10: het idealisme onder vuur: materialisme - positivisme - existentialisme ~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~ recapitulatie: Immanuel Kant (1724–1804) zocht naar een vorm van individuele vrijheid die niet zou leiden tot egoïsme zijn categorische imperatief is een poging om het geweten zowel persoonlijk als rationeel te maken, i.p.v. het product van onbewuste en kritiekloze internalisering van externe normen en regels de categorische imperatief is een principieel moeten waaraan het individu zich vrijwillig onderwerpt, omdat hij de rationele legitimatie ervan inziet "handel zo, dat je zou willen dat iedereen zo zou doen; het een algemene regel zou zijn" m.a.w: jezelf kritisch laten nadenken over je handelen: "stel je eens voor dat iedereen dat zou doen!" waar Kant op uit was is een samenleving waar mensen zelf verantwoordelijk zijn voor hun gedrag volgens Kant betekent 'vrije wil' dat mensen zichzelf regels op kunnen leggen, volwassen burgers kunnen (als het goed is) zelf nadenken; hebben een vrije wil ze zijn autonoom (Grieks: auto = zef ... nomos = wet), dus: zelf bepalend, zelf wetgevend "Verlichting betekent dat de mens zijn door hemzelf veroorzaakte onmondigheid achter zich laat. Onmondigheid is het onvermogen je verstand te gebruiken zonder de leiding van een ander. Aan jezelf te wijten is deze onmondigheid wanneer de oorzaak ervan niet een gebrek aan verstand is, maar een gebrek aan vastberadenheid en moed om hier zonder andermans leiding gebruik van te maken. Sapere aude! 'Heb de moed je eigen verstand te gebruiken!' is dan ook het motto van de Verlichting." Immanuel Kant: Beantwortung der Frage: Was ist Aufklärung? (1784) m.a.w: durf voor jezelf te denken, durf een eigen mening te hebben! uiteindelijk is de democratie een maatschappij-vorm die om zelf-denkende, autonome mensen vraagt! Hegel (1770-1831) Hegel zag de geschiedenis als één groot beschavings-proces; zelf-realisatie van de rede de mens streeft naar vrijheid, maar loopt voortdurend tegen zijn beperkingen aan uiteindelijk vindt hij zijn vrijheid in een identificatie met de sociale orde, die het product is van de rede de rationele mens ziet in dat zijn vrijheid daarin is gelegen, en hij zich daaraan niet moet onttrekken zelf-beschikking, autonomie en soevereiniteit zijn een bewuste, rationele internalisering van moraliteit vrijheid betekent niet vrij-zijn-van... maar verondersteld identificatie met het sociale (positieve vrijheid) hij vreesde voor individualisme, normloosheid, grenzeloosheid, mateloosheid en eenzaamheid, en wilde de mens in een sociaal-maatschappelijke, en historische context plaatsen vrijheid vereist invulling: een opvatting over het goede leven het vrijheids-begrip behoeft concrete invulling, bijv. de relatie tot verantwoordelijkheid en gemeenschap de Geest verwerkelijkt zichzelf en wordt zo objectieve Geest (cultuur, maatschappelijke instellingen) in 1e instantie staan moraal en recht schijnbaar tegenover (antithese) de individuele mens als vrij wezen recht en moraal zijn echter geen beperking, maar de neerslag van het subjectieve streven naar vrijheid, maar dat wordt pas door het subject ingezien in het bewustzijn: "de maatschappij, dat ben jij!" moraliteit is de verzoening (synthese) van de uitwendige rechtsorde & innerlijke geweten de morele maatschappelijke orde is zo de universalisering van zelf-bewustzijn = vrijheid mensen zijn pas zelfbewust (vrij) als ze zichzelf herkennen als onderdeel van cultuur & geschiedenis als ze het individuele overstijgen en zich als sociaal wezen deel voelen van (niet opgaan in!) het collectief vrijheid = zelf-bewustzijn = individualiteit binnen collectiviteit = is absolute verwerkelijking (synthese) Geest-zijn is leven binnen een gemeenschap, dat geldt daarmee ook voor de Absolute Geest God is geen wezen dat onafhankelijk van ons ergens bestaat, maar de realisatie van vrijheid en rede de filosofie van de 19e eeuw is deels een kritiek op het burgerlijk ideaal van Kant en Hegel, alsmede 1 kritiek op (en radicalisering van) de idealistische / rationalistische vooronderstellingen van de Verlichting het materialisme (Feuerbach, Marx), positivisme (Comte) en naturalisme (Darwin1, Mill) bekritiseren het idealisme, en leggen het primaat bij de natuurlijke werkelijkheid, wetenschap en empirie de geradicaliseerde Romantiek en levensfilosofie (Kierkegaard, Schopenhauer, Nietzsche) bekritiseren de nadruk op orde en de rede, en zoeken naar een filosofie geworteld in het concrete leven deze "stromingen" sluiten elkaar echter niet uit, en komen in diverse stromingen als kruisbestuivingen terug Hegel's idealisme heeft ten eerste invloed gehad op het historisch (dialectisch) materialisme na Hegel ontstaan er 2 scholen: links (of jong)-Hegelianen (Feuerbach en Marx) en rechts-Hegelianen volgens de rechts-Hegelianen was de staat belichaming van vrijheid, waar het individu zich in moet herkennen 2 volgens de links-Hegelianen was de vrijheid nog niet gerealiseerd in de toenmalige staat / maatschappij: kerk en geloof werden gezien als ideologisch instrument in de handen van de conservatieve macht Ludwig Andreas Feuerbach (1804-1872) Gedanken über Tod und Unsterblichkeit (1830) & Das Wesen des Christenthums (1841) religie = bevrediging van menselijke verlangens, een compensatie voor beperktheid en eindigheid God is niet meer dan de projectie van dit verlangen: "de mens heeft God geschapen naar zijn evenbeeld" hij draaide Hegel's bewering om: "de mens raakte van zichzelf vervreemd toen hij God schiep" religie is de oorzaak van alle disharmonie; de mens moet zich niet richten op het ideële, maar het wereldlijke Feuerbach wil de mens 'terug op aarde' te brengen (is daarmee grondlegger van het geseculariseerde denken) universeel = het menselijk streven naar geluk, dus dat moet het uitgangspunt zijn hij pleit voor een beschaving gebaseerd op natuurwetenschap i.p.v. geloof (vgl. Comte) voor deze uitlatingen moest Feuerbach zich terugtrekken uit de universitaire wereld Karl Marx (1818-1883) ook Marx bekritiseert het geloof: (opium van het volk in 1797 reeds gebruikt door Marquis de Sade) "de mens maakt de religie, de religie maakt niet de mens. [...] Deze staat, deze maatschappij produceren de religie, een vals bewustzijn van de wereld, omdat ze een verkeerde wereld zijn. [...] De strijd tegen de religie, is dus indirect een strijd tegen een wereld, waarvan de religie het geestelijke aroma is. [...] De religie is de zucht van de in benauwenis verkerende mens, het gemoed van een harteloze wereld, zoals zij de geest van de geestloze toestanden is. Zij is de opium van het volk." (Kritik der Hegelschen Rechtsphilosophie;1844) Marx komt door zijn kritische reputatie binnen de universiteit niet aan werk 1842: wordt journalist en hoofdredacteur bij de Rheinische Zeitung (voor kooplieden, bankiers en industriëlen) 1843: Rheinische Zeitung wordt verboden 1848: Communistisch