Thema 1 Het landje is van ons Les 1.1 • • • • • opvatting bijenkorf moeilijkheden pony’s koppeling Les 1 tong • In het ankerverhaal staat dat de kinderen het niet eens zijn met de plannen van de gemeente. → Hoe maken de kinderen hun opvatting kenbaar? Mondeling via de moeder van Odette. → Op welke manier zou je dit ook kunnen doen? Schriftelijk → Wat is een opvatting? → Wie kent er een ander woord voor? opvatting → Welke spellingproblemen komen er in het woord voor? - Verdubbeling van de medeklinker na een korte klank - Je hoort aan het eind in, maar je schrijft ing. → Welk grondwoord heb je geleerd voor woorden met ng? We leren vandaag woorden schrijven met ng aan het eind die bijna hetzelfde klinkt als n. koning → Welke klankgroep hoor je aan het eind van het woord? ing →Hoe schrijf je deze klankgroep? → Kun je meer woorden noemen die eindigen op ing? → Verdeel het woord in klankgroepen en geef aan op welke klankgroep het woord eindigt.→ goedkeuring hervorming hulpverlening medewerking opvatting overtuiging tegenstelling uitdrukking uitwerking voldoening vordering vormgeving waardering waarneming Reflectie: • Welke klank hoor je in een woord met ng? • Hoe moet je die klank schrijven? • Wie kan de regel vertellen die we vandaag geleerd hebben? • Aan welke woorden moet je denken? (tong en koning) • Waar moet je volgende keer op letten bij het schrijven van deze woorden? Les 1.2 • • • • • Italië woordenboek mogelijkheden programma’s middelbaar Les 2 kleuren, werken • In het ankerverhaal staat dat mevrouw Lamers zegt: “Nou, nou, nou,u hoeft niet zo te dreigen”. → Wat betekent dreigen? → Wie kan voorbeelden geven? → Wie kan er een zin maken met het woord dreigen? De leerkracht noemt de vormen met ik, jij, hij en wij. → Welk woord verandert er nog meer als het onderwerp verandert? De persoonsvorm. Vandaag leren we persoonsvormen van werkwoorden in de tegenwoordige tijd goed te schrijven. denkstappenkaart Iedereen krijgt een denkstappenkaart. Ik fiets naar school. 1. Welk woord in de zin is de persoonsvorm? Hoe vind je de persoonsvorm? Vraagproef, getalproef en tijdproef. 2. In welke tijd staat de zin? Tegenwoordige tijd. 3. Wat is het onderwerp in de zin? Vraag: Wie of wat doet iets. 4. Is dit enkelvoud of meervoud? 5. Welke vorm schrijf je dan? Ik-vorm Ik bak een taart 1. Welk woord in de zin is de persoonsvorm? Hoe vind je de persoonsvorm? Vraagproef, getalproef en tijdproef. bak 2. In welke tijd staat de zin? Tegenwoordige tijd 3. Wat is het onderwerp in de zin? Vraag: Wie of wat doet iets. ik 4. Is dit enkelvoud of meervoud? 5. Welke vorm schrijf je dan? Maak een zin met bellen. 1. Welk woord in de zin is de persoonsvorm? Hoe vind je de persoonsvorm? Vraagproef, getalproef en tijdproef. 2. In welke tijd staat de zin? 3. Wat is het onderwerp in de zin? Vraag: Wie of wat doet iets. 4. Is dit enkelvoud of meervoud? 5. Welke vorm schrijf je dan? Maak een zin met dreigen. 1. Welk woord in de zin is de persoonsvorm? Hoe vind je de persoonsvorm? Vraagproef, getalproef en tijdproef. 2. In welke tijd staat de zin? 3. Wat is het onderwerp in de zin? Vraag: Wie of wat doet iets. 4. Is dit enkelvoud of meervoud? 5. Welke vorm schrijf je dan? Maak een zin met eisen. 1. Welk woord in de zin is de persoonsvorm? Hoe vind je de persoonsvorm? Vraagproef, getalproef en tijdproef. 2. In welke tijd staat de zin? 3. Wat is het onderwerp in de zin? Vraag: Wie of wat doet iets. 4. Is dit enkelvoud of meervoud? 