brief 4 aug Reactie VGN op WMO

advertisement
Instellingen voor
dienstverlening aan mensen
met een handicap
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vaste Kamercommissie van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport
Dhr. drs. A.J.M. Teunissen, griffier
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
4 augustus 2005
Ons Kenmerk B20805PVE1186
Contactpersoon Mw. drs. S.E. Bastijn
Doorkiesnummer 030 - 273 94 10
Onderwerp Reactie VGN op WMO
Bijlage(n) 2
Datum
Geachte heer Teunissen,
Tijdens de hoorzitting van uw Vaste Kamercommissie van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport (VWS) op 20 juni 2005 heeft de Vereniging
Gehandicaptenzorg Nederland (VGN) een korte reactie gegeven op het
Wetsvoorstel maatschappelijke ondersteuning (WMO). Wij hebben onze
visie toen als volgt verwoord (zie voor een volledige weergave bijlage 1).
De VGN heeft tot nu toe aangegeven de basisfilosofie van de WMO te
onderschrijven. Dit hebben wij gedaan vanuit de visie dat de WMO kan
leiden tot een betere samenhang op gemeentelijk niveau.
In reactie op een conceptwetsvoorstel hebben wij aangegeven “constructief
mee te werken” aan een gefaseerde invoering van de WMO waarbij alleen
de enkelvoudige huishoudelijke verzorging uit de AWBZ wordt overgeheveld.1
De VGN heeft daarbij wel een aantal randvoorwaarden genoemd. Naar nu
blijkt zijn voor de VGN belangrijke randvoorwaarden niet in het voorstel
verwerkt.
Een verdere uitbreiding van de WMO is wat de VGN betreft niet aan de
orde. Een actieve rol van gemeenten en een samenhangend beleid voor
mensen met beperkingen die nu geen gebruik maken van AWBZ-zorg is
prima. Echter, in onze visie draagt het huidige wetsvoorstel niet bij aan de
participatie (“meedoen”) van cliënten met een verstandelijke, lichamelijke
Oudlaan 4
Postbus 413
3500 AK Utrecht
Telefoon (030) 273 93 00
Telefax (030) 273 93 87
Email [email protected]
1
Eerder dit jaar is de VGN door staatssecretaris Ross- Van Dorp in de gelegenheid gesteld te
reageren op een conceptwetsvoorstel. VGN heeft samen met Arcares een reactie gegeven op dit
concept.
Postbank 4640623
Rabobank 33.10.21.005
BTW-nr. 80.47.42.534.B.01
Pagina
2
Ons Kenmerk
B20805PVE1186
en/of zintuiglijke beperking die extramuraal wonen en die AWBZ-zorg
ontvangen. Hun zorg en ondersteuning hoort wat ons betreft niet thuis in
de WMO.
In deze brief geeft de VGN een uitgebreidere reactie op het wetsvoorstel.
VGN kiest voor een doelgroepbenadering zoals verwoord in paragraaf 1.
Mocht dit toch niet haalbaar blijken, dan ziet de VGN een aantal
randvoorwaarden graag alsnog verwerkt in het wetsvoorstel. Deze zijn
weergegeven in pararaaf 2.
Een samenvatting van de door ons voorgestelde amendementen treft u aan
in bijlage 2.
Wij verzoeken u als Kamerlid vriendelijk om onze opmerkingen over het
wetsvoorstel te betrekken bij de schriftelijke vragenronde over de WMO.
1.
Doelgroepbenadering
De reikwijdte van de WMO is van groot belang. Een WMO voor mensen
met beperkingen die nu geen gebruik maken van AWBZ-zorg is prima.
Echter, de zorg en ondersteuning aan cliënten met een verstandelijke,
lichamelijke en/of zintuiglijke beperking die extramuraal wonen en die
AWBZ-zorg ontvangen, hoort wat ons betreft niet thuis in de WMO. De
VGN kiest daarom voor een doelgroepbenadering.