Manifest: "Proletariërs aller landen, verenigt U!" Marx' historisch materialisme is geënt op Hegels idealisme / absolutisme maar waar Hegel het primaat legt bij de Geest, legt Marx die bij de materiële (productie)-verhoudingen deze materiële verhoudingen worden cultureel gereproduceerd door de status quo: de heersende ideologie “De heersende ideologie is altijd de ideologie van de heersende klasse. De moderne maatschappij heeft de klassen-tegenstellingen niet opgeheven, zij heeft slechts nieuwe klassen in plaats van de oude gesteld: die van loonarbeid en kapitaal. In dezelfde mate waarin het kapitaal zich ontwikkelt, ontwikkelt zich een klasse van moderne arbeiders, die alleen kunnen leven als zij arbeid vinden, en die alleen arbeid vinden als hun arbeid het kapitaal vermeerdert. In haar behoefte aan steeds meer afzet voor producten, jaagt het kapitaal over de gehele aardbol. Overal moet zij zich binnendringen, en overal dwingt zij een zogenaamde nieuwe beschaving af: de beschaving van de vrije markt. Zo schept het kapitaal zich een wereld naar haar eigen beeld.” (Communistisch Manifest, 1848) 2 revolutiejaar 1848 reeks opstanden in 1848/1849 in grote delen van Europa (een "Europese lente"), met als eisen: instelling van een liberaal politiek systeem een liberale grondwet democratisering & stemrecht februari: Frankrijk / maart: Oostenrijk, Hongarije, Duitsland, Italië, Zweden, Nederland, België deze opstanden oefenden grote invloed uit op de 2e helft van de 19e eeuw ~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~ positivisme en naturalisme in de 19e eeuw was natural philosophy geprofessionaliseerd tot een aparte beroepsgroep die erkenning eiste William Whewell introduceerde de termen scientist (bèta-wetenschapper) en physicist (natuurkundige) 3 dit onderscheid betekende een verschil in methode: science = positivistisch, filosofie = essentialistisch wetenschap boekt vooruitgang (door de kwantitatieve methode), filosofie niet wetenschappers moesten nu zelf epistemologische en ontologische vragen oplossen wetenschappelijke theorieën werden steeds mathematischer (abstracter), vooral sinds Fourier (1822) hoe kunnen mathematische formules een afbeelding vormen van de werkelijkheid? het succes van een theorie (voorspellen, technologie) is nog geen confirmatie van waarheid 4 waar de filosofie (sinds de Romantiek en het Idealisme) geassocieerd werd met speculatie, baseren de sciences zich uitsluitend op waarneming (empirie) en mathematische (rationele) principes filosofie werd geassocieerd met metafysica; experimentele wetenschap was gebaseerd op positief bewijs voorbeelden van de verschuiving van essentialistische verklaringen naar positivistische beschrijvingen: wat is warmte? het ontsnappen van caloric (gewichtloze vloeistof) of beweging van deeltjes (moleculen)? Antoine Lavoisier (1743-1794) introduceerde de calorische theorie van warmte (1783): caloric = wat warmte is Benjamin Thompson (Count Rumford, 1753-1814) experimenten suggereerden: warmte = beweging van deeltjes Jean-Baptiste Joseph Fourier (1768-1830) was geen natural philosopher, maar wiskundige in "the analytical theory of heat" (1822) introduceert hij een mathematische wet (Fourier's law) deze wet zegt niet wat warmte is (ontologie), maar beschrijft hoe het zich gedraagt (vgl. behaviorisme) namelijk: volgens bepaalde wetmatigheden; het fenomeen warmte kan mathematisch worden beschreven Fourier ondermijnde de afbeeldings-theorie: de werkelijkheid is niet kenbaar, alleen de fenomenen de afbeeldings-theorie is metafysica: er is geen manier om 'achter' de fenomenen te kijken we weten nooit wat het object van onze studie is; we kunnen alleen het gedrag ervan beschrijven we hebben geen voorstelling van de werkelijkheid nodig: wiskunde is het fundament voor wetenschap Michael Faraday (1791-1867) gebruikte in zijn theorie over magnetisme nauwelijks wiskunde, maar termen James Clerk Maxwell (1831-1879) vertaalde Faraday's theorie over magnetisme en electriciteit naar wiskunde Maxwell's puur wiskundige beschrijving verklaarde niet wat een electro-magnetisch veld is, alleen wat het doet zijn Maxwell's wiskundige formules die het magnetisch veld beschrijven een afbeelding? William Thomson / Lord Kelvin (1824-1907) meende dat we een theorie pas werkelijk begrijpen, als we er een fysische / ruimtelijke / mechanische voorstelling / model van kunnen maken Maxwell en Fourier braken met dit idee: wetenschap is niet gebaseerd op ruimtelijke / fysieke voorstelling het succes van wetenschap bleek niet af te hangen van 'echt begrip' (Kelvin) van de fenomenen; het beschrijven ervan volstaat (Ernst Mach, Pierre Duhem, Heinrich Herz verdedigden deze visie) de werkelijkheid 'an sich' kunnen we dus niet kennen, alleen de fenomenen deze benadering is kenmerkend voor stromingen als het positivisme, fenomenalisme, instrumentalisme ook binnen de opkomende mens- en geestes-wetenschappen doet de wetenschappelijke methode zijn intrede 3 Auguste Comte (1798-1857), grondlegger van de sociologie & wetenschapsfilosofie Comte introduceert de term positivisme: alleen het positief waarneembare is relevant (positivisme staat niet tegenover pessimisme; heeft niets te maken met optimisme, ambitie, etc) positief = aanwezig, direct aantoonbaar, verifieerbaar, bewijsbaar, niet absoluut, maar maximale zekerheid negatief = afwezig, indirect aantoonbaar, aannemelijk, circumstantial evidence = dus speculatief "If it is true that every theory must be based upon observed facts, it is equally true that facts can not be observed without the guidance of some theories. Without such guidance, our facts would be desultory and fruitless; we could not retain them: for the most part we could not even perceive them" Comte was een kind van de verlichting: geloof in vooruitgang, emancipatie, en solidariteit door kennis hij zag de ontwikkeling van een maatschappij in 3 stadia: • theologisch (religieus), waarin men gelooft in een absolute ordening der dingen • metafysisch (abstract/filosofisch), waarin men kritische vragen stelt aangaande deze ordening • positivistisch (wetenschappelijk), basis voor een nieuwe ordening (N.B: de periode van de pre-socraten t/m de middeleeuwen verliep in omgekeerde richting!) hij zag in de wetenschappelijke disciplines en hiërarchie van kennis: • natuurkunde - scheikunde - biologie - sociologie (geen psychologie, want is niet positivistisch) sociologie moest iets worden tussen filosofie, letteren en natuurwetenschap (gamma) • taak van de filosofie is het synthetiseren van alle exacte disciplines tot één systeem ~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~ aanval op het burgerlijk ideaal: mensgerichte filosofie na Hegel tot de 19e eeuw gold het concrete bestaan niet als het wezenlijke of diepere zijn van de mens zin en zijn van de mens (wat de mens is / betekent) wordt opgevat in algemene zin: dé mens en die mens had bepaalde