Terugkoppeling ledenbijeenkomsten stelselwijzigingen Subgroep 3: overheveling begeleiding naar de Wmo Huidige ervaringen Wmo Wat doen aanbieders nu m.b.t. de WMO: Veel aanbieders hebben al contacten gelegd met gemeenten. Er valt op dat er over het algemeen nog weinig kennis is van de doelgroepen in de gehandicaptenzorg. Voor de ene aanbieder is het lastiger om gemeenten aan tafel te krijgen dan voor anderen. Naast oriënterende gesprekken, nodigen aanbieders gemeenten uit voor werkbezoeken, congressen en kijken samen met gemeenten wat de aanbieder op klantniveau voor een gemeente kan betekenen. De kans ligt in de inclusie. Community care en volledige participatie voor cliënten zijn doelen die voor de gehandicaptenzorg niet altijd even makkelijk te bereiken waren. Overheveling naar de Wmo kan helpen om dit gezamenlijk nu wel waar te kunnen maken. Waar liggen zorgen (dreiging): Beleidsvrijheid van gemeenten: het verzekerde recht verdwijnt en cliënten en aanbieders zijn afhankelijk van individuele gemeenten voor de zorginhoud; Schaalgrootte: Als een instelling weinig cliënten in een gemeente heeft, kunnen er dan nog afspraken gemaakt worden? En hoe wordt de zorg voor de cliënt dan gegarandeerd?; Aanbesteding: Dit betekent meer concurrentie met collega-aanbieders, andere relatie met gemeente (expertisefunctie, maar soms ook meer afstand), vrees aanbesteden onder de kostprijs; Samenhang en afstemming met andere domeinen; Dagbesteding: Nu combinatie van intra- en extramurale cliënten. Hoe ziet dit er dadelijk uit? Hoe wordt de vraag van de klant bepaald? Welke productspecificatie is er per instelling? Instelling heeft met meerdere gemeenten te maken en daarmee met extra administratieve lasten en hoge uitvoeringslasten; Hoe zorg je dat zorgmijders goed in beeld zijn bij gemeenten? Welke tips and tricks heeft men voor elkaar? Laat gemeenten zien wat je als aanbieder te bieden hebt: aanbieders zijn grote werkgevers, aanbieden van (vergader)ruimte, belangrijke aanvullende rol in inclusie, nieuw en divers aanbod, specialistische kennis en expertise; Breng de cliënten voor de desbetreffende gemeente in beeld (zorgvraag, cijfers, activiteiten, type cliënten); Werk samen als zorgaanbieders (en binnen de keten) zodat je aantrekkelijker bent voor gemeenten: de kleinere kunnen hun klanten overdoen aan de grotere aanbieders (check rol NMa), gemeenten hebben 1 gesprekspartner; Investeer nu al in de relatie met gemeenten en help hen nu al flink te investeren in de Wmo-piramide; Investeer in de relatie op het bestuurlijk niveau van de gemeente, maar ook op ambtelijk niveau; Zoek de samenwerking met cliëntenorganisaties en werk aan een convenant op gezamenlijke belangen. Zorg ook dat de cliëntenraden in Wmo-raden komen; Laat gemeenten ook vooral zien wat je doet in werkbezoeken. Gemeenten hebben nog weinig kennis van de doelgroep. Zien geeft meer inzicht dan tekst; Betrek ook zorgkantoren bij dit proces: Het betreft ook hun verzekerden en ZK hebben geen belang bij toenemende zorgvraag van hun cliënten; Voor gemeenten is de omvang van Begeleiding (400 miljoen) relatief klein, vergeleken met bv. Jeugdzorg (3 miljard). Haak aan bij ontwikkelingen in de jeugdzorg, maak gebruik van ervaringen in en met de Jeugdzorg en zoek ook samenwerking met Jeugdzorg Nederland (de voormalige MO groep Jeugd); Monitor de maatschappelijke effecten van de overheveling van begeleiding, bij voorkeur evidence based. Welke problemen komen bovendrijven? Conclusie Het is belangrijk nu al te investeren in de relatie met gemeenten om hen te helpen in de voorbereiding naar de overheveling. Hoe kunnen wij u helpen om uw problemen op te lossen? Organiseer werkbezoeken met aandacht voor cijfers en gezichten van cliënten; Zoek coalities zoeken met aanbieders, cliëntenorganisaties en andere ketenpartners; Kijk in je aanbod breder dan zorg: ook op welzijn, accommodatiebeleid en andere vlakken kunnen aanbieders aantrekkelijk zijn voor gemeenten. Randvoorwaarden bij overheveling: In de subgroepen is ook uitgebreid stilgestaan bij randvoorwaarden voor de gehandicaptenzorg bij overheveling van begeleiding naar de Wmo. Hierin is een onderscheid gemaakt naar randvoorwaarden in de structuur, de inhoud en het proces. Structuur Geen aanbesteding maar subsidiebeleid; Bovengemeentelijke afspraken: liefst op het niveau van de 40 Centrumgemeenten; Meerjaren afspraken en meerjarige contracten, bijvoorbeeld m.b.t. vastgoed en dagbesteding; Eenduidig inkoopmodel en bekostigingssysteem die gelden voor elke gemeente; Toetsing toegang begeleiding via onafhankelijke eerste