Een eerste reden om de zorg en ondersteuning van deze doelgroep in de
AWBZ te houden, heeft betrekking op de garantie voor kwalitatief goede en
integrale zorg en ondersteuning. Steeds meer cliënten met een
verstandelijke, lichamelijke en/of zintuiglijke beperking kunnen relatief
zelfstandig buiten de instelling wonen, dankzij een uniek vangnet van
professionele hulpverleners binnen onze sector. Deze ondersteuning is
structureel en vaak levenslang. Ze strekt zich uit over alle levensterreinen
en levensfasen van cliënten (wonen, zorg, vrije tijd en arbeid). Het zijn
cliënten met vaak een relatief zware of complexe beperking waarvoor
meerdere AWBZ-functies geïndiceerd zijn. Bij een uitbreiding van de WMO
krijgen zij te maken met twee wetgevingsregimes, namelijk de WMO en de
AWBZ. En die groep wordt steeds groter omdat de functie verblijf minder
vaak wordt afgegeven. Twee regimes betekent mogelijk twee vormen van
indicatiestelling, twee loketten, meerdere hulpverleners die niet van dezelfde
aanbieder hoeven te zijn, een cliënt die de situatie niet overziet, etcetera.
Een andere belangrijke reden om de zorg en ondersteuning van genoemde
doelgroep niet over te hevelen naar de WMO betreft het mogelijk
verdwijnen van specialistische expertise. Sommige instellingen voor
Pagina
3
Ons Kenmerk
B20805PVE1186
gehandicaptenzorg bieden zeer specifieke zorg die zich bovenregionaal dan
wel over heel Nederland uitstrekt. Deze zorg en ondersteuning wordt ook
extramuraal aangeboden. Het gaat bijvoorbeeld om de zorg aan mensen die
doof en/of blind zijn. Op dit moment zijn er landelijk opererende centra
voor zintuiglijk en communicatief gehandicapten met zeer specialistische
expertise.
Andere voorbeelden hebben betrekking op de specialistische zorg aan
kinderen met autisme, mensen met verstandelijke beperkingen in combinatie
met ernstige gedragsstoornissen of aan mensen met niet-aangeboren
hersenletsel (NAH). Deze expertise dreigt verloren te gaan wanneer elke
gemeente apart voorzieningen gaat treffen en niet of onvoldoende bekend is
of gebruik maakt van deze gespecialiseerde centra. Voor deze centra zelf
is het ook ondoenlijk om actief contact te onderhouden met alle gemeenten
in Nederland (zie kopje administratieve lasten). VGN stelt daarom voor om
deze specialistische expertise binnen de AWBZ te houden en niet
versplinterd over te hevelen naar de WMO.
In de contourenbrief WMO van 23 april 2004 (29 538, nr.1) en in de
brief “Liever thuis wonen” van 22 juli 2005 aan het CTG (DVVO/ZV-U2599899) heeft de staatssecretaris aangegeven de huidige aanspraak op
verblijf te willen beperken tot degenen die permanent toezicht nodig hebben
of een beschermende woonomgeving in combinatie met groepswonen. Meer
mensen zullen daardoor hun indicatie voor verblijf kwijt raken. Dit betekent
dat meer mensen (gedeeltelijk) in de WMO terecht komen.
De VGN stelt voor om de functie verblijf niet in te perken, maar juist
zodanig aan te passen dat cliënten met een verstandelijke, lichamelijke
en/of zintuiglijke beperking die buiten de instelling wonen en die nu
AWBZ-zorg ontvangen, aanspraak blijven houden op de zorg- en
ondersteuning die op maat beschikbaar is voor mensen die opgenomen zijn.
Je zou het een soort ”extramuraal zorgarrangement” of “extramuraal
verblijf” kunnen noemen. Cliënten met een indicatie verblijf ontvangen
immers alle zorg uit de AWBZ.
2.