eigenschappen, met als belangrijkste: de Rede (ratio / verstand) in de 19e eeuw krijgt het concrete bestaan van de individuele mens een diepere betekenis (Kierkegaard, Schopenhauer en Nietzsche zijn voorlopers van de levens-filosofie en het existentialsime) het ideaal van kritisch en autonoom denken ondergraaft het geloof in wetenschap en vooruitgang hiervoor in de plaats komen perspectivisme & (cultuur)relativisme, terwijl de hang naar vrijheid blijft bestaan net als na de wederopbouw (jaren '60) wordt er een kloof ervaren tussen het eigen innerlijk, en de maatschappij de welopgeleide, gevormde mens met een ontwikkeld gevoelsleven en oog voor kunst voelt zich vervreemd hij heeft de existentiële ervaring niet in de hypocriete, banale massa-maatschappij te passen (bohemien) als compensatie wordt gestreefd naar een verheven (al dan niet heroïsche) authentieke persoonlijkheid het subject keert zich dus naar binnen, kijkt diep in zijn eigen ziel, en streeft naar authenticiteit het Bildungs-ideaal radicaliseert, en wordt een strikt persoonlijke missie, een individueel project geen aanpassing aan een burgerlijk ideaal, maar de roeping om te worden wie je in je diepste wezen bent parallel aan dit geradicaliseerde idealisme ontwikkelt zich het naturalisme als niet-wetenschappelijke stroming naturalisme is een stroming in filosofie, literatuur en kunst, die beïnvloed is door de natuur-wetenschappen voornamelijk een reactie op het verlichtingsdenken, de Romantiek, en het (transcendentaal) idealisme en op het ideaalbeeld van de menselijke persoonlijkheid (autonomie, vrije wil, rationaliteit, emancipatie) net als het realisme (als stroming) gaat het naturalisme uit van een niet geïdealiseerd wereldbeeld het wil de werkelijkheid beschrijven op een objectieve, niet metafysische, en niet moraliserende manier sociaal-maatschappelijk & politiek zijn zowel het naturalisme als het realisme taboe-doorbrekend: onderwerpen als armoede, ziekte, gekte, sexualiteit, geweld en de dood worden niet gemeden nadruk ligt op het banale, ironische, ontnuchterende en bevreemdende van het alledaagse 4 de nadruk van Verlichting en idealisme op menselijke vrijheid is ingeruild voor determinisme / fatalisme de mens is niet vrij maar wordt bepaald door externe factoren: erfelijkheid, milieu, opvoeding en toeval - realisme richt zich meer op het sociaal-maatschappelijke, en heeft een meer politieke agenda: de sociale werkelijkheid (verpaupering van de arbeiders-klasse) kan (en moet) veranderd worden Marx (1948: Communistisch Manifest): "de heersende ideologie altijd de ideologie van de heersende klasse" ons denken en handelen wordt van buitenaf gestuurd door ideeën die de maatschappelijke moraal dicteren - naturalisme richt zich meer op het psychologische en biologische; schetst een pessimistischer wereldbeeld: het leven brengt onvermijdelijk ellende voort en het individu heeft weinig controle over zijn lot Darwin (1959: On the Origin of Species): mens en moraal zijn een product van een blind evolutie-proces naturalistische opvattingen zien we ook terug in theorieën over het subject, bij bijv. Nietzsche en Freud in tegenstelling tot verlichtingsdenkers (Descartes, Kant) schetsen zij de ziel als een peilloze donkere diepte, vol irrationele, pathologische, dierlijke, duistere krachten, die het leven achter onze rug om bepalen wat verlichtingsdenkers "het subject" noemen, is een illusie, of een dun laagje rationaliteit en beschaving volgens Nietzsche ontkent onze cultuur dat het leven beheerst wordt door de wil tot macht 5 de westerse cultuur is gericht op rationaliteit, ordentelijkheid, transparantie, proportionaliteit, beheersing in de 20e eeuw geeft Heidegger's fenomenologie (Sein und Zeit; 1927) een impuls aan het existentalisme 6 de kern van die stroming verwoordt Jean Paul Sartre als: "L'existence précède l'essence" 7 d.w.z: het concrete existerende individu heeft geen aangeboren bepaaldheid, aard, wezen of essentie; bepaaldheid, aard, wezen of essentie zijn sociaal-maatschappelijke en historisch-culturele stereo-typeringen Simone de Beauvoir stelt: "je wordt niet geboren als vrouw, je wordt een vrouw" (dit is in de kern het onderscheid dat het feminisme maakt tussen sexe en gender) ~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~ Søren Kierkegaard (1813-1855): vader van het existentialisme Kierkegaard heeft een afkeer van de systematische filosofie; daarin staat theorie boven de praktijk abstracties als dé mens, dé wereld en hét denken gaan niet over u of ik, maar over een ‘idee’ van de mens dit denken stelt het algemene (het abstracte) boven het bijzondere (de daadwerkelijke ervaring), van Descartes' "Cogito ergo sum" (1641) tot Hegel's "Phänomenologie des Geistes" (1807) Kierkegaard beschouwt de mens als een in de wereld gesitueerd wezen hij onderzoekt de concrete ervaring van het mens-zijn tegen de achtergrond van de cultuur wat is er voor nodig is om ‘iemand’ te zijn? (los van maatschappij, religie, wetenschap en cultuur) de mens is geen abstractie maar een concreet individu in concrete omstandigheden filosofie is voor Kierkegaard autobiografisch, denken vanuit een persoonlijke noodzaak, vanuit compassie voor de mens met als doel hem te bevrijden 1841 1843 1843 1844 1849 Over het begrip ironie Of / of Angst en beven Over het begrip angst Ziekte tot de dood Kierkegaard wil het wezenlijke van de mens vanuit zijn concrete bestaan begrijpen: onze identiteit, onze individualiteit, is het resultaat van een bepaalde activiteit ons handelen, ons doen en laten, bepaald wie we zijn we kunnen dus kiezen wie we zijn, wat voor een persoon, met welke waarden als we niet kiezen zijn we dus niet echt een persoon, maar slechts één van velen de eigen identiteit ontlenen aan de rol die de maatschappij je toebedeelt is niet echt iemand zijn mensen schikken zich gemakkelijk in een leven waarin zij ‘niemand’ zijn 5 mensen zijn ‘niemand’ of ‘niets’ als zij samenvallen met een abstract idee 'mens' of 'burger' de persoonlijke identiteit wordt dan bepaald door een abstract en algemeen begrip samenvallen met het burgerlijke levenspatroon dat de samenleving voortbrengt is oneigenlijk: aanpassen aan de heersende mores, de gebruiken en gewoonten die horen bij het moderne bestaan, om zodoende het eigen bestaan van betekenis te kunnen voorzien, is vluchten voor het leven i.p.v. de door de samenleving aangereikte verwachtingspatronen te volgen, en op te gaan in de massa, heeft het individu moed nodig om zichzelf te zijn; om te worden wie men eigenlijk is het individu zal zich bewust moeten worden van wat het inhoudt om keuzes te maken in het leven de esthetische en de ethische keuze wie we zijn wordt volgens Kierkegaard bepaald door hoe we keuzes maken keuzes op basis van ervaringsprikkels of spontane ingevingen worden gedreven door het verlangen, ze worden niet bepaald door een overdenking van de eigen individualiteit; wie