5. Welke vorm schrijf je dan? belonen benoemen dreigen drukken eisen Reflectie • Had je moeite met het zoeken van de persoonsvorm in de zin? • Wat was er moeilijk? • Welke manier heb je ervoor gebruikt? • Hoe zoek je het onderwerp? • Vind je het moeilijk om de persoonsvorm goed mee te schrijven? • Waar heb je moeite mee? • Helpt de denkstappenkaart bij het schrijven van persoonsvormen? Les 1.3 • • • • • Duitser bacteriën omstandigheden risico’s missie Les 3 lucht, liter • In het ankerverhaal staat dat Freek een drank had meegenomen naar het landje. → Welke drank had Freek meegenomen? Limonade → Met wie dronk hij deze op? Tobi → Wie kan het woord limonade in klankgroepen verdelen? → Waarop eindigde de eerste klankgroep? → Welke klank hoor je? Je hoort een ie, maar je schrijft een i oprichting → Welke klank hoor je anders dan je hem schrijft? Je hoort gt, maar je schrijft cht, net zoals bij lucht. Vandaag leer je woorden schrijven meti die klinkt als ie en woorden met cht die klinkt als gt. Woorden met cht Maak drie kolommen in je schrift en vul zo veel mogelijk woorden in elke rij. • Als er acht, echt en icht voorkomt in een woord schrijf je het meestal cht schrijft. → Schrijf in je schrift de zin: Als je acht, echt, ucht of icht hoort, schrijf je cht. acht echt ucht Woorden met i die klinkt als ie Liter en gieter. → Verdeel beide woorden in klankgroepen. → Welke klank hoor je aan het eind van de eerste klankgroep? → Schrijf je in beide woorden dezelfde letter? Categorie 16 bestaat uit allemaal woorden waarbij je ie hoort, maar i schrijft. echtgenoot evenwicht voorlichting wellicht misschien dirigent dominee horizon kabinet kapitaal kardinaal linie minister officier politiek president Reflectie: • • • • Hoe heb je de woorden met i en cht geoefend? Heb je er een foto van gemaakt in je hoofd? Welke woorden vond je moeilijk? Waarom? Wat heb je geleerd bij de woorden met acht, echt en icht? • Waar moet je volgende keer op letten bij het schrijven van deze woorden? Les 1.4 • • • • • Spaanse koloniën plechtigheden schema’s monnik Les 4 roepen, zoeken • In het ankerverhaal staat dat de vader van Odette de kinderen de krant laat zien. “Ja jongens, de gemeente heeft andere plannen met jullie landje. Er komt woningbouw”. → Wat is de persoonsvorm in de laatste zin? → Hoe kun je de persoonsvorm vinden in een zin? → Wat is het onderwerp? → Wat is het onderwerp? → Is het onderwerp enkelvoud of meervoud? → Hoe schrijf je de persoonsvorm? → Leg eens uit met de denkstappenkaart. Vandaag leren we persoonsvormen van werkwoorden in de tegenwoordige tijd schrijven. Duiken/zoeken Ik … naar de bal Jij … naar de bal Dirk … naar de bal De kinderen … naar de bal • Neem je denkstappenkaart voor je. → Wat is de persoonsvorm? (vraagzin) → In welke tijd staat de zin? → Wat is het onderwerp in de zin? → Is dit zin meervoud of enkelvoud? De ik-vorm van het werkwoord duiken schrijf je door –en weg te halen. → Zin 2 op dezelfde manier. → Maak in tweetallen de oefeningen. De een met het werkwoord duiken, de ander met het werkwoord zoeken. verdenken Reflectie: • Welke drie vormen zijn er in de tegenwoordige tijd? • Wie kan uitleggen wanneer je ik-vorm + t schrijft? • Wat wordt er meestal weggelaten bij de ik-vorm van het hele werkwoord? • Verandert er nog meer? • Wie kan voorbeelden noemen van werkwoorden waarbij dit van toepassing is?