Voorstellen tot wijziging van het wetsvoorstel
De VGN kiest voor een doelgroepbenadering zoals verwoord in paragraaf 1.
Dit houdt naar onze mening in dat de zorg en ondersteuning aan cliënten
met een verstandelijke, lichamelijke en/of zintuiglijke beperking die
extramuraal wonen en die AWBZ-zorg ontvangen, niet thuishoort in de
WMO.
Mocht deze benadering toch niet haalbaar blijken, dan ziet de VGN de
volgende randvoorwaarden graag alsnog verwerkt in het wetsvoorstel. Een
Pagina
4
Ons Kenmerk
B20805PVE1186
samenvatting van de door ons voorgestelde amendementen treft u aan in
bijlage 2.
Zorgplicht
Artikel 4 regelt dat bij AMvB voor bepaalde (individuele) voorzieningen
een gemeentelijke zorgplicht kan worden gecreëerd. VGN vindt de
voorgestelde zorgplicht zeer mager en met risico’s omgeven: de zorgplicht
is van toepassing op een zeer klein deel van de voorzieningen en slechts
tijdelijk van aard.
Gemeenten moeten voor het verlenen van deze voorzieningen een
verordening opstellen (artikel 5).
Zij hebben daarmee nog steeds de vrijheid om de inhoud en omvang van
het lokale voorzieningenpakket vast te stellen. Dit is voor kwetsbare burgers
zoals mensen met een beperking, een te smalle basis.
De VGN stelt voor om in het wetsvoorstel een (zware) voorhangprocedure
op te nemen voor de betreffende AMvB. De Tweede Kamer krijgt hiermee
meer inspraakmogelijkheden over de feitelijke invulling van de wet.
De keuze voor het overhevelen van andere AWBZ-functies naar de WMO,
zoals ondersteunende begeleiding en activerende begeleiding, en het al dan
niet daaraan verbinden van een zorgplicht, vraagt om belangrijke
maatschappelijke afwegingen door de Kamer.
Ook is de VGN van oordeel dat de tijdelijkheid van de zorgplicht moet
worden geschrapt. Een cliënt moet altijd de garantie hebben dat individuele
voorzieningen beschikbaar zijn. Tot slot pleit de VGN ervoor om gemeenten
bij het formuleren van de inhoud van de verordening een protocol te doen
hanteren zoals het WVG-protocol.
Administratieve lasten
In de Memorie van toelichting wordt op pagina 18 uiteengezet dat:
“Gemeenten een grote mate van vrijheid krijgen bij de invulling van de
WMO. Zij zijn vrij om op de wijze die zij zelf het meest efficiënt en
doelmatig achten noodzakelijke contracten, regelingen en administratieve
procedures te regelen.” Verderop staat beschreven dat het lastig te bepalen
is wat deze veranderingen kwantitatief betekenen voor de administratieve
lasten of de eventuele contractlasten van instellingen: “Zij zijn afhankelijk
van eventuele intergemeentelijke afspraken en het gemeentelijk beleid”. Het
Kabinet geeft daarbij aan gemeenten te stimuleren om de administratieve
lasten zo beperkt mogelijk te houden, onder andere door hier in de
handreikingen aandacht aan te besteden. Ook geeft het Kabinet aan bij alle
ontwikkelpilots de gevolgen voor zowel incidentele als structurele
Pagina
5
Ons Kenmerk
B20805PVE1186
administratieve lasten voor instellingen expliciet te betrekken en, als de
ervaringen in de pilots daartoe aanleiding geven, deze te betrekken bij het
ontwerpen van de lagere regelgeving.