men is of wil zijn een dergelijke manier van leven wordt van moment tot moment bepaald; is fragmentarisch in deze manier van leven manifesteert zich een zekere mate van oppervlakkigheid / onverschilligheid men voelt zich niet echt verantwoordelijk in het keuzeproces (vgl: "wij zijn ons brein") het estetische leven leidt tot een verenging van de persoonlijke bestaanshorizon / belevingswereld de aandacht is gericht op het momentane, het tijdelijke, het nu de esthetische keuze leidt tot voortdurende vertwijfeling en onrust, omdat de keuze als beslissing niet is ingegeven door een fundamentele overtuiging de mens blijft onzeker in zijn keuze en beleeft alleen voldoening door het genot van het moment gerichtheid op het verlangen maakt van de mens een speelbal binnen zijn eigen bestaanswijze Kant fundeerde de menselijke vrijheid in de autonomie: het niet gedetermineerd zijn door externe factoren noch door natuurwetten, noch door maatschappelijke mores vrijheid = autonomie = zelf-bepaling / zelf-wetgeving (auto = zelf, nomos = wet, bepaling) Kierkegaard volgt Kant, maar ziet de fundamentele keuze niet als een rationele, maar als existentiële keuze Of / of (1843) is een werk in 2 boeken, elk onder een pseudoniem, zogenaamd geredigeerd door Victor Eremita in het ene werkt Kierkegaard een hedonistisch (esthetisch) wereldbeeld uit, in het ander een moreel wereldbeeld waarin de relatie tot de samenleving centraal staat het 1e deel bevat korte essays die op humoristische, uitdagende wijze episodes uit het leven van 'A' beschrijven A leeft in de onmiddellijkheid van het bestaan, het hier en nu, en maakt er het beste van dat leven is hedonistisch, estetisch, en fragmentarisch; beweegt zich voortdurend tussen vervoering en verveling het 2e deel bevat twee brieven en een preek van een rechter: Wilhelm deze wil A aansporen om zijn fragmentarische, esthetische leven achter zich te laten een keuze te maken een keuze voor zichzelf, voor de "eeuwige plicht" en de verantwoordelijkheid; zichzelf serieus nemen geen uitvluchten meer, maar erkennen: "tegenover God sta ik altijd in het ongelijk" "Er zijn twee mogelijkheden: je doet het een of je doet het ander. Mijn oprechte mening en vriendelijk advies is: doe het of doe het niet; je zult van beide spijt hebben" onze keuze-vrijheid ligt besloten in het of / of van de Aristotelische logica (tertium non datur: wet van de uitgesloten derde / het uitgesloten midden: A = waar, of niet-A = waar in Hegel's dialectiek lost dit of / of op in de synthese: "de maatschappij dat ben jij" hierdoor wordt vrijheid onmogelijk; blijft het individu altijd deel van het geheel (de maatschappij) daadwerkelijk kiezen is altijd een radicale en ethische keuze in het maken van keuzes drukt de mens zijn identiteit en zijn verhouding tot de wereld uit het bewust maken van keuzes is dan ook een belangrijk aspect aan de opvoeding 6 in de afweging en overdenking daarvan confronteren wij ons als mens met het raadsel van het mens-zijn, en daarmee opent zich de oneindige diepgang van het bestaan aan ons de ethische keuze heeft een bevrijdende kwaliteit omdat men daarmee in contact komt met zijn bestemming de esthetische mens is gevangen binnen het beperkte ervaringspalet van genot en impulsen, de ethische mens is in staat zijn horizon te verbreden door zich te richten op zijn innerlijke drijfveren en geweten waar de esthetische keuze door de betrokkenheid op het moment slechts het tijdelijke tot doel heeft, wordt de ethische keuze bepaald door een gerichtheid op het eeuwige / oneindige (God) de mens die gewetensvol kiest richt zich op de kwaliteit van zijn innerlijk, zijn ziel in de ethische keuze wordt de mens geconfronteerd met zijn eigen individualiteit de ethische manier van leven behelst zowel de doordenking van het geweten, als het besef omtrent de innerlijke oneindigheid van het menselijke zijn de mens heeft angst voor zowel de eeuwigheid van het leven als de oneindige diepgang van de eigen ziel (het Engelse woord angst als synoniem voor fear / anxiety komt van Kierkegaard) de eeuwigheid van het leven is inzien dat we eigenlijk maar eendagsvliegen zijn in een oneindige keten 8 daarom vertoont de mens in het alledaagse bestaan een vluchtgedrag (Sartre noemt dit kwade trouw) het ‘niemand’ maakt een onopvallend en beperkt bestaan door en houdt zich schuil in het alledaagse (Heidegger noemt dit ‘niemand’ 'Das Man', oftewel 'het men') "Angst is de duizelingwekkende ervaring van vrijheid" "Het grootste gevaar, dat van jezelf verliezen, kan heel onopgemerkt in de wereld passeren, alsof het niets is. Geen ander verlies kan zo onopgemerkt blijven: een arm, een been, 5 kronen, een vrouw, zullen zeker opgemerkt worden." "Zodra je een label op me plakt negeer je me." om onze individualiteit vorm te geven moeten we het leven zelf ter hand nemen het individuele bestaan is dat van een eenling die zich als vreemdeling verhoudt tot de rest: "Om de waarheid te ontdekken wordt vereist: afzijdigheid van de kudde. En dat alleen al is genoeg om de mens banger te maken dan de dood. Want de mens is een kuddedier." later zal deze typering van de mens uitgangspunt vormen voor de filosofie van Nietzsche in de kern is dit kritisch bewustzijn t.o.v. het collectief al te vinden bij Kant (1784): "Heb de moed je van je eigen verstand te bedienen!" (Beantwortung der Frage: Was ist Aufklärung?) maar het gaat Kierkegaard daarbij niet om mondigheid, burgerschap, of vrijheid van meningsuiting "Mensen eisen vrijheid van meningsuiting als een compensatie voor de vrijheid van denken; iets dat ze nooit gebruiken." het gaat hem om het zelf denken als mens, als concreet existerend wezen, niet als autonoom burger voorbij het ethische ligt het geloof: volledige onthechting van het aardse en volledige overgave aan het geloof zoals Abraham die gehoor geeft aan God's oproep om zijn zoon Isaac te offeren voor Abraham is dit een existentiële opdracht, iets tussen hem en God, wat niemand verder aangaat; geen ethisch probleem waarover hij verantwoording zou moeten afleggen tegenover anderen "Het geloof is nu juist deze paradox dat de enkeling als deze enkeling hoger is dan het algemene, dat hij er tegenover in zijn recht staat, er niet aan ondergeschikt is maar erboven staat. Maar dan wel zo dat het hier om die enkeling gaat die na eerst als de enkeling aan het algemene ondergeschikt te zijn geweest nu via het algemene de enkeling wordt die als deze enkeling in een absolute verhouding tot het absolute staat." 