Verwerkingsopdrachten Cliënt en omgeving; saw 3 & 4 ISBN 97890 8524 1485 Thema 12 Mensen met een orgaanbeperking Verwerkingsopdrachten thema 12 Cliënt en Omgeving; saw 3 & 4 pagina 1 © Uitgeverij Angerenstein BV Velp Opwarmen en oriënteren Opdracht 1 Het doel van deze opdracht is dat je je voorkennis over orgaanbeperkingen opfrist. Beantwoord de volgende vragen naar eigen inzicht: 1. 2. 3. 4. Weet je wat orgaanbeperkingen zijn? Kun je er een paar noemen? Ken je mensen in je omgeving die een orgaanbeperking hebben? Welke invloed heeft die beperking op hun leven? Verwerkingsopdrachten thema 12 Cliënt en Omgeving; saw 3 & 4 pagina 2 © Uitgeverij Angerenstein BV Velp Herkennen en onderscheiden Opdracht 2 Het doel van deze opdracht is dat je de juiste betekenis van de begrippen uit dit thema kent. Geef de juiste betekenis van de volgende begrippen door: het begrip in eigen woorden te formuleren; een voorbeeld te geven waarbij je het begrip toepast. 5. Chronische ziekte 6. Coronaire hartziekte 7. Hartinfarct 8. Conditionele beperking 9. Hart- vaatziekten 10. Angina pectoris 11. Schijf van Vijf 12. Cara 13. Astma 14. Inspanningsastma 15. COPD 16. Chronische bronchitis 17. Longemfyseem 18. Diabetes mellitus 19. Glucose 20. Hypoglykemie of hypo 21. Hyperglykemie of hyper Verwerkingsopdrachten thema 12 Cliënt en Omgeving; saw 3 & 4 pagina 3 © Uitgeverij Angerenstein BV Velp Begrijpen en toepassen Opdracht 3 Lees de tekst over hart- en vaatziekten in 1.2.2 en beantwoord de volgende vragen. 22. Waar kan een vernauwing van de kransslagader toe leiden? 23. Wat is het verschil tussen een angina pectoris en een hartinfarct? Opdracht 4 Lees de tekst over longaandoeningen in 1.2.3 en maak de volgende opdracht. Waar of niet waar? (Leg uit waarom iets niet waar is) 24. Kinderen hebben bijna nooit longaandoeningen 25. Astma komt alleen bij kinderen voor 26. Astma houd je je leven lang 27. Roken heeft met name bij astmapatiënten invloed op de gezondheid 28. Mensen met chronische bronchitis hebben een droge hoest 29. Zowel astmapatiënten als mensen met COPD hebben voortdurend klachten Opdracht 5 Lees de tekst over diabetes mellitus in 12.4 en beantwoord de volgende vragen: 30. Hoe wordt diabetes mellitus ook wel genoemd? 31. Waarom is glucose zo belangrijk voor het lichaam? 32. Kun je de twee types diabetes kort omschrijven? 33. Wat is een hypo? 34. Wat is een hyper? Opdracht 6 Hoe zit dat? Verwerkingsopdrachten thema 12 Cliënt en Omgeving; saw 3 & 4 pagina 4 © Uitgeverij Angerenstein BV Velp Lees de tekst in tip 2 en onderstaande situaties en maak de vragen. Situatie 1 Mevrouw de Boer heeft net een hartinfarct gehad. 35. Hoe kan mevrouw de Boer nu het beste gaan leven? Lees de tekst in tip 6 en 7 en maak de vragen? Situatie 2 Daniëlle voelt zich vermoeid en heeft last van hoofdpijn. Ze valt bijna in slaap. Ze drinkt veel maar houdt een droge mond. 36. Heeft Daniëlle een hyper of een hypo? 37. Wat kan Daniëlle doen? Verwerkingsopdrachten thema 12 Cliënt en Omgeving; saw 3 & 4 pagina 5 © Uitgeverij Angerenstein BV Velp Onderzoeken en oefenen Opdracht 7 Het doel van deze opdracht is dat je niveaus en aspecten herkent in een praktijksituatie. Vorm groepjes van vier personen. Leesonderstaande case en bespreek die met Elkaar. Beantwoord de vragen. Case Je werkt in een verzorgingshuis. Je zit met een groep cliënten in de huiskamer en doet een spelletje mens erger je niet. Harm van 74 is aan de beurt, maar hij doet niets. Als je opkijkt, zie je dat zijn gezicht vertrokken is. Hij hijgt en ziet bleek. Hij houdt zijn handen bij zijn borst. 38. Wat kan hier aan de hand zijn en waarom denk je dat? 39. Wat kun je doen of adviseren? 40. Wanneer is het moment aangebroken dat je je leidinggevende waarschuwt of een andere deskundige? Verwerkingsopdrachten thema 12 Cliënt en Omgeving; saw 3 & 4 pagina 6 © Uitgeverij Angerenstein BV Velp