De VGN vindt deze garantie veruit onvoldoende en niet in lijn met de
gemaakte afspraken uit het Convenant AWBZ 2005-2007. Voor aanbieders
in de gehandicaptenzorg geldt dat zij met meerdere gemeenten van doen
krijgen. Soms met meer dan 20 gemeenten. Voor landelijke aanbieders zijn
dat 467 gemeenten. Met al deze gemeenten moeten afspraken gemaakt
worden en contracten worden afgesloten: gemeenten met ieder hun eigen
beleid, kwaliteitseisen, verantwoordingen, eigen bijdragen, indicatiestelling,
toezicht etc. Dit leidt zeker tot grotere administratieve lasten. Bij bepaalde
voorzieningen kan het Europese aanbestedingsregime aan de orde zijn. Ook
dit brengt extra administratieve lasten met zich mee.
Deze extra administratieve lasten doen zich niet voor wanneer de zorg en
ondersteuning aan cliënten in de gehandicaptensector geleverd blijft worden
vanuit de AWBZ. De huidige situatie geniet dan ook de voorkeur.
Mocht dat niet haalbaar blijken, dan moet in de wet een bepaling
opgenomen worden waarin gemeenten verplicht worden om in de lagere
regelgeving regels op te stellen voor intergemeentelijke afspraken als het
gaat om bovenregionale of landelijke zorgaanbieders.
Persoonsgebonden budget (PGB)
In het wetsvoorstel is de keuze om (bij individuele voorzieningen) al dan
niet een persoonsgebonden budget of financiële tegemoetkoming te hanteren
bij de gemeenten gelegd (artikel 6). Wij kunnen ons hier niet in vinden.
Om de keuzevrijheid voor cliënten te kunnen garanderen - zeker in
gemeenten waar na aanbesteding de voorzieningen door één zorgaanbieder
worden geleverd - moeten gemeenten verplicht zijn een PGB aan te
bieden. Wij zijn dan ook verheugd dat enkele Kamerleden daartoe een
amendement hebben ingediend.
Positie cliënt
De VGN vindt de garanties in de WMO voor een stevige positie van de
cliënt onvoldoende. Het gaat daarbij om de beperkte zorgplicht en het PGB
(zie aparte kopjes), maar ook om beeldvorming en inspraakmogelijkheden.
In artikel 1, onderdeel G, onder 6 wordt bijvoorbeeld gesproken over het
“behoud” van het zelfstandig functioneren van mensen met een beperking
of hun deelname aan het maatschappelijk verkeer. Om participatie van deze
cliënten daadwerkelijk mogelijk te maken, gaat het echter niet alleen om
het behoud van hun zelfstandig functioneren maar ook om het bevorderen
Pagina
6
Ons Kenmerk
B20805PVE1186
ervan. De VGN stelt dan ook voor om “behoud” in dit artikel aan te
vullen met “of bevorderen”.
Het kabinet overschat naar onze mening de mogelijkheden van cliënten om
zo nodig het beleid bij te sturen binnen hun gemeente. In het wetsvoorstel
is de vraagverkenning beperkt tot advisering bij de ontwikkeling van de
maatschappelijke ondersteuning (artikel 11 en 12). De regering wil dit
bevorderen door gemeenten te verplichten om advies te vragen aan de
gezamenlijke vertegenwoordigers van representatieve organisaties van
vragers. Juist door deze constructie bestaat het gevaar dat minder mondige
burgers, die niet of minder georganiseerd zijn, niet aan bod komen. Hier
kan ook de macht van het getal (lees: ouderen) gaan gelden. De VGN
is van mening dat, om passende ondersteuning te kunnen bieden,
gemeenten de hulpbehoefte actief in beeld moeten brengen. Te denken valt
aan een klanttevredenheidsonderzoek uitgevoerd door gemeenten onder
burgers uit alle specifieke doelgroepen. Dit onderzoek kan vergeleken
worden met andere gemeenten (horizontale verantwoording).
Zorgrelatie aanbieder en vrager
Tussen aanbieder en vrager bestaat vaak een langdurige vertrouwensrelatie.