7 m.a.w: terwijl begrippen als burger of individu begrepen worden in de context van het maatschappelijke, is de concrete mens die zichzelf tegenover God weet een waarachtig mens, niet te reduceren tot één van velen verantwoording is iets dat de mens verschuldigd is aan zichzelf en God, niet aan de ander (de maatschappij) "De bijbel is gemakkelijk te begrijpen. Maar wij christenen zijn een zooitje schimmige oplichters. Wij pretenderen de bijbel niet te begrijpen omdat we dondersgoed weten dat het moment dat we het begrijpen, we er ook naar moeten handelen." "De functie van bidden is niet om God te beïnvloeden, maar om degene die bidt te veranderen." "De trotse persoon wil altijd het goede, het juiste doen; het grootse. Maar omdat hij het op eigen kracht wil doen, is hij niet in gevecht met de mens, maar met God." "Er brak brand uit achter in het theater. De clown kwam het publiek waarschuwen, maar zij dachten dat het een grap was en applaudiseerden. Hij herhaalde zijn waarschuwing, maar het gelach werd alleen maar luider. Ik denk dat dat precies is zoals de wereld tot een einde zal komen." ~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~ Friedrich Nietzsche (1844-1900) 1844 1858 1859-1868 1869 1869-1876 1872-1874 1877 1877-1882 1881-1889 1885 1887 1888 1889 1900 geboren zoon van een Lutherse dominee eerste geschriften (over muziek, geschiedenis, wil & noodlot) elite gymnasium / internaat - studie theologie - studie filologie benoemd tot hoogleraar klassieke filologie Schopenhauer 9 / Wagner / kunst / tragedie / romantiek Die Geburt der Tragödie / Über Wahrheit und Lüge / Vom Nutzen und Nachtheil der Historie met pensioen wegens ziekte (na val van paard) breuk met Wagner / verwerping van Schopenhauer's Weltschmerz (tranendal) i.p.v. de tragedie & kunst -> positivisme / wetenschap / Voltaire (Verlichting vs. geloof) Morgenröte / Die fröhliche Wissenschaft / Also sprach Zarathustra / Jenseits von Gut und Böse / Zur Genealogie der Moral / Der Antichrist / Ecce Homo / Nietzsche contra Wagner / Wille zur Macht bekendste werk: Also sprach Zarathustra; Ein Buch für Alle und Keinen volgens hemzelf het belangrijkste boek van de 19e eeuw (minder dan 10% werd verkocht) brief: "Als ik je eens een idee kon geven van mijn eenzaamheid! Onder de levenden en onder de doden heb ik niemand met wie ik mij verwant voel..." correspondentie met de Deense professor Georg Brandes, die 1e colleges over Nietzsche geeft volledige mentale instorting; tot zijn dood verzorgd door zijn moeder en zus Elisabeth de brieven die hij nog schreef ondertekende hij met: "de gekruizigde" dood... zijn zus Elisabeth (anti-semitisch & nationalistisch) beheert (en 'corrigeert') zijn werk 10 Nietzsche = Maarten Luther van de filosofie: aanklacht in stellingen, beeldenstorm 11 "Afgodenbeelden omverwerpen, dat is mijn beroep" nihilisme & de dood van God Nietzsche maakt een analyse/diagnose van de tijdsgeest belofte van de Verlichting was vooruitgang door natuurbeheersing, rationaliteit, ontmythologisering, emancipatie in de 2e helft van de 19e eeuw raakt de liberalisering en industrialisering in een stroomversnelling de traditionele gemeenschap (Gemeinschaft) maakt plaats voor de liberale maatschappij (Gesellschaft;Tönnies) Nietzsche ziet echter geen Verlichting en vooruitgang, maar vooral desintegratie (der Tolle Mensch) de moraal blijft namelijk christelijk en slaafs: plicht (Kant), medelijden (Schopenhauer), utilisme (Bentham, Mill) kenmerken: verplichte naastenliefde, zelfverloochening, afkeer van zinnelijkheid, etc maar het geloof waar deze waarden uit voortkomen is uitgehold, mensen "geloven alleen nog op zondag" 8 “Waar God heen is?” [...] “Dat zal ik jullie zeggen! Wij hebben hem gedood, jullie en ik! Wij allen zijn zijn moordenaars! Maar hoe hebben wij dit gedaan? [...] Wie gaf ons de spons om de hele horizon uit te wissen? Wat hebben wij gedaan, toen wij deze aarde van haar zon loskoppelden? In welke richting beweegt zij zich nu? In welke richting bewegen wij ons? Weg van alle zonnen? Vallen wij niet aan één stuk door? [...] Dolen wij niet als door een oneindig niets? Ademt ons niet de ledige ruimte in het gezicht? [...] God is dood! God blijft dood! En wij hebben hem gedood! Hoe zullen wij ons troosten, wij moordenaars aller moordenaars? Het heiligste en machtigste, dat de wereld tot dusver bezeten heeft, is onder onze messen verbloed - wie wist dit bloed van ons af? [...] Is niet de grootte van deze daad te groot voor ons? Moeten wij niet zelf goden worden, om haar ook maar waardig te schijnen? Nooit was er een grotere daad - en wie er ook na ons geboren wordt, omwille van deze daad behoort hij tot een hogere geschiedenis dan alle geschiedenis tot dusver geweest is!” Hier zweeg de dolle mens [...] "Ik kom te vroeg," zei hij toen, "het is mijn tijd nog niet" “Wat zijn deze kerken eigenlijk nog, als ze niet de graven en gedenktekenen Gods zijn?” (Die Fröhliche Wissenschaft, 1882 & Also sprach Zarathustra, 1885) m.a.w: de christelijke God voldoet niet meer, de mensen hebben hem verwaarloost, dood laten bloeden heeft de moderniteit / Verlichting de mens dan dus niet bevrijd en geëmancipeerd? bevrijd, ja, van hun meester, en daarmee van hun horizon, hun richtsnoer... maar geëmancipeerd, nee! "Vrij noem jij je? Je heersende gedachte wil ik horen! Niet dat je aan een juk bent ontsnapt! Vrij waarvan... wat kan Zarathustra dat nou schelen? Helder echter moet mij je blik zeggen: vrij waartoe! Kun je je eigen goed en kwaad stellen en je wil boven je hangen als een wet? Kun je de rechter en wreker zijn van deze wet?" (Also sprach Zarathustra) nee, meent Nietzsche, de moderne mens kan dat niet (zichzelf de wet stellen, autonoom zijn, zelfbepalend & vrij) mensen willen hun existentiële twijfel, de fundamentele bestaansonzekerheid toedekken mensen zoeken veiligheid, zekerheid en garanties; iets wat ze vroeger in het geloof vonden de schijn ervan wordt ze in toenemende mate gegeven door vooruitgangsgeloof en de moderne maatschappij wetenschap, technologie en welvaart vergemakkelijken en veraangenamen het leven (gemak dient de mens) een relativistische houding compenseert zo het verlies van God, zin en Waarheid ("waar is de VOC-mentaliteit?") het wordt toegedekt door een decadent en nihilistisch optimisme, omdat "het ons immers zo slecht niet gaat" waarom nog streven naar de eeuwige rust, als we die eigenlijk al hebben bereikt? het geloof heeft plaats moeten maken voor de massa-cultuur en het kleine leven als opium voor het volk "Er heerst cosmopolitisme van spijzen, literatuur, kranten, vormen, smaken, landschappen..." de moderne mens verliest zichzelf in deze stroom, resulterend in: opportunisme, oppervlakkigheid, halfslachtigheid, impulsiviteit, onwaarachtigheid, onverschilligheid, zelfgenoegzaamheid, wilszwakte, gebrek aan motivatie en zelfvertrouwen, zelf-verloochening, en zelfverachting de liberale maatschappij is geen beschaving, het heeft een moraal gericht op ontbinding (emancipatie) het stelt geen nieuwe waarden in plaats van de oude, wat betekent dat men zelf zijn waarden moet scheppen maar de moderne mens is als een ontsnapte slaaf: hij heeft zijn ketens afgegooid, maar is nog steeds slaaf hij is weggevlucht van zijn heer, van God los; niet verdwaald, maar dolende, hij is zichzelf kwijt hij is niet opgewassen tegen de eisen van het moderne leven, zonder het leven te verloochenen dus verloochent hij het leven, en daarmee zich zelf, resulterend in nihilisme, decadentie, devaluatie en verval het nihilisme ziet hij als het grootste gevaar van zijn tijd: ontwaarding en verwaarlozing van de hoogste waarden "Ik zeg jullie: een mens moet chaos in zich hebben om een dansende ster te baren! Er komt een tijd dat de mens geen enkele ster meer baren zal. De tijd van de verachtelijkste mens komt, de mens die zichzelf niet meer verachten kan. Dat is de Laatste Mens. "Wat is liefde? Wat is scheppen? Wat is verlangen?" zo zal hij vragen. De aarde is dan klein geworden, en op die aarde huppelt de Laatste Mens, de mens die alles klein maakt. Zijn geslacht is onuitroeibaar, als de aardvlo. De Laatste Mens leeft het allerlangst. 