Afstudeeronderzoek: De invloed van kauwen op het beloop van dementie bij ouderen op een PG- afdeling L. Akkermans, C. Marchena, J. Meure en D. van Scherpenseel Vier logopediestudenten van de Hogeschool Utrecht hebben begin 2011 voor hun afstudeerproject onderzoek gedaan in verpleeg- en behandelcentrum Topaz Overrhyn, onder begeleiding van logopedist Carolien de Vries. Hieronder wordt het onderzoek kort beschreven. Aanleiding Recent onderzoek (Weijenberg, 2010) heeft aangetoond dat kauwen een positieve invloed heeft op de cognitie bij muizen en een preventieve werking heeft op de cognitieve achteruitgang. Uit praktijkervaringen is gebleken dat veel dementerenden en ouderen een dik- vloeibare/ gemalen maaltijd consumeren, waarbij minimale kauwbeweging vereist wordt. Dit heeft geleid tot de onderzoeksvraag: Wat is de invloed van bepaalde voedingsconsistenties bij cliënten op de PG- afdeling in een verpleeghuis, op het beloop van dementie? Hypothese Cliënten met een normaal dieet laten een tragere cognitieve achteruitgang zien in vergelijking met cliënten met een dik- vloeibaar/gemalen dieet. Onderzoek Het onderzoek bestond uit twee delen: literatuuronderzoek en praktijkonderzoek. In het praktijkonderzoek is er een vergelijking gemaakt tussen het beloop van dementie bij cliënten die normale maaltijden nuttigen en cliënten die gemalen/dik- vloeibare maaltijden nuttigen. Aan de hand van de Gedragsobservatieschaal voor de Intramurale Psychogeriatrie (GIP) is de dementie op twee momenten gemeten en met elkaar vergeleken. Conclusie Op basis van dit onderzoek kan geen verband vastgesteld worden tussen het kauwen van bepaalde onsistenties en de cognitieve achteruitgang in dementie. Maar het biedt een waardevolle basis groter wetenschappelijk onderzoek in het leggen van een verband tussen kauwen en cognitie. De hypothese in dit onderzoek kan aan de hand van significante metingen niet bevestigd worden. Er zijn echter aanbevelingen gedaan voor vervolgonderzoek.