Dit geldt zeker voor de gehandicaptenzorg. Hoe voorziet de WMO in het
kunnen behouden van de zorgrelatie tussen vrager en aanbieder na afloop
van een contract? Dit is in het huidige wetsvoorstel niet geregeld. In onze
visie kan het niet de bedoeling zijn dat een cliënt na bijvoorbeeld drie
jaar, naar een andere aanbieder moet die de gemeente dan contracteert.
Vooropgesteld dat een ruime zorgplicht blijft bestaan, stelt de VGN voor om
in artikel 4 van het wetsvoorstel een tweede lid toe te voegen. In dit
tweede lid wordt geregeld dat in het geval de gemeente de overeenkomst
beëindigt met de aanbieder, de mensen die dit willen en voor wie de
gemeente op grond van de WMO zorg dient te dragen voor de bij AmvB
aangewezen voorzieningen, een ononderbroken voortzetting behouden van de
verkregen aangewezen voorziening bij dezelfde aanbieder.
AWBZ-vervoer
Op 29 juni van dit jaar heeft een bijzondere hoorzitting plaatsgevonden met
de Vaste Kamercommissie van VWS. Het gespreksonderwerp van deze
hoorzitting was de bundeling van vervoer voor kwetsbare groepen en het
mogelijke onderbrengen hiervan in de WMO. De VGN ondersteunt de
gedachte van bundeling van vervoer waar dit vanuit het oogpunt van de
cliënt zinnig, klantgericht, effectief en efficiënt is.
Een voorbeeld van vervoer waar wij bundeling tot standaard arrangementen
niet wenselijk vinden, betreft het brengen en halen van cliënten naar de
Pagina
7
Ons Kenmerk
B20805PVE1186
dagbesteding. Het gaat hier om relatief complexe vervoersstromen, omdat
cliënten naar verschillende locaties gaan of op andere tijdstippen. Dit
‘vervoer op maat’ leidt ertoe dat cliënten naar een vorm van dagbesteding
kunnen gaan die het beste aansluit bij hun wensen en mogelijkheden
(vervoer volgt zorg). Voorkomen moet worden dat cliënten vanwege
gecombineerde ritten niet langer gebruik kunnen maken van verschillende
vormen van dagbesteding. Uit oogpunt van kwaliteit van zorg is de VGN
dan ook van mening dat de huidige situatie gehandhaafd moet worden, dat
wil zeggen dat het vervoer dat is gekoppeld aan de dagbesteding in de
AWBZ moet blijven.
Mocht het zo zijn dat de AWBZ-functies ondersteunende begeleiding en
activerende begeleiding op termijn toch overgaan naar de WMO, dan pleit
de VGN ervoor dat de dagbesteding inclusief het vervoer onderdeel uit gaat
maken van de zorgplicht. Immers, de cliënt – die hiervoor in aanmerking
komt – heeft dan de garantie dat hij of zij daadwerkelijk gebruik kan
maken van die vorm van dagbesteding die het beste aansluit bij de
persoonlijke situatie.
Inwerkingtreding en implementatie WMO
Tot slot plaatsen wij nog een opmerking over de snelheid van het
wetgevingstraject. Om een zorgvuldige invoering van de WMO te kunnen
garanderen, moet de inwerkingtreding naar onze mening niet plaatsvinden
voor
1 januari 2007. Gemeenten geven aan meer voorbereidingstijd nodig te
hebben en bovendien is de beoogde invoering van de wet halverwege het
jaar 2006 niet werkbaar in verband met lopende productieafspraken. In de
derde plaats zijn wij van mening dat de kwaliteit van de ontwikkelpilots lijdt
onder de korte periode waarin ze moeten worden uitgevoerd. Zo was voor
de uitvoering van de pilots huishoudelijke verzorging slechts één maand
beschikbaar. Wij zijn van mening dat uit de resultaten van deze pilots
geen verantwoorde conclusies te trekken zijn.
Met vriendelijke groet,
mw. drs. J.E.A.M. Nooren
Directeur
Download