'Wij hebben het geluk uitgevonden', zeggen de laatste mensen, en gaan weer zitten op de bank. Ze hebben alle oorden verlaten waar het leven hard was, want ze willen knusheid en warmte. [...] Men wordt niet meer arm en niet meer rijk: beide zijn te vermoeiend. Wie heeft er nog zin in regeren? Wie heeft er nog zin in gehoorzamen? Beide te vermoeiend. Iedereen wil gewoon hetzelfde, iedereen is gelijk. En wie er anders over denkt moet maar naar het gekkenhuis. 'Vroeger was de hele wereld gek' - zegt de laatste mens met een brave glimlach. Men weet nu wel beter, men heeft van alles geleerd over wat er ooit gebeurd is: dus kan men eindeloos spotten over het verleden. [...] 'Wij hebben het geluk uitgevonden' zegt de Laatste Mens." (Also sprach Zarathustra) 9 slavenmoraal & herenmoraal Nietzsche's levensfilosofie is een psychologie van het lijden: het leven is onzeker, met kansen en risico's, toeval en noodlot, pijn en lust, en eindigend in de dood de manier waarop mensen hier mee omgaan condenseert in een moraal, een levenshouding wat zegt de moraal die de moderne mens erop nahoudt over deze moderne mens? door de geschiedenis heen ziet Nietzsche steeds 2 soorten moraal werkzaam: 12 een herenmoraal en een slavenmoraal 13 1] de slavenmoraal = levensontkennend 14 rancuneus in het leven staan, zwelgen in ressentiment, slachtoffer zijn, niet handelen maar reageren, jezelf verloochenen en verwaarlozen door verlossing te zoeken in religie, ideologie, de groep, de massa-cultuur, amusement, verstrooiing, etc. 2] de herenmoraal = levensbevestigend onbevangen en vitaal in het leven staan, de bestaansonzekerheid niet toedekkend, de wil tot autonomie hebben, je te trainen in waarachtig leven, waarden als zelf-respect, voornaamheid en moed hoog in het vaandel hebben Dionysos & Apollo rede, religie en kunst openbaren niet de waarheid, maar verhullen haar verhullen de oneindigheid en zinloosheid van het heelal en de geschiedenis, de eindigheid van het leven de mens probeert de wereld te vereenvoudigen en te stileren met de troost van apollinische Die Geburt der Tragödie aus dem Geiste der Musik is een analyse van de Griekse tragedie de Griekse tragedie is een balans tussen enerzijds de rouw om de eindigheid en zinloosheid van het leven, anderzijds de zin & de moed om het te leven de Griekse mythologie spiegelt ons geen beter leven in het hiernamaals voor: zwaartepunt van het leven = nu de pre-socratische zin van het leven is tevens de tragiek (zinloosheid) ervan: zie de mythe van Sysifus15 2 tegengestelde krachten (gesymboliseerd door Dionysos en Apollo) werken in de tragedie samen - Dionysos is uitbundig, hij leeft in extase en toont scheppingskracht; zijn uitingsvorm is de muziek - Apollo is een toonbeeld van evenwicht, maat, en uiterlijke schoonheid Apollo versluiert de harde werkelijkheid achter de maskers van de tragische helden, door Dionysos komen we in aanraking met onze instincten, en met onze angst voor de dood dit duistere en emotionele in de cultuur werd geleidelijk aan verdrongen; door de filosofie, de Hinterweltler de Hinterweltler door Plato (later christendom) wordt de mens een 2e wereld voorgespiegeld: Waarheid = perfectie & permanentie de enige weg om tot die Waarheid te komen is de rede: filosofie en wetenschap werden serieus, te serieus in het christendom (= "platonisme voor het volk") werd onvoorwaardelijke overgave aan deze 2e wereld geëist "De christelijke kerk heeft niets onberoerd gelaten met haar verwoestingen, zij heeft van elke waarde een onwaarde, van elke waarheid een leugen, van elke rechtschapenheid een zielsgemeenheid gemaakt" de geschiedenis van geloof en de rede zijn een geschiedenis van een tragische verwarring van middel en doel religie en rede zijn middelen met als eigenlijk doel het leven te dienen, niet om "de Waarheid" te dienen maar steeds meer zijn religie en rede, God en Waarheid, opgevat als doel op zich, en het leven is steeds meer een middel geworden om het morele en het Ware te dienen deze karaktertrek maakte het mogelijk dat christendom en platonisme zo goed verzoenbaar waren beide doen ze "dit leven" in "deze werkelijkheid" af als schijn (eindig, contingent, imperfect) en stellen daar een "Ware Wereld" van perfectie en permanentie tegenover, of achter "[...] blijf de aarde trouw en gelooft niet degenen die u van bovenaardse verwachtingen spreken! Gifmengers zijn zij [...] Levensverachters [...]" (Also sprach Zarathustra) 10 Nietzsche hekelt de Hinterweltler, de profeet van de "Ware wereld" (Plato, het christendom) er is geen "Waarheid", er zijn slechts perspectieven op "de werkelijkheid" (perspectivisme) en deze perspectieven (relatieve waarheden) zijn voortdurend met elkaar in strijd om hun gelijk maar i.p.v. strijd propageert het christendom eenheid & vrede, met nederigheid, medelijden, vergeving als deugd strijd en spanning zijn taboe: vergeving & harmonie de norm (de andere wang toekeren) Nietzsche stelt daar tegenover: zonder strijd geen werkelijkheid, alle werkelijkheid is "wil tot macht" wanneer er niet meer wordt gestreden, is er alleen nog maar de verstarring en ontbinding van de dood een samenleving leeft slechts zolang ze een strijd van opvattingen en visies laat zien: - God bestaat slechts zolang er over Hem gestreden wordt - een mens is slechts een levende werkelijkheid als hij ook in zichzelf de strijd van mogelijkheden laat bestaan - strijd en spanning zijn fundamenteler dan vrede, verzoening en rust (dus Herakleitos i.p.v. Hegel) om strijd te beschouwen als slechts een verstoring van rust en orde is slavenmoraal het christendom heeft de zwakke mens verleid met de voorstelling van een leven na de dood als eeuwige rust - de strijd moet blijven voortduren, dus kan niet gericht zijn op de vernietiging van de (tegenst)ander - de moderne samenleving is geneigd de verscheidenheid onverschillig naast elkaar te laten bestaan: deze onverschillige tolerantie is decadent daarom hekelt hij het geloof in de mens, de rede, de vooruitgang als fundamenten van de moderne cultuur de moderne mens kan zichzelf de wet niet stellen, omdat hij niet gelooft in