snel rijdende trein te gooien? d)Is er een maximale luchtwrijvingskracht ? e) Geef een voorbeeld waarbij de normaalkracht niet gelijk is aan de zwaartekracht. f) Onder welke omstandigheden is de schuif- of rolwrijvingskracht maximaal? g) Wat verstaat men onder het moment van een kracht h)Geef de eenheid van moment i) Welke tekenafspraak hanteren we bij momenten? j) Geef de evenwichtsvoorwaarden. k)War verstaat men onder de arm? l) Wat gebeurt er met een lichaam als de som van de momenten negatief is? 2) Waar of niet waar ? Hieronder volgt een aantal beweringen die waar of onwaar kunnen zijn. Als een bewering niet waar is moet je hem verbeteren of aangeven waarom die niet waar is. a) In het luchtledige vallen zware voorwerpen met dezelfde versnelling als lichte b)In lucht neemt de versnelling gedurende de val af tot deze uiteindelijk 0 is. c) De valversnelling is altijd 9,8 (m/s2). d)Een lichaam kan niet bewegen als er geen kracht op werkt. e) Een kracht zorgt ervoor dat de snelheid verandert. f) Als een voorwerp beweegt over een tafel is de schuifwrijvingskracht maximaal g) Bij een vrije val is de enige kracht op het vallende voorwerp de zwaartekracht. h)De arm van een kracht is de afstand van het draaipunt tot de staart van de krachtsvector. Toepassingen 30 (N) 36,9o 3) Zie hierboven. Op een kist van 12 (kg) werkt een trekkracht van 30 (N). De maximale wrijvingskracht is 10 (N). a) Bereken de normaalkracht b) Bereken de versnelling. 4) Een auto heeft 3,00 (s) na de start een afstand van 14,4 (m) afgelegd. De maximale rolwrijvingskracht is 250 (N). De massa van de auto is 960 (kg). a) Bereken de versnelling b) Bereken de motorkracht 5) Op een auto met een massa van 960 (kg) werkt een constante motorkracht van 800 (N). De luchtwrijvingskracht wordt gegeven door de formule: Fw, lucht = 0,80 v2 Hierin is v de snelheid in (m/s). De rolwrijving is 200 (N). a) Bereken de versnelling van de auto bij de start. b) Bereken de versnelling als de snelheid van de auto 80 (km/h) is c) Bereken de snelheid die de auto uiteindelijk zal krijgen 6) In de fig hiernaast is 1 (cm) op de tekening 10 (cm) in werkelijkheid Bepaal van F1 en F2 de momenten A a) Ten opzichte van A b)Ten opzichte van B F1 = 10 N B F2 = 12N 7) Zie hiernaast. Een weegschaal met ongelijke armen bestaat uit een balk CE met een massa van 30 (gram). Het schaaltje B heeft een massa van 10 gram. CD = 6,0 (cm); DE = 15,0 (cm) Bereken de massa die schaaltje A moet hebben om evenwicht te krijgen. 8) Zie hiernaast. Een plank AB heeft een te verwaarlozen massa. AB = 40 (cm). S is een spijker waarmee de plank vastzit. A S AS = 6,00 (cm); AP = 10,0 (cm) Om de spijker los te trekken is een kracht nodig van 400 (N). Bereken de verticale kracht die je in B moet uitoefenen om de spijker los te wrikken Geef beide mogelijkheden ! A 9) Zie hiernaast De massa van balk AB is 150 (g) AB = 1,00 (m) AC = 20,0 (cm) CD = 60,0 (cm) C 200 g Bereken de krachten die de ondersteuningen C en B op de balk uitoefenen. D 50 g B B