indicatiestelling: dit voorkomt willekeur en geeft de cliënt meer rechten. De huidige indicatie kan ook als uitgangspunt dienen voor gemeenten; Zoveel mogelijk werken met standaarden die gelden voor alle gemeenten; Waarborgen arbeidsmarkt, positie werknemers; Zo weinig mogelijk loketten; Intersectorale samenwerking faciliteren. Proces Het overhevelingtraject moet gefaseerd worden ingevoerd, waarbij gestart wordt met de minst kwetsbare groepen. In 2013 zouden ook nieuwe cliënten uit de gehandicaptenzorg nog niet bij gemeenten hoeven aan te kloppen. De VGN en VNG moeten werken aan een modelverordening voor de gehandicaptenzorg met daarin de waarborg van: Geoormerkte gelden voor de eerste 5 jaar; Aandacht voor combinatiearrangementen AWBZ-WMO-ZVW; Streven naar 1 informatieuitvraag waar mogelijk (standaarden waar mogelijk). Inhoud Wat betreft de inhoud is het belangrijk om eerst de grens tussen intra- en extramuraal vast te stellen. Dit bepaalt immers welke zorg, voor welke groepen in aanmerking komt voor overheveling naar de Wmo. De VGN hanteert de volgende grens: Een intramurale indicatie is voor alle cliënten die op basis van hun bruto zorgbehoefte (= exclusief mantelzorg) in aanmerking komen voor een verblijfsindicatie. In deze definitie behoren cliënten met kortdurend verblijf en cliënten die gebruik maken van de inherente afwijkingsbevoegdheid om de verblijfsindicatie niet te verzilveren ook tot intramurale zorg en vallen dus buiten de overhevelingoperatie. Een andere belangrijke randvoorwaarde is het waarborgen van individueel maatwerk op basis van de zorgbehoefte van de cliënt. Individuele begeleiding moet naast groepsbegeleiding mogelijk blijven. Daarnaast is het belangrijk om in kaart te brengen welke cliënten een vangnet nodig hebben en hoe dit het beste gerealiseerd kan worden. Tot slot moet er aandacht zijn voor zorgmijders en bemoeizorg rondom kinderen. Uitzonderings- en risicogroepen VWS heeft het onderzoeksbureau HHM opdracht gegeven onderzoek te doen naar mogelijke uitzonderingsgroepen die uitgesloten moeten worden van de overheveling. De VGN heeft hierbinnen aandacht gevraagd voor het geïntegreerde zorgaanbod binnen KDC’s voor complexe groepen kinderen die als zij ouder worden doorgroeien naar verblijf. De aanwezige leden delen dit standpunt. Andere risicogroepen die genoemd zijn in de subgroepen: cliënten met Niet-Aangeboren Hersenletsel (NAH) en cliënten met dubbele grondslagen (bijvoorbeeld autistische kinderen met een verstandelijke beperking). De VGN bekijkt samen met o.a. het platform LG hoe de lobby hiervoor het beste kan worden ingezet. De uitdaging is om helder te maken dat deze groepen echt wezenlijk verschillen van alle andere kwetsbare groepen in de AWBZ. Kortdurend verblijf (logeren) Eind maart hoorde de VGN dat VWS erover nadenkt om kortdurend verblijf ook over te hevelen naar de Wmo. In de subgroepen is bekeken of dit een bedreiging is of juist ook kansen biedt. Door de beperking van de aanspraken op kortdurend verblijf in het besluit Zorgaanspraken AWBZ is het oude logeren eigenlijk teruggebracht tot overbruggingszorg. Dit moet hoe dan ook in de AWBZ geborgd blijven. Het gaat hier immers om cliënten met een 24-uurs indicatie en dus een behoefte aan permanent toezicht. Aan de andere kant is kortdurend verblijf vaak een integraal pakket. Naast de functie kortdurend verblijf worden aanvullend andere functies geboden. Begeleiding is een van de functies die naast kortdurend verblijf kan worden geleverd. Het advies van de aanwezige leden aan de VGN: zet eerst in op het terugdraaien van het voornemen. Zet daarnaast in op verbreding van de huidige definitie van kortdurend verblijf zodat respijtzorg hier ook weer onder komt te vallen. Mocht dit niet lukken, zet dan in op respijtzorg binnen de Wmo en continuering van de huidige aanspraak op kortdurend verblijf in de AWBZ. Specifieke aandacht VGN In de subgroepen wordt specifieke aandacht gevraagd bij de VGN voor de effecten van de overheveling voor het werkgeverschap. Bij een overheveling krijgen aanbieders te maken met verschillende tarieven (Wmo en AWBZ), maar ook met verschillende verantwoording. Heeft dit gevolgen voor de CAO? Wat betekent dit voor je werkgeverschap en bijvoorbeeld de salarissen van medewerkers? Een andere belangrijke conclusie in de subgroepen is dat met de overheveling slechts een deel van de lobby landelijk door de VGN kan worden opgepakt. Veel zal regionaal en lokaal door aanbieders zelf moeten gebeuren. De VGN kan vervolgens wel weer een rol spelen in de ondersteuning van aanbieders in dit proces.