zijn eigen waar(he)den men conformeert zich uit opportunisme aan de geldende waarden, de heersende moraal, de Verlichting maar is tegelijkertijd "verlicht" genoeg om er niet echt in te geloven; resulterend in nihilisme en wilszwakte omkering van het platonisme de Europese cultuur is apollinisch, terwijl het dyonisische essentieel is voor een vitale balans met de Verlichting werd het niet beter, pas de Romantiek bracht de natuur weer in beeld het dionysische (roes, instinct, passie, drift, wil) staat tot het apollinische (bezinning, rede, soberheid, verhouding, verfijning, nuance) als de Romantiek (Sturm und Drang) tot de Verlichting Nietzsche wilde de spanning tussen het apollinische en het dionysische terugbrengen in de cultuur 16 Nietzsche's toon wordt harder en hij karakteriseert zijn werk als omgekeerd platonisme omkering van het platoons/christelijke denken betekent een her-ijking van waarden (Umwertung aller Werte) d.w.z. het humanisme van het christendom, de Verlichting en de liberale samenleving te boven komen tegenover het passief nihilisme van de moderne mens, stelt Nietzsche het actief nihilisme "God is dood!", en daarmee ook "de Waarheid" en "de mens" van het christendom, humanisme en moderniteit wie de dood van God uitspreekt, erkent de leegte, en neemt afstand van het laffe leven van de laatste mens de Übermensch & Wille zur Macht "Ik leer jullie over de Übermensch [...] de mens is iets dat overwonnen moet worden [...] de mens is geen doel maar een brug" (Zarathustra) de behoefte aan een betere wereld vloeit uitsluitend voort uit het onvermogen om te leven in het hier en nu christelijk en platoons dualisme zijn slaven-moraal voor bange mensen: slaven, kudde-dieren "angst schept goden", en hun "Gij zult!" creëert schuld & slecht geweten (Freud: über-ich): slavenmoraal de mens moet zichzelf overtreffen en vrijkomen van de slaaf: niet zijn zwakheden cultiveren maar zijn kracht niet begaan zijn met anderen uit plicht, door voorschriften, maar zijn eigen waarden scheppen de mens moet zich bevrijden van de slavenmoraal en een (aristocratische) Herrenmoral nastreven: d.w.z. een moraal van levensaffirmatie en van overwinning van tegenslagen: van het leven als wil tot macht Wille zur Macht = de dionysische bevestiging van de levenswil, het streven "voorbij goed & kwaad" de Übermensch heeft afgerekend met dogmatisme: de Waarheid, religie, metafysica, hoop, etc 11 maar men heeft een horizon (focus) nodig om te kunnen scheppen, dus moet men zijn eigen horizon scheppen dat betekent in de 1e plaats: in het reine komen met jezelf: wie ben je? wat wil je? waar sta je? dus i.p.v. de vraag "wat is de zin van het leven?" moet de vraag luiden "wat is de zin van mijn leven?" dus: ontdekken en omarmen van je levenslot, maar zonder fatalisme: amor fati (heb je lot lief) onschuld van het worden = leef alsof je leven zich eindeloos zal herhalen - en betreur niets als een spelend kind: spontaan, creatief, onschuldig, argeloos, vrij, in staat om te schenken, om te vergeten, en steeds opnieuw te beginnen, zonder rancune (Don Quichotte), maar met een lach... gevaar lopen, risico nemen, onvoorwaardelijk "ja!" zeggen tegen het leven zoals het is, zonder uitvluchten, zonder excuus Nietzsche is een filosoof van de argwaan, maar ook van de vrolijke wetenschap hij wil enerzijds ontmaskeren, anderzijds inspireren en aanmoedigen om zelf waardescheppend te leven, om jezelf uitvinden, om te ontdekken en te worden wie je eigenlijk zelf bent (levenskunst) een bevrijding, maar tevens een opdracht... 1 Charles Darwin: "On the origin of species by means of natural selection" (1859): geen dialectiek (convergentie), maar evolutie (diversificatie en specialisatie) 3 misverstanden aangaande recht van de sterkste (survival of the fittest): 1] "survival of the fittest" is van Herbert Spencer, Darwin spreekt van natural selection 2] betekent niet recht van de sterkste: heeft niets met moraal of recht van doen 3] fittest betekent ook niet: fit, in de zin van sterk of in vorm, maar aangepast (dynamisch!) degene (soort) die zich niet kan aanpassen / niet kan inspelen op veranderingen sterft (uit) op dezelfde wijze dat bedrijven failliet gaan; innovatie, competitie, list & bedrog zijn essentieel voor succes in de natuur heeft elk organisme zijn eigen plan/agenda (blind), de natuur is geen eenheid elk wezen en elke soort ontwikkelt zijn eigen overlevings-strategie organismen (ook de mens), zijn in de wereld om zich (hun DNA) te ontplooien de mens is niet de "kroon op gods schepping", maar een diersoort, onderheving aan evolutie-wetten d.w.z: wij, mensen, stammen niet af van de aap, maar zijn apen: meer specifiek: we zijn smalneus-apen, primaten, zoogdieren, gewerfelden, en eukaryoten 2 Hegel: "Consequent toegepast verwerpt het beginsel van de gelijkheid elk onderscheid en laat op die manier geen enkele staatsvorming toe" 3 William Whewell: The Philosophy of the Inductive Sciences (1840) 4 John Herschell, Auguste Comte, William Whewell en J.S. Mill hielden zich met deze discussie bezig 5 O mens! Geef acht! Wat spreekt de diepe middernacht? Ik sliep, ik sliep - Uit diepe droom ontwaakt, sta ik op wacht: De wereld is diep, Dieper dan de dag zich dacht Diep is haar pijn, Lust voor het leven is dieper nog dan het hart dat lijdt Pijn spreekt: verdwijn! Maar alle Lust wil eeuwigheid, wil diepe, diepe eeuwigheid 6 filosofen en schrijvers die (soms tegen wil en dank) geassocieerd worden met het existentialisme: Søren Kierkegaard, Friedrich Nietzsche, Martin Heidegger, Jean-Paul Sartre, Simone de Beauvoir, Karl Jaspers, Maurice Merleau-Ponty, Albert Camus, Emmanuel Levinas, Martin Buber, Hannah Arendt, Gabriel Marcel, Fyodor Dostoyevsky, Paul Tillich, Karl Barth, Thomas Carlyle, José Ortega y Gasset, Franz Rosenzweig 7 in: L'existentialisme est un humanisme (1946) Peter Sloterdijk stelt dat de moderne mens zo egocentrisch is dat hij niet meer in staat is te sterven: "Alle primaire vijandigheden zijn te herleiden tot het feit dat de dood is afgesplitst van het leven [...] wie inziet dat de kringloop van vervreemding en vlucht ten slotte altijd wordt gesloten door de eigen dood, die moet ook begrijpen dat men de cirkelgang beter andersom kan laten verlopen, via het leven in plaats van de verdoving, via het risico in plaats van de beveiliging, via de belichaming in plaats van de gespletenheid" voor wie de realiteit volstrekt begrijpelijk acht, en in elk mysterie slechts een verkeerd gestelde vraag ziet, is geen plaats meer voor de erkenning dat er nog iets anders zou zijn dan materieel eigenbelang; deze metafysicaloze filosofie kan zich niets meer voorstellen bij iets dat het eigen leven overstijgt de dood kan alleen maar een overgang naar het Niets zijn, en vanuit die visie streeft men nog slechts met alle middelen naar zelfbehoud 8 12 Arthur Schopenhauer (1788-1860): hekelt Hegel (de absolute geest & teleologie) 1819: Die