Verwerkingsopdrachten Didactiek voor de onderwijsassistent; OA4 ISBN 97890 8524 1294 Thema 26 Aanvankelijk en voortgezet lezen Verwerkingsopdrachten thema 26 Didactiek voor de onderwijsassistent OA4 pagina 1 © Uitgeverij Angerenstein BV Velp Opwarmen en oriënteren Opdracht 1 De bedoeling van deze opdracht is dat je je voorkennis over aanvankelijk en voortgezet lezen opfrist. 1 Op welke manieren kun je kinderen voorbereiden op leren lezen? 2 Op welke manieren bereiden kinderen zich zelf voor? 3 Wat weet je nog van jezelf over leren lezen: Welke woorden leerde je als eerste? Hoe ging dat leren lezen in zijn werk? Wat waren de eerste boekjes die jij las? 4 Houd jij van lezen? 5 Wat lees jij het liefst in je vrije tijd? 6 Vind je het leuk om voor te lezen? 7 Loop jij voor je plezier rond in een bibliotheek of boekwinkel en waar kijk je dan naar? Verwerkingsopdrachten thema 26 Didactiek voor de onderwijsassistent OA4 pagina 2 © Uitgeverij Angerenstein BV Velp Herkennen en onderscheiden Opdracht 2 Het doel van deze opdracht is dat je de juiste betekenis van de begrippen uit dit hoofdstuk kent. Geef de juiste betekenis van de volgende begrippen door: het begrip in eigen woorden te formuleren; een voorbeeld te geven waarbij je het begrip toepast. 8 discrimineren 9 auditieve discriminatie 10 visuele discriminatie 11 auditieve analyse 12 auditieve synthese 13 visuele analyse 14 visuele synthese 15 temporeel ordenen 16 spatieel ordenen 17 klankpositie bepalen 18 letterpositie bepalen 19 klank 20 letter 21 klank-tekenkoppeling 22 aanvankelijk lezen 23 structuurwoorden 24 grafeem 25 foneem 26 AVI 27 beheersingsniveau 28 instructieniveau 29 frustratieniveau 30 studerend lezen 31 begrijpend lezen 32 leesstrategieën Verwerkingsopdrachten thema 26 Didactiek voor de onderwijsassistent OA4 pagina 3 © Uitgeverij Angerenstein BV Velp Begrijpen en toepassen Opdracht 3 Beantwoord de volgende vragen. Lees hiervoor paragraaf 26.2 en 26.3. 33 Is een letter altijd een klank en een klank altijd een letter? Leg uit. 34 Welke taalvaardigheden zijn van belang bij het leren lezen. 35 Kijk naar de afbeeldingen in paragraaf 26.2 en 26.3. Wat kun je doen met een structureerstrook? En wat met een klikklakboekje? 36 Wat wordt bedoeld met automatiseren? 37 Maak een wisselrijtje, begin met het woord boos. 38 Op welke manieren kun je als onderwijsassistent worden ingezet bij aanvankelijk lezen? Noem er drie. Opdracht 4 Deze vragen gaan over paragraaf 26.4 en 26.5. 39 Wat wordt bedoeld met voortgezet lezen en welke onderdelen horen daarbij? 40 Leg uit wat AVI-lezen inhoudt. 41 In welke leerjaar is het de bedoeling dat een leerling het technisch lezen op AVIniveau 9 beheerst? 42 Op welke manieren kun je in hogere klassen het technisch lezen blijven oefenen? Noem er drie. 43 Op welke drie manieren kun je een leerling met een andere leerling het lezen laten oefenen? 44 Welke vier leeststrategieën onderscheiden we? Leg ze ook uit. 45 Noem drie leesdoelen. 46 Op welke manieren kun je als onderwijsassistent worden ingezet bij voortgezet lezen? Verwerkingsopdrachten thema 26 Didactiek voor de onderwijsassistent OA4 pagina 4 © Uitgeverij Angerenstein BV Velp Onderzoeken en oefenen Opdracht 5 Aanvankelijk lezen Lees nogmaals paragraaf 26.2 en 26.3 over aanvankelijk lezen. Lees ook paragraaf 26.6. 47 Bedenk met de woorden maan, vis, sok en pen allerlei opdrachten en oefeningen: om de deelvaardigheden te oefenen (paragraaf 26.2) en om met kinderen te oefenen in het lezen en maken van woorden (paragraaf 26.3). 48 Ga in een subgroep bij elkaar zitten en vertel aan elkaar welke oefeningen je bedacht hebt. Bewaar de oefeningen; je kunt ze op je BPV uitproberen. 49 Kies drie of vier opdrachten uit en voer die uit in de subgroep. Bespreek daarna of dit zinvolle oefeningen zijn. Verwerkingsopdrachten thema 26 Didactiek voor de onderwijsassistent OA4 pagina 5 © Uitgeverij Angerenstein BV Velp Opdracht 6 Voortgezet lezen Doe deze opdracht in een groep van drie of vier. Lees paragraaf 26.4 t/m 26.6 nog eens door. Beantwoord de volgende vragen en maak de opdrachten. 50 Kun je deze tekst gebruiken voor begrijpend lezen, studerend lezen of beide? Leg je antwoord uit. 51 Bedenk vier opdrachten bij deze tekst waarbij je de vier leesstrategieën aan de orde laat komen. 52 Welke leesdoelen kunnen bij deze tekst van toepassing zijn? Leg je antwoord uit. Je eigen mening volgen. Op een dag gingen een vader en zijn zoon op reis. De vader gaf er zelf de voorkeur aan te lopen en zette zijn zoon op de rug van de ezel. Zo gingen zij op weg tot zij een paar mensen tegenkwamen die zeiden: ‘Zie daar de wereld op zijn kop. De jeugd heeft geen respect meer voor de ouderdom. Die gezonde jongen rijdt op een ezel, terwijl zijn arme, vermoeide vader nauwelijks vooruit komt.’ Toen de jongen dit hoorde stond hem het schaamrood op de kaken. Hij stapte af en stond erop dat zijn vader verder zou rijden. Zo liepen ze voort, vader op de ezel en de jongen te voet. Even later kwamen ze weer mensen tegen die zeiden: ‘Moet je dat zien! Wat een ontaarde vader, die zelf lekker op de ezel zit en zijn kind laat lopen.’Na dit verwijt draaide de n vader zich naar zijn zoon en zei: ‘Kom, dan zullen we samen op de ezel rijden.’Zo vervolgden ze hun weg, tot zij mensen tegenkwamen die zeiden: ‘Kijk, dat arme beest! Zijn rug zakt door onder het gewicht van hen beiden, wat een dierenbeulen!’ Daarop zei de vader tot zijn zoon:‘Laten we afstappen. Het is beter dat we allebei te voet gaan, dan kan niemand ons nog verwijten maken.’Zo liepen ze verder achter hun ezel. Tot een stel voorbijgangers wederom commentaar leverde: ‘Zie wat voor dwazen er op de wereld zijn. Ze lopen in de brandende zon en geen van beiden denkt eraan op de ezel te gaan zitten.’De vader draaide zich om naar zijn zoon en zei: ‘Je hebt het gezien, mijn zoon. Hoe je je ook gedraagt, op- en aanmerkingen zullen altijd je deel zijn. Leer daarom je eigen mening te volgen.’ Verwerkingsopdrachten thema 26 Didactiek voor de onderwijsassistent OA4 pagina 6 © Uitgeverij Angerenstein BV Velp