Thema 25 Tellen en rekenen met grotere getallen - Profi

advertisement
Verwerkingsopdrachten
Didactiek voor de onderwijsassistent; OA4
ISBN 97890 8524 0792
Thema 25 Tellen en rekenen met grotere
getallen
Verwerkingsopdrachten thema 25 Didactiek voor de onderwijsassistent OA4
pagina 1
© Uitgeverij Angerenstein BV Velp
Opwarmen en oriënteren
Opdracht 1
De bedoeling van deze opdracht is dat je je voorkennis over tellen en rekenen met
grotere getallen opfrist.
1 Met welke problemen krijgen kinderen te maken bij tellen en rekenen met
grotere getallen?
2 Op welke leeftijd denk je dat kinderen deze materie aan kunnen?
3 Welke begrippen komen bij tellen en rekenen met grotere getallen aan de
orde?
4 Welke hulpmiddelen kunnen kinderen gebruiken bij rekenen met grotere
getallen?
Verwerkingsopdrachten thema 25 Didactiek voor de onderwijsassistent OA4
pagina 2
© Uitgeverij Angerenstein BV Velp
Herkennen en onderscheiden
Opdracht 2
Het doel van deze opdracht is dat je de juiste betekenis van de begrippen uit dit
hoofdstuk kent.
Geef de juiste betekenis van de volgende begrippen door:
 het begrip in eigen woorden te formuleren;
 een voorbeeld te geven waarbij je het begrip toepast.
5 schattend rekenen
6 hoofdrekenen
7 kolomrekenen
8 cijferen
9 splitsen
10 flitskaarten
Verwerkingsopdrachten thema 25 Didactiek voor de onderwijsassistent OA4
pagina 3
© Uitgeverij Angerenstein BV Velp
Begrijpen en toepassen
Opdracht 3
Beantwoord de volgende vragen. Lees hiervoor het hele thema.
11 Welke manieren van rekenen zijn er bij rekenen met grote getallen?
12 Geef bij elke manier een zelfbedacht, realistisch voorbeeld.
13 Wat moet je goed beheersen om te kunnen kolomrekenen?
14 Wat is het voordeel van de nieuwe deelaanpak?
15 Waar gaan kinderen op het laatste nog al eens de mist in bij kolomrekenen?
Verwerkingsopdrachten thema 25 Didactiek voor de onderwijsassistent OA4
pagina 4
© Uitgeverij Angerenstein BV Velp
Onderzoeken en oefenen
Opdracht 4
En hoe zit het met je eigen vaardigheid?
12 Hieronder staan we sommen.

Reken ze uit op de manier die jou het handigste lijkt.

Reken ze uit met behulp van kolomrekenen zoals in dit thema is uitgelegd.
Schrijf heel goed jouw werkwijzen op.
13 Ga nu in een groepje bij elkaar zitten.

Vertel elkaar hoe je de sommen hebt aangepakt.

Bespreek ook welke manier van aanpakken voor de leerlingen handig is: denk
aan de snelle, slimme rekenaar, maar ook aan de zwakke rekenaar.
14 Deel jullie bevindingen met de rest van de groep.
Hier de sommen:
1 Groep 8 gaat drie dagen op schoolreis. Er is een begroting gemaakt van 22 53
euro. Door de leerlingen zelf is met het doen van klusjes 476 euro verdiend. Hoeveel
geld moet er nog komen?
2 Er zitten 28 kinderen in de klas. Het bedrag dat nog over is bij opdracht 1 moet
door de ouders van deze kinderen worden betaald. Hoeveel moet elke ouder
betalen?
3 Nog niet begroot is het uitstapje aan het attractiepark. Dit wordt echter betaald door
de ouderraad. Er zijn 28 kinderen en drie leerkrachten. De entreeprijs is 17 euro.
Hoeveel moet de ouderraad bijdragen?
4 Hoeveel kost de schoolreis van groep 8 is zijn totaal?
Verwerkingsopdrachten thema 25 Didactiek voor de onderwijsassistent OA4
pagina 5
© Uitgeverij Angerenstein BV Velp
Download