Welt als Wille und Vorstellung (de wereld als wil en voorstelling) Hegel ziet geest (de rede / rationaliteit/ bewustzijn) in de natuur werkzaam, Schopenhauer ziet de blinde wil als beginsel het is de drang om te bestaan die in alles werkzaam is, maar geen verlangen wordt echt bevredigd de wil is de bron van het oneindige lijden van de wereld, en dat allemaal zonder enige reden of doel (Weltschmerz) de wil is niet alleen blind en dom, maar ook onvrij: de noodzaak die we in de natuur kennen als causaliteit & streven de menselijke wil lijkt gestuurd door motieven maar is zelf ook blind en dom het denken onttrekt zich niet aan de wet waaraan de gehele natuur onderworpen is uitweg uit dit determinisme veronderstelt een hogere ethiek: de negatie van de wil onzelfzuchtigheid, medelijden, en ascese (vgl. Diogenes van Sinop, Epicuris, stoicijnen, christendom, boeddhisme, hinduïsme) religie biedt het volk deze ethiek in de vorm van begrijpelijke sprookjes (vgl. Spinoza) de filosofie in de vorm van denken en het inzicht: "Het leven is een hachelijke onderneming; ik heb besloten het door te brengen met erover na te denken" 9 10 Nietzsche = anti-humanistisch, anti-moralistisch, anti-democratisch, anti-egalitair, anti-socialistisch, anti-collectivistisch, anti-feministisch, anti-intellectualistisch, anti-pessimistisch, anti-christelijk / anti-religieus, anti-nationalistisch, maar niet anti-semitisch ! lhoewel hij in Der Anti-Christ stevig uithaalt naar Luther en de protestanten... Nietzsche is als een profeet: hij bewijst niets, maar proclameert in aforismen, fragmenten, spreuken, spot, satire. zijn schrijven is bewust niet systematisch: geen bewijsvoering, geen eenheid in tekst(en): onderwerping aan een systeem (Kant, Hegel) vond hij een zwakte / ziekte geen onderscheid tussen filosofie en poëzie; hij laat zich niet in een hokje duwen / inpakken vandaar: filosoof met de hamer & filosoof van de argwaan (met Marx & Freud) 11 het gaat hierbij niet over een onderscheid tussen mensen op basis van afkomst (aristocratie versus het volk) maar over de keuzes die mensen maken: de slaaf zit in iedereen de moderne mens wordt (nog) gekenmerkt door een slavenmoraal: weglopen voor de eigen verantwoordelijkheid maar de moderne tijd vraagt om een herenmoraal: men moet zijn eigen leven richting geven, zijn eigen waarden scheppen 12 "Er is herenmoraal en slavenmoraal [...] De voorname mens zondert de wezens van zich af waarin het tegendeel van die verheven, trotse inhouden tot uiting komt: hij veracht hen. [...] Veracht wordt de laffe, angstige, kleinmoedige, geborneerd om nuttigheid bezorgde mens; en ook de wantrouwige met zijn bevangen blik, de zich vernederende, het hondse type mens dat zich laat mishandelen, de bedelende flikflooier en vooral de leugenaar; in hun hart geloven alle aristocraten dat het gewone volk leugenachtig is. 'Wij waarachtigen', zo noemden zich de edelen in het oude Griekenland. [...] De mens van het voorname type is voor zijn gevoel zelf waardebepalend, hij heeft geen goedkeuring nodig, [...] hij is waardenscheppend. [...] Op de voorgrond staat het gevoel van overvloed, van macht die wil overstromen, het geluk van de hoogspanning, het bewustzijn van een rijkdom die zou willen schenken en afstaan; ook de voorname mens helpt de ongelukkige, niet of bijna niet uit medelijden, maar meer uit een drang die door de overstromende macht wordt veroorzaakt. De voorname mens eert in zichzelf de machtige én degene die macht over zichzelf heeft, die weet te spreken en te zwijgen, die met genoegen strengheid en hardheid jegens zichzelf betracht [...] Voorname, dappere mensen die zo denken staan het verst af van de moraal die juist in medelijden [...] of onbaatzuchtigheid een blijk van moraliteit ziet [...] Het zijn de machtigen die kunnen bewonderen, het is hun kunst, hun terrein waar ze hun uitvindingen doen. Diepe eerbied voor ouderdom en traditie [...]; en als omgekeerd de mensen met 'moderne ideeën' bijna instinctief aan ‘vooruitgang' en 'de toekomst' geloven en steeds meer tekortschieten in achting voor de ouderdom, verraadt zich daarin al voldoende de weinig voorname oorsprong van deze 'ideeën'. [...] Anders is het gesteld met het tweede type moraal, de slavenmoraal. Indien de overweldigde, verdrukte, lijdende, onvrije, onzelfverzekerde en vermoeide mensen gaan moraliseren: wat zal dan de gemeenschappelijke noemer van hun morele waardeschattingen zijn? Waarschijnlijk zal er een pessimistische argwaan tegen de gehele situatie van de mens in tot uitdrukking komen, misschien een veroordeling van de mens met inbegrip van zijn situatie. Het oog van de slaaf beziet de deugden van de machtigen met afgunst: hij heeft scepsis en wantrouwen [...]. Omgekeerd worden die eigenschappen te voorschijn gehaald en met licht overgoten, die ertoe dienen de lijdenden het bestaan te verlichten: hier komen het medelijden, de gedienstige, hulpvaardige hand, het warme hart, het geduld, de vlijt, de deemoed, de vriendelijkheid tot eer en aanzien - , want dat zijn hier de nuttigste eigenschappen en bijna de enige middelen om de druk van het bestaan te verdragen. De slavenmoraal is in essentie een nuttigheidsmoraal. Dit is de ontstaansbron van die vermaarde tegenstelling tussen 'goed' en 'kwaad' [...] binnen de denktrant der slaven [is de goede] de ongevaarlijke mens: hij is goedig, gemakkelijk te bedriegen, een beetje dom wellicht, een brave burger. Overal waar de slavenmoraal terrein wint, vertoont de taal de neiging de woorden 'goed' en 'dom' tot elkaar te laten naderen." (Jenseits von Gut und Böse / Voorbij goed en kwaad, boek IX , 260) 13 14 slavenmoraal is rancune en ressentiment jegens (de macht en het leven van) de heersende klasse "Want wij hebben den strijd niet tegen vlees en bloed, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de geweldhebbers der wereld, der duisternis dezer eeuw, tegen de geestelijke boosheden." [Efeziërs 6:12] Sisyphos daagde de goden uit, die Thanatos (de Dood) op hem afstuurden. Sisyphos wist Thanatos vast te binden. Ares bevrijdde hem pas dagen later, zodat er al die tijd niemand op Aarde stierf: (onsterflijkheid). Sisyphos werd door de goden gesommeerd te sterven, maar gaf zijn vrouw opdracht hem niet te begraven, en geen muntje onder de tong te leggen, zodat hij niet veerman Charon kon betalen om de Styx over te varen. Aangekomen in de onderwereld klaagde hij bij Hades over nalatigheid van zijn vrouw, die hem terug stuurde om de rituelen af te handelen. Sisyphos wilde niet terugkeren en besloot nog een tijd door te leven. Tenslotte werd hij veroordeeld een zwaar rotsblok tegen een steile berg op te duwen, dat echter telkens van de top weer in de diepte rolde waardoor hij gedoemd was. 15 16 zijn hoop was aanvankelijk gevestigd op de componist Richard Wagner (1813-1883) na 1877 keerde Nietzsche zich van Wagner af en maakte hem in zijn latere geschriften zelfs belachelijk 13